Theo van Doesburg/Brief aan Antony Kok/8

Brief aan Antony Kok
Datering 22-23 september 1918
Instelling RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis
Verzameling Archief van Theo en Nally van Doesburg
Afdeling Archief van Antony Kok
Bron rkd.nl
Auteursrecht Publiek domein

[fol. 1, recto]


[in het handschrift van Antony Kok:] Leiden

23 Sept 1918.

Beste Kok!

Vanaf je bezoek zijn de bloemen op de waranda voortdurend in bloei geweest. De boomen beginnen hier en daar al magere grijparmen te vertoonen, waarmee ze in wilde razernij naar elkaar grijpen. Het water van de vaart glinstert hier en daar tusschen het de uitgevallen tronken. Langzaam, maar medoogenloos nadert de winter. Dan zullen de begonia’s dor en stug zijn als oude wijven in een verlaten kerk. Het groen dat de blik belemmerde zal overal verspreid liggen of in dolle vaart worden opgejaagd, om op mijn waranda in een wervelbeweging om een onzichtbare as rond te draaien.
En achter de haard zullen we een nieuwe zomer wachten, een nieuw leven en een nieuw geluid. We zullen de hemel ruim en star achter de vensters zien staan. De blik zal ver over het water dwalen en de verkleumde en verhongerde bevolking zal voorbij trampelen, dorstend van vrijheid en hongerend naar geluk. Of zal de beker vol zijn. Zullen de verdrukten in zwarte horden uit stegen en sloppen springen en zich joelend en brullend keeren tegen hun onderdrukkers en de bende van Kaïephas. Zal de revolutie als een dolle hengst over de toonbanken der rijken springen? Zullen de oorlogsbandieten met hun knechten, zullen alle verdoemde vetbuiken en geilzwammen voortworden gedreven door de wraakzuchtige schaar van half ontvleeschde slaven? Zal het oude rijk van overheersching en autocratie niet eindelijk in lichte laaie staan. Zal dit vuur niet de Haard zijn waaraan wij het nieuwe leven en het nieuwe geluid verwachten?
Wie weet? Maar is het vandaag niet, dan is


[fol. 1, verso]


het immers morgen. Het kan niet anders. Het komt.
Zeg dan niet: welk een ellende; welk een verschrikking. Zeg dan niet: niet ik deed het. Keur de gruwelijkste gebeurtenis niet af. Oordeelt niet, want weet: het volk rijpt, ziet toe, zwijgt en wacht, maar wanneer het niet meer toe ziet: het zal handelen; en wanneer het niet meer zwijgt het zal brullen en wanneer het niet meer wacht, het zal verslinden, moorden, vertrappen. Veroordeelt dan nog niet en weest niet rap met uw beschuldiging, want tòen het toezag en tòen het zweeg en tòen het wachtte waart gij allen bezig te verslinden, te moorden en te vertrappen. Het handelt slechts naar dat men het geleerd heeft!


Zoo denk ik zoo dikwijls wanneer ik de blinde razernij begrijp, die over het Russische volk gekomen is. Geen enkele misdaad is te erg, geen bloed te goed. Men heeft den gekromden rug recht geslagen en nu slaat het den rechten rug krom. Hoe kon het anders? Het volk handelt zooals het behandeld is. En dat noemt men Revolutie. Doch elke Revolutie beteekent het verzet tegen de overheersching van het eéne individu over het andere. Zoo openbaart zich de evolutie door en in de Revolutie. Zoo en niet anders veruiterlijkt zich wat van binnen


[fol. 2, recto]


2

tot wasdom en rijpheid kwam.


Zoo denk ik zoo dikwijls; juist wijl mijn vak van scheppenden aard is ken ik de destructieve kracht. „La guillotine est le chef-d’oeuvre de la l’art plastique.” Juist. Die vreest te vernietigen is geen schepper. Daarom heb ik de Revolutie lief. Zij openbaart wat innerlijk geboren is. Zij veruiterlijkt de toekomstig-nieuwe. Wij allen, die van dezen tijd zijn, wij verwachten haar. En wij voelen het: Zij komt. Of beter nog: Zij is er. Zij is in onze arbeid. Zij is in ons denken. Zij is in onze woorden. Wij bekennen van Haar in onzen blik. Zij is bij enkelen. En van enkelen gaat zij uit naar groepen. En van groepen verspreidt zij zich en zet zij zich om in leven ... of in dood, dat is hetzelfde. Maar zoolang zij zich niet openbaart in alles, tot in de steenen voor onze deur kunnen wij nog niet zeggen dat het nieuwe Rijk is aangebroken ...
Het nieuwe Rijk zal een rijk zijn van meer evenwichtige verhouding van individu tot masſa en van masſa tot volk en van volk tot wereld. Het nieuwe Rijk zal een rijk zijn van meer evenwichtige verhouding van natuur tot geest, van Vrouw tot man, van het uiterlijke tot het innerlijke. Maar eerst moet het oude Rijk aan flarden als een afgedragen rok.


[fol. 2, verso]


Zondag 22 Sept. 1918.

