Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga/De vermindering van het getal werkuren/4

De vermindering van het getal werkuren [4]
Auteur(s) [Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga]
Datum Zaterdag 18 mei 1872
Titel De vermindering van het getal werkuren
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 7, 20, [4]
Brontaal Nederlands
Bron libserv.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

DE VERMINDERING VAN HET GETAL WERKUREN.


      In dit artikel, achtereenvolgens in de nommers 14, 15 en 16 geplaatst, werd de opname van een vrij belangrijk deel der copie verzuimd, waardoor het verband van het stuk verbroken is. Om dit te herstellen wordt de lezer verzocht het onderstaande te voegen aan het slot van het gedeelte, voorkomende in No. 15.


De Redactie.


      In het land, waar op nijverheidsgebied de bevolking het dichst en het best georganiseerd is, zullen de eischen van de arbeiders den meesten omvang krijgen, en de beweging zal er het snelst zijn, omdat eene geheele natie binnen minder dan een jaar geschokt zal zijn. In Engeland is het streven van de proletariërs, die bovendien steunen op eene reeks wetten tot beperking van den arbeidsduur der kinderen en vrouwen, sedert 1859 gericht naar eene vermindering van den werkdag tot negen uren, en in 1871 wordt »de beweging van de negen uren” het krachtigst. Deze hervorming bepaalt zich niet alleen tot het verkorten van den werkelijken arbeidsdag tot negen uren, ofschoon dit haar meest sprekende karaktertrek is, maar in dit overgangs-tijdperk hier en daar ook tot gelijke inkrimping van den gemiddelden werkdag. In het eerste geval telt de normale arbeidsweek vijftig uren, en de dag des Dinsdags, Woensdags, Donderdags en Vrijdags negen, des Maandags acht en des Zaterdags zes uren; in het tweede geval heeft de week vier en vijftig uren, en de duur van den dagelijkschen arbeid, die vier malen tot tien uren stijgt, blijft op Maandag en Zaterdag dezelfde. »De beweging van de negen uren” valt dan te zamen met »de Zaterdagsche beweging” (saturday’s movement), waarvan het doel is het werk op dien dag te twaalf uren te doen eindigen, in plaats van één of twee uren later. Deze nauwe aaneenschakeling van den vooruitgang op economisch gebied doet het karakter van de Engelsche werklieden duidelijk uitkomen.
      Gelijk de best georganiseerde dagloonersstand in Europa in deze staatshuishoudkundige omwenteling aan de spits van de beweging zal staan, slechts overtroffen wordende door de Amerikaansche werklieden, die tegenwoordig een arbeidsdag van acht uren najagen, zullen de werklieden, die het krachtigst aaneen verbonden zijn en bovendien door de natuur der dingen het meest begunstigd worden, zich het eerst roeren en het snelst vooruitgaan. Dit zullen in de eerste plaats de bij het bouwen betrokken zijn; daarna de werktuigkundigen, of daglooners der stoomwerktuigfabrieken, die bij de hechte organisatie, beschreven door Spencer, Beesly, Harrison en Thornton, de een eene soort van plaatselijk monopolie vroegen, de ander het voorrecht van groote geschiktheid, verkregen door een’ langdurigen leertijd.
      In de bouwnijverheid heeft de beweging zich het eerst ontwikkeld; in 1859 gaat de eerste stoot uit van Schotland en wordt gegeven door de timmerlieden van Glasgow; van 1859 tot 1871 hebben de werklieden bij het bouwen in verscheidene groote steden van Engeland achtereenvolgende verminderingen van de werkuren verkregen.
