Leiden 19 Ap 1920 [eigenlijk 19 mei 1920]
Beste Vriend!–Er blijven hoe langer hoe minder menschen over waaraan men in volle oprechtheid & overgave ‘beste vriend’ kan schrijven. ’s Is alsof een onmeedoogende wet mij naar één bepaald punt drijft. Weinige hebben zin mij daarheen te volgen. Hoe meer mijn inzichten zich verruimen en buiten de menselijke begrenzing treedt van 3 dim.!–hoe minder ‘vrienden’ er over blijven. Dan waren het ook geen ‘vrienden’ zul je zeggen. Zeer terecht. Maar toch... men meent het wel eens door de behoefte die sommigen hebben zich met u te voeden...
Ik zit hier in mijn atelier aan het Galgewater... daar gaat een schuitje voorbij... het houdt stil... achterop liggen bossen... voor zit een man in blauwe kiel en let op... hij haalt iets zwarts-wits te voorschijn, het is ’n poesje... hij heft het poesje op... ik zie hoe hij het plotseling onder water dompelt... het naar omlaag drukt, en wacht... Dan haalt hij een slap voorwerp naar omhoog... aan de witte pooten herken ik het poesje van zoo straks... hij bergt het nu zorgvuldig op... wat wordt zoo’n zwart-wit velletje een eer aangedaan!... Dan vervolgt hij zijn weg door het water... alsof er niets gebeurd was–
Ik schrijf maar weer ‘kalm’ door en denk dat dergelijke experimenten als met die kat bij het Galgewater behoren.
Toen ik onlangs van een tentoonstelling schilderijen terugkreeg stond er achter het afzendingsadres: galgewater... met blauw potlood: ‘galgebrok’... aan de galg!’ ‘daar hoor je thuis’ enz.
Mij wordt dus ook wel eer aangedaan... Ik dacht dat we over de middeleeuwsche dwingelandij der Roomsche papen heen waren... doch waar je komt... op ’t gebied der kunst... der politiek enz, overal nog: denk zooals ik of... sterf... papendwingelandij.
De eenigste methode om daarin niet zelf te vervallen is: in alles het logische proces van eén-en-dezelfde waarheid te zien. Aangezien er toch ten slotte ook maar eéne waarheid is. Ik zie, dat de communistische leiders in Holland zich schuldig maken aan diezelfde individueele overheersching, (gezag) die zij in hun tegenstander: de bourgeoisie bestrijden. Ik zie dat zij, waar het b.v. gaat om kunstappreciatie, precies oordeelen als hun tegenstanders: de burgelijke journalisten.
Ik zie nog veel meer. En dit zal mij tot stof dienen voor een studie over de nieuwe kunst in verband met de nieuwe samenleving.
Shakepaere zegt ergens, dat alles aankomt op het ‘rijp zijn’. Ik geloof echter meer op het ‘rijp worden’. Het ‘zijn’ is meestal vol teleurstelling. In zeker opzicht is Mondriaan rijp te noemen, maar toch zou je zijn pessimisme niet bevallen geloof ik. Toch is dit pessimisme het gevolg van de rijpheid. Men telt niet verder dan het getal 1 en dat is dan nog ‘zichzelf’. Men verlaat zich op niets en niemand meer. Men twijfelt zelfs aan 2. Zoo zou men de intelligentie kunnen indeelen bv.:
Een heel oppervlakkig mensch... die telt nog tot 100.
Een minder oppervlakkig iemand... die telt b.v. tot 60.
Een middelmatig mensch–telt tot 50.
Een critisch mensch–telt b.v. tot 25
Een wijsgeerig mensch–telt b.v. tot 12
Een diep mensch–telt b.v. tot 5
Een eenling–telt b.v. tot 2 of 1.
Ik vond je beschouwing over de Ruimte en de Tijd met die biljartballen als voorbeeld heel goed. Inderdaad moeten beide tot het punt zijn terug te brengen–in het punt voorhanden zijn. Het is nu maar zoo moeilijk om een juiste voorstelling van het punt als ondeelbaarheid te hebben. Op de verkeerde van Euclides, is de geheele meetkunde opgebouwd en het is maar zoo eigenaardig dat alles wat wij over de ruimte weten op een afspraakje berust, dat ten slotte blijkt van een verkeerd axioma te zijn uitgegaan. Heeft Prof Einstein dat nog niet voor zeer kort bewezen. Ik lees op ’t oogenblik een werkje over de Revalititeitstheorie. Ik kan je dit zeer aanbevelen, daar het niet moeilijk is wat de wiskundige terminologie betreft. Het heet: De begrippen Ruimte en tijd in verband met het relativiteitsbegrip. Dr. Schouten. Uitgave van Nijgh en Ditmar. Rotterdam.
Het zou prettig zijn als je het had en ook las, wekonden er dan samen over spreken hé?
Jammer dat die artikelen van Vantongerloo in het fransch zijn. Hij had in het eerste jaargang van ‘De Stijl’ een mooi artikel over die kwestie van Ruimte tijd en het punt.
Ik vind je voorstel: de helft van de drukkosten van je ‘Volzinnen’ voor jouw rekening te nemen erg aardig. Het geeft me moed met die uitgaven door te gaan. Voor de goede zaak wil ik het dus gaarne aannemen, als het je ten minste schikt; anders moet je het beslist niet doen...
Ik zal dan het cliché voor den omslag bestellen het wordt een hardcartonnen omslag uitgegeven van goed grijs bord met zwarte of roode druk. Het binnen werk op het papier van De Stijl. 32 pag: dik. Ik kom echter met 100 aphorismen niet uit en zal dat 100 dus weglaten en er nog eentje aan toevoegen. Ik heb een heel werk gehad om ze te rangschikken en vooral te laten zetten zóó dat ze gemakkelijk lezen en toch geen hoofdletters, komma’s en dergelijke ouderwetsche hulpmiddelen. Zoodra ik een definitieve proefdruk heb zal ik je die sturen.
Nu kerel hartelijk gegroet! Als ik geen tegenbericht krijg ga ik met de uitgave der Volzinnen maar door hè? Groet ook Thijs en jelui Moeder van je vriend Does–
Ik hoor gaarne je indrukken over het ‘Dada’ artikel in de N. Groene. Las je het al? Wat zeg je van het letterkundig manifest? Mijn gezin breidt zich niet dan geestelijk uit. geen kleine dada’s dus.
Is je moeder nu weer heelemaal beter. Ik hoop van wel!
|