Je stuk Scheppen vind ik zeer belangrijk en ben er erg blij mee. Het zal echter in het nieuwe jaargang geplaatst moeten worden, daar de het laatste nummer der oude jaargang al geheel bezet is. Enkele dingen wilde ik nog met je bespreken. Doch daar is nog tijd genoeg voor. Ik vind de oplossing, ook in verband met Freud uitstekend. Heb het ook aan Oud voorgelezen, die het een sterk mooi artikel vond. Hij was het alleen niet eens met de uitdrukking harmonie der brandpunten, beter is misschien te zetten evenwicht voor Harmonie.
Met je mening over het artikel van van Tongerloo in Stijl 9 ga ik niet geheel accoord. Metaphysisch is het wellicht betrekkelijk, doch vanuit een beeldend gezichtspunt is het m.i. zeer duidelijk[.] Vooral de Ruimte stellen vide + volume = espace. Daar ik het tijdschrift niet hier heb kan ik moeilijk al je vragen beantwoorden. Het belang van de driehoekconstructie is: de evenwichtigheid in de verhoudingen te laten zien. Natuurlijk wordt in beeldhouwwerk (zie Le Gondolier) wel degelijk zichtbaar wat een volume en een volume op een andere volume (juxtaposte) is. Het stellen der lijnen (vibration) is niet willekeurig. Zij worden bij elk object gevormd door de grenzen van volume en leegte of volume en volume. Ik ben er van overtuigd dat Archipenko er net eender overdenkt, zie maar het Vers van Blaise Cendrars en de uitlegging daarvan in Stijl 11 door Vantongerloo.
Ik heb met belangstelling Beeldende Wiskunde gelezen en vind daar ook weer veel in dat op onze denkwijze correspondeert. Heb ook nog eenige zeer interessante werkjes gekocht „Neu Mechanik” van Poincaré en [„]Das Physikalischen über Raum und Zeit” van Prof Cohn. Verder: Das Perpetuum Mobile. Weet je wat je direct lezen moet de Relativiteitsleer van Prof Lorentz, dat is voor jouw studie van zeer veel belang. Wat voer je thans uit? Nog altijd aan het lezen en schrijven of werk je


[fol. 3, recto]


3

niet practisch? Ben zeer benieuwd. Ik zal probeeren nog een paar Getijen te krijgen, maar ze zijn daar niet scheutig mee. Het derde en laatste stuk is nu ook verschenen. Mondriaan vond het ook een zeer goed artikel. Het heeft hem geholpen schreef hij, bij zijn slotartikel over de Nieuwe Beelding. Dat gaat alleen over Mannelijkheid en Vrouwelijkheid. –
Het laatste nieuws is, dat ik op aanhoudende invitatie 3 mijner werken (Kaartspelers en oplossing + laatste rood-blauw-geel Compositie) heb gestuurd. Bij de opening j.l. Maandag hebben ze een ware paniek veroorzaakt. Mijn kaartspelers hing tusschen bruin impressionistisch werk in van Van Den Uytvanck Le Fauconnier, Sluyters enz. Het sloeg alles kapot. De andere werken werden zwart. Ik heb daar heel wat ellende gehad op die Branding. Het kwam bijna tot vechten. Per saldo hebben (nog wel mijn vrienden, Wichman enz[.]) het werk verhangen en mijn kaartspelers naar een achterzaaltje getransporteerd. Overal heerscht kastegeest en domperij! Ik had deze invitatie aangenomen, omdat er van een groepententoonstelling der Stijlmenschen niets kwam. Ik vind dat het werk eens gezien moet worden. De lui denken anders, dat wij niets doen dan theoretiseeren. Dien dag van de opening waren er veel menschen. Ook schilders. Een oneindige haat voelde ik overal. Ook Huszàr was er, die erg scheel keek. Ze hadden hem niet uitgenoodigd.


[fol. 3, verso]


Om de meeningen der menschen eens op te vangen, ook die van „bekenden” en collega’s, ben ik vandaag als Jopper verkleed, gesminkt enz. naar de tentoonstelling gegaan. Ik had gehoopt er allen aan te treffen, doch dit [viel]] tegen. Er was maar weinig publiek en die er waren lieten niet veel los. Het is overigens allerellendigst zoo dom als de menschen zijn. Ze snuffelen met hun varkenssnuiten naar een landschapje of iets stoffelijks dat hun zinnen bevredigt. Lena was er ook met een ander uit Leiden. Ze deeden natuurlijk ol ze mij niet kende[n].
Wel leuk anders hè? De tentoonstelling is in de Haagsche Kunstkring en duurt tot 12 Oct. (Lange Houtstraat 7). Je zult wel geen gelegenheid hebben om er heen te gaan? Ik vernam dat Frie bij je is geweest en vind je opmerking dat een vrouw geen vriendschap kent zeer waar. Frie is echter altijd zoo. Bij ons was ze ook zoo stil. Ik heb geen geheelen zin van haar gehoord. Toch amuseert zij zich schijnbaar goed zoo. Ze schreef ons juist, dat ze het zoo prettig bij jou had gehad. Het is voor ons echter altijd prettig, vooral wanneer iets van je zelf geeft, wat meer enthousiasme of ten minst reactie te bespeuren. —
Wat heerlijk voor je dat je ouders te Tilburg komen wonen, dit zal een heele verandering ten goede voor je geven! Als je dan je eigen studeerkamertje hebt en alles van je zelf om je heen ... zonder Dentz zul je nog wel eens denken aan de omgeving waarin je nu moet werken en denken hé?
Dat encadrement van dat glas-in lood ontwerpje lijkt me heel mooi. Op ’t oogenblik ben ik weer hard bezig met oplossingen in de architectuur. Ook een stoel!
Nu beste Kokkie, nu weet je weer een en ander. Onze hartelijke groeten en veel goeds gewenscht van je vrienden.
Does en Lena.

Overige vindplaatsen bewerken

  • Alied Ottevanger (2008) ‘De Stijl overal absolute leiding’. De briefwisseling tussen Theo van Doesburg en Antony Kok, Bussum: Uitgeverij Thot, ISBN 978-90-6868-457-5, p. 236-239.