      In April 1871 staken de timmerlieden van Newcastle on Tyne den arbeid, om den werkdag van negen uren te verkrijgen met verhooging van loon als vergoeding voor elk uur werkens daarboven. Na de arbeidstaking der werktuigkundigen van Newcastle, die hen heeft doen vergeten, vinden wij deze timmerlieden in November terug; zij laten sinds zeven maanden hun werk liggen en verklaren zich nog altijd onverzettelijk in hun besluit. In Juni heeft de beweging zich overgeplant van Northumberland naar Yorkshire, en op hunne beurt staken de schrijnwerkers en timmerlieden van Leeds hunnen arbeid; hunne ontevredenheid wordt eerst gestild in Augustus; vervolgens komen de steenvormers van Leeds, wier werkstaking spoedig daarna een einde zal nemen; daarna de metselaars in baksteen van dezelfde stad; de metselaars in marmer volgen de metselaars in baksteen en sleepen de steenhouwers der groeven mede. Wij zien vervolgens de arbeidstaking der schrijnwerkers en timmerlieden van Sheffield, die der timmerlieden van Shrewsbury in Shropshire, de beslissende overwinning der loodgieters van Preston, de werkstaking der schrijnwerkers van Morley; in November verplaatst zich de beweging naar het noorden van Engeland; de metselaars, steenvormers, schrijnwerkers, pleisteraars en handlangers van York verkrijgen den arbeidsdag van negen uren, en de timmerlieden van Sunderland vereenigen zich met die van Newcastle voor dezelfde eischen.
      De beweging der machine-makers is van het noorden van Engeland uitgegaan, in 1871 breidt zij zich uit. De werktuigmakers van Sunderland hebben het eerst gezegevierd, in den aanvang van dat jaar, en hebben de negen uren gekregen; deze goede uitslag zal onmiddellijke en gewichtige gevolgen hebben; in Engeland blijft het volk nooit stilstaan en het genie van die arbeidzame bevolking, voor wie het ideaal nooit verschijnt in die rijke en afwisselende vormen, die de Latijnsche rassen verleiden, ligt in eene onverwinbare hardnekkigheid, in de helderheid van het doel, dat zij zich voorstelt, in de eenvoudigheid van de middelen, die zij bezigt. Nauwelijks heeft de arbeidstaking van Sunderland een einde genomen, of het »VERBOND VAN DE NEGEN UREN” wordt opgericht, en reeds den 27en Mei laten de werktuigmakers of daglooners der stoomwerktuigfabrieken te Newcastle on Tyne en te Gateshead den arbeid liggen. Europa heeft dien strijd aanschouwd, die vijf maanden duurde en reusachtige afmetingen aannam. Wellicht is nooit, sinds de beweging van Cobden, de openbare meening in Engeland meer ontroerd geweest. Wat de verschillende tijdperken van de worsteling aangaat, zij zijn duidelijk afgebakend. In het begin: VERBOND VAN DE RECHTSTREEKSCH-BELANGHEBBENDE ARBEIDGEVERS, die een groot getal hoofden van nijverheidsondernemingen uit het kolenbekken van Newcastle medesleepen; er wordt eene kas van verzet in het leven geroepen ten voordele van de arbeidgevers; daarna besluit men, tegenover de vastberadene houding van de arbeidstakers, werklieden uit andere districten van Engeland naar de Tyne te brengen en zelfs vreemdelingen in te voeren. Zendelingen worden naar alle kanten afgevaardigd om dezen slavenhandel in blanken te organiseeren. Daarop treden de meening en de macht der arbeidende klassen schitterend in het licht. Meetings, die den werktuigkundigen daglooners van Newcastle gunstig zijn, hebben plaats in geheel Engeland, en op het vasteland te Berlijn, te Brussel, te Verviers, te Luik, te Antwerpen (wat deden de bravige Nederlandsche werklieden? R. v. E.); overal schandvlekt men de onderhuring, de ronseling; het TEGENVERBOND DER WERKLIEDEN wordt georganiseerd. De uit den vreemde ingevoerde arbeiders worden ten deele medegesleept in de beweging; zij weigeren de werkstakers te verdringen en keeren onder gejuich naar hun land terug.