Staatsregeling van Sint Maarten/Hoofdstuk 7

[ 30 ]

HOOFDSTUK 7
RECHTSPRAAK, OPENBAAR MINISTERIE EN POLITIE

§ 1. Rechtspraak

Artikel 113

1. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over de rechterlijke organisatie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

2. Elke tussenkomst in rechtszaken is verboden.

Artikel 114

1. De tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn:

a. het Gerecht in eerste aanleg;
b. het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van

Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2. De rechtsmacht van de Hoge Raad der Nederlanden ten aanzien van rechtszaken in Sint Maarten wordt geregeld bij rijkswet.

Artikel 115 [ 31 ]

1. Aan de rechterlijke macht is opgedragen:

a, de berechting van geschillen over burgerlijke zaken;
b, de berechting van strafbare feiten.

2. Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de berechting van geschillen over bestuursrechtelijke zaken, tenzij bij landsverordening de kennisneming daarvan is opgedragen aan bijzondere rechtscolleges, waarin mede een of meer leden van het Hof van Justitie zitting nemen.

3. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht wordt overigens bij landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 116

1. De leden en plaatsvervangend leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden bij koninklijk besluit voor het leven benoemd.

2. De leden en plaatsvervangend leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd bij koninklijk besluit ontslagen, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

3. In de gevallen bij landsverordening bepaald kunnen zij door een bij landsverordening aangewezen gerecht dat tot de rechterlijke macht behoort worden geschorst of ontslagen, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

4. Bij landsverordening wordt hun rechtspositie geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 113, eerste lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 117

1. Met uitzondering van de gevallen bij landsverordening bepaald, vinden de zittingen op straffe van nietigheid in het openbaar plaats. De vonnissen houden de gronden in waarop zij rusten. De uitspraak geschiedt in het openbaar.

2. Om gewichtige redenen kan het onderzoek ter zitting geheel of gedeeltelijk plaatsvinden met gesloten deuren. In het proces-verbaal van de zitting worden de redenen vermeld.

Artikel 118

Gratie wordt verleend bij landsbesluit na ingewonnen advies van de rechter door wie het vonnis is gewezen met inachtneming van bij of krachtens landsverordening te stellen voorschriften.

Artikel 119

1. De rechter is bevoegd de verenigbaarheid met de Staatsregeling van in werking getreden wettelijke regelingen als bedoeld in artikel 81, onder g, met uitzondering van eenvormige landsverordeningen, h, i en j, te beoordelen. Toetsing door de rechter van een wettelijke regeling, als bedoeld in de eerste volzin, aan de Staatsregeling blijft achterwege indien een voldoende belang ontbreekt of de bepaling uit de Staatsregeling zich naar inhoud niet voor toetsing leent. Evenmin kan de rechter de totstandkoming van in werking getreden wettelijke regelingen, als bedoeld in de eerste volzin, toetsen aan de Staatsregeling.

2. De rechter kan een in werking getreden wettelijke regeling als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaren. De rechter kan daarbij bepalen dat de gevolgen van de geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaarde wettelijke regeling, geheel of gedeeltelijk in stand blijven. [ 32 ]

§ 2. Openbaar ministerie

Artikel 120

1. Er is een openbaar ministerie.

2. Het openbaar ministerie bestaat uit:

a, het parket van de procureur-generaal;
b, het parket in eerste aanleg.

3. Aan het hoofd van het openbaar ministerie staat de procureur-generaal.

4. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over het openbaar ministerie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

Artikel 121

1. De procureur-generaal staat aan het hoofd van het parket van de procureur-generaal.

2. Aan het hoofd van het openbaar ministerie bij het Gerecht in eerste aanleg staat een hoofdofficier van justitie, die als hoofd van het parket in eerste aanleg wordt benoemd. De hoofdofficieren van justitie zijn in hun ambtsbetrekking ondergeschikt aan de procureurgeneraal.

Artikel 122

1. Het openbaar ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij landsverordening opgedragen taken.

2. Het openbaar ministerie is in het bijzonder belast met:

a, de handhaving van de wettelijke regelingen;
b, de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c, het doen uitvoeren van vonnissen en beschikkingen in strafzaken;
d, het toezicht op de naleving van de rechterlijke beslissingen in tuchtzaken.

3. De taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie worden, op de wijze bij landsverordening bepaald, uitgeoefend door de leden van het openbaar ministerie.

4. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van het openbaar ministerie wordt overigens bij landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 120, vierde lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 123

1. Vervolging van een minister of een lid van de Staten wegens het begaan van een misdrijf geschiedt door de procureur-generaal of een door hem aan te wijzen ander lid van het openbaar ministerie, na bevel van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. Curaçao. Sint Maarten en van Bonaire. Sint Eustatius en Saba, op vordering van de procureur-generaal.

2. Bij landsverordening wordt de procedure geregeld. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden. [ 33 ]

 

§ 3. Politie

Artikel 124

1. Er is een politiekorps.

2. Bij onderlinge regeling met een of meer landen in het Koninkrijk kunnen regels worden gesteld over de politie. Een onderlinge regeling als bedoeld in de eerste volzin wordt bij rijkswet als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk vastgesteld. De regering neemt hierbij de bepalingen van de Staatsregeling in acht.

Artikel 125

1. De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

2. De inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de politie wordt overigens bij of krachtens landsverordening geregeld, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 124, tweede lid, tot stand is gekomen die hierin voorziet.

Artikel 126

De ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn taak geweld te gebruiken tegen personen en goederen, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. Bij of krachtens landsverordening worden nadere regels gesteld over het geweldgebruik, tenzij een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 124, tweede lid, tot stand is gekomen, die hierin voorziet.