Sinne- en minnebeelden/Alle aensprekers, geen herte-brekers


ALLE AENSPREKERS, GEEN HERTE-BREKERS.
Ghy rijt gedeurigh uyt, ghy zijt in alle feesten,
Ghy komt, O Rosemont, by alle blijde geesten,
En, desen onverlet, soo blijf je datje waert,
En hout den eersten stant van uwen koelen aert.
Nu is’et immers waer (het schenen eertijts droomen)
Dat midden in de zee zijn even soete stroomen,
En blijven onvermengt. Siet, wat een vreemd verstant!
Ghy blijft als killigh ijs te midden in den brant.