Schouburg/Deel III/Naamrol 212-219
< Schouburg/Deel III/Naamrol 176-211 | Schouburg/Deel III/Naamrol 212-219 | Schouburg/Deel III/Naamrol 220-233 > |
---|
212
het potsig levens bedryf van Jan Klaasze en Saartje Jans. Maar 't geen onder alle
in Konst van schilderen deursteekt, is het zoo genaamde Familiestuk, waar in hy
zig zelf, zyn vrouw en kind verbeeld heeft, 't geen meer gemelde Heer Witzen,
wanneer hy gestorven was, uit het boelhuis kogt. Dit had hy tot een staal van zyn
penceels vermogen, door langen tyd, en yver bewerkt, 't welk thans berust by zyn
oudsten zoon, wiens beeltenis, nog jong zynde, daar in afgebeeld is.
Hy stierf op den 20 van Wiedemaand 1705.
Ik lees ergens: Dat de aart der zaken leert eene wetenschap zoodanig te
bevlytigen, dat men ook andere Konsten en Wetenschappen niet onaangeroert late,
maar vlytig daar uit trekke al wat tot cieraad en voltoojing kan dienen van die
beyvering die men zig heeft voorgestelt; want niemant steekt recht uit in eenige
Wetenschap, die geheel onbedreven is in andere, zynde alle de Konsten en
Wetenschappen als door eenen gemeenen bant aan een gestrengelt.
Men moet zig dan niet houden in den omtrek van eenige wetenschap, maar
somtyds uitweiden in beemden van andere Wetenschappen en Konsten.
[Joan de Biskop]
Deze redenering kon ik op niemant beter passen, dan op den beroemden Tekenaar
J O A N D E B I S K O P , geboren in 's Gravenhage in den jare 1646.
Deze was een geleert pleitbezorger voor den Edelen Hove van Holland, en teffens
een beminnaar, en oeffenaar van de Konst, die door zyne konstige wyze van
teekenen met het penceel op wit papier, even als een welbedreven hand door de
verwe, yder meesters byzondere wyze van behandelinge zoo konstig wist na te
bootsen, dat men straks met den eersten opslag van 't gezigt konde zien, of zyne
Teekening gevolgt was
t.o. 212
213
naar een schildery van Tintoret, Bassan, Karats, P. Veronees, Rubbens, van Dyk
en zoo voort: waarom de zelve ook by de konstminnaars in groote waarde gehouden
worden. Om welke verwonderlyke wyze van teekenen, wy zyn naam niet alleen,
maar ook zyn beeltenis (gevolgt naar de afschildering van Jan de Baan, in de Plaat
H 19.) onder de Konstschilders van zynen tyd geplaatst hebben.
Hy heeft ook byzonder grooten dienst aan de Leerlingen van de Konst gestaan,
door zyn fraaije Etskonst, waar door hy de schilderjeugt met de hand als by trappen
opleid tot de Hoogeschool der Teekenkonst, haar voorstellende de waardigste en
berugtste voorwerpen van de Konst die Rome bezat.
't Is te beklagen, dat zulk een yvervier naa het verloop van 40 jaren wierd
uitgeblust. Want hy is gestorven in 't jaar 1686.
[Ary Huibertsz Verveer]
A R Y H U I B E R T S Z V E R V E E R is geboren te Dordrecht, dog de tyd van zyn
geboorte blyft my onbekent, maar hy kwam in 't jaar 1646, te gelyk met Gerard de
Jager, Dortenaar, zee- en stille water schilder, Abraham Susenier, mede van Dord,
en een fraai schilder van stil leven, inzonderheid zilverwerk, en Arnout Elzevier,
Landschap- en brantschilder, in het Konstgenootschap van St. Lucas te Dordrecht.
