Plato's verdediging van Socrates: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Empoor (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 81.11.222.116 hersteld tot de versie na de laatste wijziging door 84.192.61.222
Regel 1:
{{verwijzing|Plato}}
{{Hertalen vanaf Eerste Rede.}}
{{Taxobox document |
| naam = Apologie. De verdediging van Socrates.
Regel 14:
VERDEDIGING VAN SOCRATES.
 
Socrates wordt vervolgdspreekt tegen de volgende aanklacht, ingediend door Meletus, Anytus en Lycon:
Socrates is misdadig omdat hij, de goden die de stad erkent, niet erkenterkennend, en andere, nieuwe goddelijke openbaringen invoertinvoerend; hijmisdadig ook is ook misdadighij omdatdaar hij de jeugdjongelieden bederft.
 
Straf: de dood.
Het gerechtshof bestond uit ongeveer 500 gezworenen, onder voorzitterschap van een van deder hoogste magistraten van Athene, den Archon Basileus. Het proces had plaats in 399 v. Chr.
 
Het gerechtshof bestond uit ongeveer 500 gezworenen, onder voorzitterschap van een van de hoogste magistraten van Athene, Archon Basileus. Het proces had plaats in 399 v. Chr.
 
Eerste Rede.
Regel 146 ⟶ 144:
33. Doch ook gij, mannen rechters, behoort welgemoed voor den dood te zijn, en dit ééne als waar aan te nemen, dat er voor een braaf man geen enkel kwaad is, noch in leven, noch in dood, en de goden zijn zaken niet verwaarloozen. Ook mijn lot is nu niet door toeval zoo geworden, doch dit is mij duidelijk, dat nu reeds dood zijn en bevrijd wezen van zorgen het beste voor mij was. Daarom ook heeft het teeken mij nergens gewaarschuwd, en ben ik zelfs niet toornig op die mij veroordeelden en mij aanklaagden. Ofschoon zij mij niet met die bedoeling veroordeelden en aanklaagden, doch meenend mij te schaden: dit moet in hen berispt worden.
Dit echter verzoek ik hen: wreekt u op mijn zoons, wanneer zij volwassen zijn, o mannen, en kwelt hen op dezelfde wijze, als ik u kwelde: indien zij u òf om geld òf om iets anders éér dan om de deugd schijnen te geven, en wanen zij iets te zijn en zijn zij niets, - berispt hen, gelijk ik u, dat zij zich niet bekommeren om wat zij moeten, en meenen iets te wezen, zijnde niets waard. En zoo ge dat doet, dan zullen ik zelf en mijn zoons naar recht door u behandeld zijn.
Doch nuthans is het tijd dat wij gaan, ik om te sterven, jijgij om te leven. Maar wie van ons naar het beste gaat, is elk verborgen behalve den god.
[[Categorie:Oud-Grieks]]
[[Categorie:Vertaalde literatuur]]
Afkomstig van Wikisource NL, de Vrije Bron. "https://nl.wikisource.org/wiki/Plato%27s_verdediging_van_Socrates"