MODERNE TUINPLASTIEK. (BLOEMENVAAS).
Het besef, dat de onmiddellijke omgeving van onze moderne architectuur naar beeldende vormen vraagt, die zich met deze architectuur harmonisch en in alle opzichten klaar uitspreken, — wat nimmer het geval kan zijn met de rudimentaire vormen van vroegere stijlen, — doet op elk gebied het verantwoordelijksgevoel voor zuivere vormen toenemen.
Tegenover de smakelooze barokrestantjes van vroegere tijden, staan wij hier tegenover een vorm, die uit het nieuwe stijlgevoel ontspringt, een vorm waarbij er met ernst en overtuiging naar gestreefd is het geheel zóó te maken, dat het uit zich zelf, zonder bijkomstigheid, zonder versiering, doch alleen van harmonische verhoudingen uit, beeldt.
Deze vorm, als elke verhoudingsvorm, wil niet behagen en het kan zijn, dat hij op het eerste gezicht zelfs nucht aandoet. Bij aandachtiger beschouwen, zal hij zich evenwel rythmisch in de ruimte uitdrukken. De vier bakken in maat, stand en kleur steeds wisselend, vormen één rhythmisch geheel, zoowel als plastisch ruimtelichaam op zichzelf, als beeld, dan als vaas op helder groen gras-vlak geplaatst, gevuld met roode, geele en witte bloemen geeft deze tuinvaas naar alle zijden een verrassende werking.
De plastische vormgeving en de onberispelijke uitvoering, in gebakken klei, geschiedde in de nog jonge kunstaardewerk-fabriek „De Rijn” van de firma Zaalberg en Co. te Zoeterwoude (bij Leiden) terwijl schrijvers dezes daarbij als aesthetisch adviseur betrokken was.
De verhoudingen van deze vaas — met een tegeltableau geëxposeerd op de jongste Jaarbeurs voor Kunstnijverheid in het Stedelijk Museum te Amsterdam — verloopen zeer tegelmatig en laten zich in getallen als volgt uitdrukken: 16-12-10-8-6-4-2.
De kleuren, die elkaar gedurig overnemen, zijn wit-grijs en zwart-grijs.
Leiden, Nov. 1919.
|
THEO VAN DOESBURG.
|
1) Waar zij abusievelijk als een inzending van mij vermeld werd.
|