Hy schilderde somtyts pourtretten, maar meest Historien, en wel zulke daar veel
naakten in kwamen. Zyn stukken waren best, om wat uit de hand gezien te worden,
wyl hy de zelve wat robbelig en ruw schilderde. Het meeste dat de konstkenners
tegen zyn werk hadden, was, dat hy het vlees te tanig van koleur maakte, nog agt
gaf op het azuur dat in een helder naakt doorsteekt, maar zig vergenoegde als het
maar kragt had, waarom het beenzwart by hem van groot gebruik was. Hy
214
schilderde nog al veel, dog zelden zagmen iets voldaan, dewyl hy dagelyks wat
nieuws begon, waarom ook zyn schildervertrek, en nog andere daar nevens zoo
vol gepropt waren met doeken en paneelen, op welker een een heel, op 't andere
weer een half naakt, of troony, of ook een ordonantie geschetst stond, dat het wel
een doekverkopers winkel geleek. Waarom zyn huis ook (toen het eens op een
wintertyd tot den grond toe afbrande) met al die ligte brandstoffe, als een brander
op zee scheen toegerust. Dien ganschen naamiddag, tot in den avond, waren by
hem in gezelschap geweest myn eerste meester Willem van Drillenborg, Johannes
Offermans, discipel van Adriaan Emont, en Arnoldus Verbius; maar het schemt dat
zy meer agt gegeven hadden, of yder zyn beker wel schoon uitveegde, dan op het
vuur. Deze läatst gemelde was een braaf schilder, maar zoo vlug als de wint. Hy
heeft verscheiden agter een volgende jaren aan 't hof van Friesland voor
pourtretschilder geweest, schilderde ook Historien, maar 't geen hy 't natuurlykste
wist te verbeelden waaren hoere- en boevekotten, die hy ook zodanig (ik gis naar
de zuivere waarheid) in hunne vuile bedryven onbewimpelt afbeelde, dat de
schilderyen van schaamte een voorhangsel scheenen te eischen, om 't eerbare oog
geen argernis te geven. JOHANNES OFFERMANS, geboren te Dordrecht, in 't jaar
1646. op den 10 van Grasmaand, had zig voor heen beholpen met het schilderen
van Landschappen, dog zig naderhand aan de grove kwast begeven, daar hy best,
naar 't scheen, zyne rekening by vond. Egter bleef hy konstminnende, dreef somwyl
handel met schilderyen, en was graag by de Konstenaars in gezelschap; waarom
(schoon zyn Vrouw het geld meester was) hy altyd maak-
215
te dat hy een buideltje byzonder had, om een vrolyken avond te houden. 't Gebeurde
dat hy eenig geld voor zyn werk had ontfangen, en de patroon hem zoo veel wyn
schonk, dat hy maar even in staat was om t'huis te komen. Egter kwam hem in
gedagten, dat 'er onvoordagt wel iets kon voorvallen, waar van hy juist zyn Vrouw
het beduid niet wilde op de mouw spelden. Dus kneep hy by gissing wat van den
geldbundel af, en rolde het op in een penceeldoek byzonder, met toeleg om het in
huis komende elders voor zig te bergen, en van hem te leggen; om dat hem de
zakken somwyl, als hy sliep, wel eens geluist wierden, 't geen hy ook deed. Maar
des anderen daags was hem vergeten op wat plaats hy het geborgen had, dat hem
niet weinig in ongerustheid bragt, en rusteloos overal deed zoeken, zonder te konnen
bedenken waar hy het verstopt had. Des besloot hy den volgenden avond
voordagtelyk zyn maag andermaal met wyn vol te laden, om een proef te nemen,
of hy terwyl hy nugteren zynde 't niet konde naspeuren, het dronken zynde, niet zou
agterhalen 't welk ook gebeurde; want hy kwam niet zoo ras des avonds de deur
in, of 't schoot hem te binnen, waar op hy zyn hand stak in een hakkebord dat
omgekeert aan den wand hing, en haalde den buit daar stil uit. Dit heeft hy my zelf
verhaalt.
