[177]
[...]
DE STIJL
1917-1922
|
|
en zijn Beweging in: SCHILDERKUNST – ARCHITECTUUR – PLASTIEK – MONUMENTALE BEELDING – MUZIEK – LITTERATUUR – ANTI-PHYLOSOFIE – MACHINISME – VOORWERPEN – DANS.
|
DOCUMENTATIE. „DE STIJL“ werd opgericht uit een algemeene behoefte om tegenover alle vormkunst een nieuwe beeldingswijze te verdedigen en te verklaren.
Vormkunst: alle kunst die in natuur-ontleenden en geometrischen, kortom in gesloten vorm beeldt.
Nieuwe Beelding: de kunst die in plaats van vorm het karakteristieke uitdrukkingsmiddel van elke kunstsoort stelt en daarmede alle dualiteit opheft.
De nieuwe Beelding stelt zich tegenover de moderne kunst in al hare variaties, evenwel met de erkenning, dat zij van deze – in het bizonder van het kubisme – de zuiverste en wellicht de eenigste, consequentie is.
Slechts door deze consequentie werd het mogelijk algemeene waarden als generale basis
177
[178]
voor alle kunsten vast te stellen. In deze „uitbreidingsmogelijkheid“ vindt de nieuwe Beelding haar kracht.
Hoewel verscheidene kunstenaars in verschillende landen, bewust en onbewust aan de nieuwe beeldende uitdrukkingswijze gearbeid hebben, kwam de schilder Piet Mondrian omstreeks 1913, als consequente doorvoering van het kubisme, het eerst tot realiseering der nieuwe Beelding als schilderij. Deze daad, die de waardeering had van de jongste kunstenaarsgeneratie van Holland1 wekte in de meest consequente kunstenaars het vertrouwen in de mogelijkheid eener nieuwe Beeldingswijze. Zoowel door het werk als door de formuleering werden zij zich volkomen bewust omtrent de positieve waarde en de ontwikkelingsmogelijkheid der nieuwe Beelding.
Zoo werd „De Stijl“, die in Mondrian den vader der nieuwe beelding begroet, de gemeenschappelijke betekenis eener a-nationale en a-individualistische (en in de verstrekkende consequentie: collectieve) uitdrukkingskracht.
1 Men zie o.a. het artikel over „Moderne Kunst“ naar aanleiding eener tentoonstelling van den „Moderne Kunstkring“ in het sted. Museum te Amsterdam, door Th. v. Doesburg („Eenheid“ 18. 10. 1915).
178
|