Sicco Ernst Willem Roorda van Eysinga/Iets over snel opmeten van terrein

Iets over snel opmeten van terrein
Auteur(s) R.v.E.
Datum Zaterdag 20 juni 1874
Titel Iets over snel opmeten van terrein
Tijdschrift De Opmerker
Jg, nr, pg 9, 25, [1]
Brontaal Nederlands
Bron libserv.tudelft.nl
Auteursrecht Publiek domein

IETS OVER SNEL OPMETEN VAN TERREIN.


      In de voorlaatste vergadering van het Instituut van Ingenieurs werd gesproken over de voordeelen van den tacheometer of snelmeter. De verslaggever in Het Vaderland van 16 April jl. beweerde, dat dit instrument in den jongsten tijd was uitgevonden geworden.
      Alles is betrekkelijk, ook het begrip van jong. De heer Moinot beschreef zijne uitvinding reeds vóór negen jaren in zijn boek Levés de plans à la stadia. Notices pratiques pour études de tracés. Périgueux, chez Bonnet, 1865. Het werk schijnt in Nederland weinig de aandacht der opmeters te hebben getrokken, misschien omdat het instrument meer voordeelen aanbiedt in bergachtige landen.
      De ingenieur Heuser gaf eene verhandeling over het instrument in de Zeitschrift des Ingenieurs- und Architecten-Vereins zu Hannover, 1871, die afzonderlijk in den handel verkrijgbaar werd gesteld als overdruk. De ingenieur Wilhelm Heyne wijdde er in de vierde uitgaaf van zijn werk Das Traciren von Eisenbahnen (1872) eene uitvoerige noot aan (bl. 172–179). Bij herhaling heeft hij met den tacheometer op éénen dag eene streek van drie en een halven kilometer lengte in doorsneden terrein (met hellingen van zeventien millimeters of een zestigste en bochten van driehonderd meters straal), zoo volledig opgemeten, dat een algemeen ontwerp der lijn met begrooting van kosten kon worden opgemaakt.
      De boekhandelaren Lehmann en Wentzel, te Weenen, kondigden in den aanvang van dit jaar aan, dat bij hen ter perse lag: Die Tacheometrie und deren Verwendung für Tracestudien von C. Werner, Commissär der General-Inspection der oesterreichischen Eisenbahnen. Mit acht Tafeln. Preis circa fl. 3.
      Om niet alleen voor Indië, maar ook voor het vaderland nuttig te zijn, vestig ik de aandacht op eene jongere uitvinding. Men leest in de Comptes rendus hebdomadaires des séances de l’Académie des Sciences van 2 Maart jl.:
      »M. le général Morin, en présentant à l’Académie un »appareil homolographiques”, destiné à substituer aux opérations habituelles de la topographie des procédés purement mécaniques, imaginé par MM. Peaucellier et Wagner, officiers supérieurs du Génie, s’exprime comme suit:
      »L’instrument que je suis chargé de soumettre à l’exam de l’Académie, et qui est décrit dans le Mémoire que je dépose, offre le grand avantage de permettre, au moyen d’une seule visée sur une stadia à deux branches, de piquer mécaniquement sur une planchette la position horizontale du point occupé par la mire dans un rayon de 140 mètres et d’en lire immédiatement l’altitude. Il fournit donc à la fois la projection horizontale et le nivellement.
      »Il est également, propre aux opérations topographiques exécutées en station et aux cheminements. La rapidité avec laquelle cet instrument permet d’opérer est telle, qu’en terrain découvert on a pu effectuer, par séance de six heures, le lever de huit hectares; tandis qu’avec les procédés actuels on n’en eût obtenu que deux sur le même terrain.
      »Ces seuls résultats suffisent pour donner un idée des services que peur rendre un pareil instrument, à un moment où il est question de refaire ou de compléter les opérations du cadastre. Le Comité des fortifications a tellement apprécié l’utilité de l’homolographe de MM. Peaucellier et Wagner, qu’il a accorde à ces savants officiers le premier prix d’encouragement offert chaque année aux officiers du Génie par le Ministre de la Guerre.”
      Châtel-Saint Denis,
boven Vevey, 12 Mei, 74.


R. v. E.