[Hubert van Ravestein]
Hem volgt H U B E R T V A N R A V E S T E I N , geboren te Dordrecht. Deze
schilderde gemeenlyk schaapstalletjes, en een boeremeit die een ketel of iets anders
staat te schuuren, of met een boereknaap te praten; of ook wel de vertooning van
den slagtyd, door een verken dat op de leer hangt, en jongens die met de blaas
spe-
216
len. Van diergelyk vermogen in de Konst was ook REYNIER en ISREL COVYN,
Brabanders; d'eerste schilderde gemeenlyk een tafeltje met allerhande soort van
aart-vrugten, kool, pee, rapen, artiezokken, enz. en een dienstmeit met een
eyerkorfje, of koper emmertje met geplukte vogelen aan den arm, of ook wel een
juffertje dat zit te najen, of te speldewerken. d'Ander schilderde Historien, maar
meest van 't Spaans Heidinnetje, uit het boek van Kats. Hoewel men zeit, dat hy in
zyn jeugt een goed pourtret schilderde, maar dat hy tegens het spreekwoord, hoe
ouder hoe wyzer, hoe ouder hoe onnoozeler in de Konst wierd. Hy was, als ik hem
kende, d'oudste in 't schilders convent (want hy was daar al in geweest van den jare
1647) en ik heb hem verscheide jaren agter een, op St. Lucas dag, met een
wyngaardrank, gevlogten tot een krans, op 't hoofd aan tafel zien pryken. Dat men
als nog voor een gewoonte onderhout.
[Johannes Glauber]
Verscheiden voorbeelden hebben ons doen zien, dat de natuurlyke zugt en
geneigtheid wel de scherpste sporen zyn, om de konstoeffenaars tot den voortgang
in die Konst aan te zetten. Thans ontmoet 'er ons weêr een, wien de Natuurdrift de
voornaamste Leidstar tot de Konst geweest is.
Deze is J O H A N N E S G L A U B E R , gebentnaamt Polidoor, geboren in 't jaar
1646, tot Utrecht, by gelegenheid van dat zyne Ouders van Amsterdam door 't Sticht
naar Duitsland (van waar zy herkomstig waren) meenden te vertrekken; welk
voornemen daar door gestuit werd.
G L A U B E R , van der jeugt af aan met een vuurige drift tot de Konst geneigt, werd
daar in door
217
zyn Vader, die hem tot andere bezigheden opbragt, gedwarsboomt, zoo dat hy hem
gansch niet wilde zyn geneigtheid ten gevalle, by eenig schilder bestellen om de
Konst te leeren. Dit belette egter niet dat hy by tyd, en ontyd, zig in het teekenen
en schilderen oeffende, tot dat hy kennis kreeg aan verscheiden brave konstschilders,
die hem uit enkele liefde (ziende zyn drift tot de Konst) vorder onderwezen. Door
dit middel en gestadig yveren zoo veer gevordert, dat hy zig zelven pas kon
bedruipen, besteede hy zig zelf by Nicolaas Berchem daar hy negen maanden bleef.
In dien tyd was G. Uilenburg (het penceel voor den konsthandel verwisselt
hebbende) de grootste handelaar in Italiaansche schilderyen die 'er in Holland was,
en hield verscheiden jonge schilders aan 't werk, met die stukken na te schilderen.
By dezen ging hy inwonen, en oeffende zig voort naar die schoone voorbeelden,
die te gelyk ook een lust in hem wekten, om Italie te gaan zien. Deze reis ging hy
doen in den jare 1671, verzelt met zyn Broeder, een borst van 15 jaren, en de twee
Broeders van Doren. Zy gingen te Rotterdam te scheep op Diepe, en vorder naar
Parys, daar hy omtrent een jaar lang schilderde voor Mr. Picart konstkooper op de
Pontneuf, een bloemschilder en Brabander van geboorte. Van daar vertrok hy naar
Lions, daar hy twee jaren woonde, en meest voor Adriaan vander Kabel schilderde.
In dien tyd het Roomsche Jubeljaar op handen zynde vertrok hy met zyn Broeder
en twee Fransche schilders van Lionnaar Rome.
