Sinne- en minnebeelden/De vrouwen, dat sy in reyen kleede...


DE VROUWEN, DAT SY IN REYNEN KLEEDE HAER
SELVEN VERCIEREN MET SCHAEMTE ENDE
MATICHEYT, ENZ.

Ghy klaeght ons, moye Trijn, en toont u gants verbolgen
Dat u tot vuyl bejagh de Venus-jonckers volgen;
Wel, kint, na mijn begrijp, het is uw eygen schult;
Ghy zijt te veyl gekleet en al te weyts gehult:
 Ey, let eens hoe de biê ontrent de rosen sweven,
Terwijl zy hare jeught soo weligh open geven;
Let hoe in tegendeel het dorre bloemtjen rust;
Siet! aen het sedigh kleet en wrijft geen vuyle lust.