Sjabloon:Hoofdpagina - uitgelicht 07
Het leven der bloem is een populair-wetenschappelijke verhandeling over de bloem, van de hand van de grote Nederlandse botanicus Hugo de Vries uit 1877 (tweede druk 1900).
In een uiterst leesbare stijl beschrijft De Vries de vele facetten van het leven der bloem, en de in die tijd actuele stand van kennis op dit gebied van de plantkunde. De tekst is geïllustreerd met veel afbeeldingen.
"Van het geheele leven der bloem is er slechts één klein tijdperk, dat algemeen onze aandacht trekt. Het is dat, waarin de bloem door haar fraaie kleur, haar eigenaardigen vorm of haar lieflijken reuk zich van de overige deelen der plant onderscheidt. Doch dit tijdperk, hoe belangrijk het ook in menig opzicht moge zijn, vormt slechts een kort deel van het geheele leven der bloem. De meeste bloemen prijken slechts weinige dagen met die zoo sterk in 't oog loopende eigenschappen; doch langen tijd daarvoor was hare ontwikkeling reeds in vollen gang, en langen tijd daarna zal zij, of ten minste een harer belangrijkste deelen, nog steeds zich meer en meer ontwikkelen. Het toppunt dezer ontwikkeling wordt eerst bereikt wanneer de vrucht en de zaden rijp zijn. De vrucht toch is het gedeelte der bloem, dat na den bloeitijd zich verder ontwikkelt. Vóór den bloeitijd draagt de geheele bloem den naam van knop."
Uitgebreid beschrijft hij bestuiving, bevruchting, meeldraden en stuifmeel. "In het meest eenvoudige geval bestaat een meeldraad uit twee deelen: een dun steeltje en een dikker, meestal langwerpig knopje. Sints oude tijden worden deze deelen de helmdraad en het helmknopje genoemd. Het helmknopje is zelf weer uit twee, overlangs gelegen helften samengesteld, die hol zijn en helmhokjes heeten, en welke door een helmbindsel, zoowel aan elkander als aan het steeltje verbonden zijn. Zoowel de vorm van het knopje als zijne verbinding aan het steeltje vertoont bij verschillende plantensoorten tamelijk veel verschil.(...) In de helmhokjes ontstaat het stuifmeel. (...) De rol der stuifmeelkorrels is de vorming der stuifmeelbuizen in het weefsel van den stempel; deze buizen groeien door den stijl en het vruchtbeginsel naar de zaadknoppen, om deze te bevruchten. Het stuifmeel moet dus uit de helmhokjes op den stempel gebracht worden."
"Veel meer variatie dan de vorm en de vergroeiing der meeldraden, levert haar aantal. Er zijn bloemen die slechts één enkelen meeldraad hebben, terwijl andere 20-40 zulke organen vertoonen. Bijna alle daartusschen liggende aantallen van meeldraden zijn in de natuur vertegenwoordigd. Meestal zijn daarbij alle meeldraden even lang, soms echter komt het voor dat er langere en kortere in één bloem vereenigd gezien worden, en wat wellicht nog merkwaardiger is, men kent gevallen, waarin verschillende bloemen van dezelfde plantensoort nu eens lange, dan weerkorte meeldraden vertoonen."
De Vries beschrijft in afzonderlijke hoofdstukken de bestuiving door insekten en de bestuiving door de wind. Vervolgens gaat hij in op het ontstaan van vruchten en zaden. Tenslotte wijdt hij een hoofdstuk aan het ontstaan van bastaarden.
lees hier het hele boek: de Vries, Hugo (1900) - Het leven der bloem