Na dat hy nu een half jaar te Rome geweest had, en kennis aan Hollandsche, en
Duitsche schilders kreeg, vleiden zy hem om in de bent te ko-
218
men, waar zy hem Coridondoopten: dog alzoo hy bewust was dat den jongen vander
Kabel die naam gegeven was, en zulks voorstelde, veranderden zy dien naam in
Polidoor. Maar Carel du Jardyn, met wien hy wel meest te Rome omgang gehouden
heeft, wilde zig niet onder de bentvogels begeven, nog zig laten inschryven, waarom
zy hem Bokkebaartnoemden, of om dat hy zig zelden liet scheren, of uit kwaatheid,
gelyk zy om de zelve rede een anderen konstschilder met den schandelyken
bentnaam Platluizenbaartgebrantmerkt hebben.
Na dat onze G L A U B E R nu twee jaren te Rome had geweest, vertrok hy, verzelt
met zyn Broeder en den Konstschilder Robbert du Val, naar Padua, daar hy een
jaar bleef, en van Paduanaar Venetien, daar hy zig twee jaaren ophield, met
dagelyks zig naar 't leven, als fraaije voorbeelden, te oeffenen, van waar hy naar
Hamburg vertrok daar hy gewoont heeft tot het jaar 1684. uitgezondert, dat hy
ondertusschen een half jaar te Koppenhagen (ontboden van den Heer Guldenleeuw,
Viceroyvan Noorwegen) gewoont heeft, en voor gemelden Viceroygeschildert.
Wedergekeert tot Amsterdam, woonde hy 'er, of had een kamer in 't huis van Ger:
de Laires, 't zedert welken tyd hy vele treffelyke stalen van zyn Konst, zoo door 't
schilderen van kabinetstukjes, als groote werken in zaalen, heeft doen zien, waar
by zyn naam nog eeuwen lang zal levendig blyven, als die onder de grootste
konstenaars van Landschapschilderen mag getelt worden.
Op 't Lusthuis te Soestdyk heeft hy de eetzaal van Koningin Maria met een geestig
Landschap beschildert, als ook die van den Koning: dog
219
daar aan heeft hem Albert Meyering (alzoo 'er haast meê gemaakt wierd) geholpen.
Deze is met jachteryen door Dirk Maas van Haarlem opgeciert, gelyk die van de
Koningin met beelden door Ger. de Laires.
Tot Amsterdam, in 't huis van den Heere Jacob de Flines, is in een zaal, het
Landschap op gelyke wyze door G. Laires met beeldwerk opgeciert, als ook op den
Agterburgwal in de Brouwery van den Hooiberg, ook verscheiden te Rotterdam, als
by de Heeren Meyers, Verburg, en Paats.
Thans woont hy (getrouwt met de Zuster van den vermaarden Bouwmeester
Steven Vennekool) in 't Proveniershuiste Schoonhoven, daar hy zig met een pypje,
in zyn bloemhof, verlustigt.
[Jan Gotlief Glauber]
Zyn Broeder
J A N G O T L I E F G L A U B E R , geboren 1656. was nog maar 15 jaren als hy
met zyn Broeder vertrok naar Parys. Hy werd van zyn Broeder (die vorder naar Lion
vertrok) bestelt by een Konstschilder, Jacob Knyf genaamt, een Haarlemmer van
geboorte, die meest gezigten van gebouwen en zeehavens, met kleine beeltjes,
(heel aangenaam voor 't gezigt) schilderde. Dog alzoo deze Jacob Knyf gelegenheid
kreeg om voor een Graaf buiten Parys eenige maanden te schilderen, en de waart
door dit lang wegblyven bekommert was voor zyn betaling, wilde hy den Jongeling
niet langer den kost geven. Hier door vond hy zig genootzaakt zig naar zyn Broeder
te Lionte begeven, en bleef vorder daar, te Rome en al de jaren in Italie, by hem,
ook naderhand te Hamburg, tot den jare 1684. toen zyn Broeder naar Amsterdam,
en hy naar Duitsland vertrok, daar hy eenigen tyd voor een Duits Prins schilder-