Theo van Doesburg/Schilderkunst en plastiek/2

Schilderkunst en plastiek. Elementarisme (Manifest-fragment).

Auteur Théo van Doesburg
Genre(s) Proza
Brontaal Nederlands
Datering 1926-1927 [mei (?) 1927]
Bron Ad Petersen (ed.; 1968) De Stijl [deel] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, pp. 517-520.
Auteursrecht Publiek domein

[82]

SCHILDERKUNST EN PLASTIEK.

THÉO VAN DOESBURG.

ELEMENTARISME (Manifest-fragment).

HET ELEMENTARISME IS GEBOREN, DEELS UIT REACTIE OP EEN AL TE DOGMATISCHE EN DIKWIJLS KORTZICHTIGE TOEPASSING VAN HET NEO-PLASTICISME, DEELS ALS CONSEQUENTIE DAARVAN EN TEN SLOTTE EN VOORNAMELIJK UIT EEN STRENGE CORRECTIE DER NEO-PLASTISCHE IDEEEN.

I. Het Elementarisme verwerpt de vordering eener absolute statiek welke tot verstarring voert en de scheppende potentie verlamt.
In tegenstelling tot een negatie van Tijd en Ruimte, erkent het Elementarisme deze factoren als de meest elementaire eener nieuwe beelding. Zoo als het Elementarisme poogt om de beide factoren, statiek en dynamiek (stilstand en beweging) in evenwichtig rapport te brengen, zoo bestreeft het Elementarisme evenzeer, deze twee elementaire factoren : Tijd en Ruimte in een nieuwe dimensie samen te vatten. Is de uitdrukkingsmogelijkheid van het Neo-Plasticisme beperkt tot 2 afmetingen (het vlak), het Elementarisme daarentegen ziet de mogelijkheid eener beelding in 4 afmetingen, in het gebied der tijdruimte, in.

Tegenover de, met de natuurlijke constructie HOMOGENE, orthogonale beeldingswijze, stelt het Elementarisme een HETEROGENE, contrasteerende, labiele uitdrukkingswijze door middel van hellingsvlakken ten opzichte der statische, perpendiculaire as der zwaartekracht.
Had het Neo-Plasticisme, door de overwinning van het middelpunt al nieuwe wegen geopend, het Elementarisme vernieuwt onze optische indrukken geheel, kent aan het kunstwerk geen linker en rechter helft toe en vernietigt radicaal de klassieke, optische frontaliteit van het schilderij.
Berusten al onze physische bewegingen ook al op Horizontaal en Verticaal, zoo is het slechts een prononceeren van

82


[83]

ons physiek, van de natuurlijke structuur en functie der organismen, indien het kunstwerk deze dualiteit der natuur — zij het dan ook op « de wijze der kunst » — in ons bewustzijn versterkt.

Heeft het Neo-Plasticisme de Symmetrie, geassosieerd met onze uiterlijke, lichamelijke structuur, ook al verworpen (en zeer te recht), zoo lag het op zijn weg ook het orthogonalisme, geassocieerd met onze natuurlijke organische structuur, als eenigst mogelijke uitdrukkingswijze te verwerpen. Dit nu doet het Elementarisme, dat door de onderdrukking eener starre statiek, een nieuwe geestelijke beweging, gepaard aan een nieuwe optiek, in ons oproept.
Het Elementarisme is daarom de zuiverste en tevens meest directe uitdrukkingswijze van den menschelijken geest, die noch links noch rechts, noch symmetrie, noch statiek, noch uitsluitend Horizontaal-Verticaal kent, doch steeds in révolte is, in contast met de natuur.

II. De constructiemethode van het Elementarisme grondt zich op de opheffing van positief en negatief door het schuine en wat de kleur aangaat door de dissonant.
Evenwichtige verhouding is niet eindresultaad. Het Elementarisme verwerpt het afstemmen der kleuren tot elkaar en elke kleur tot het geheel. (Het klassieke kompositiebegrip) ! Het Elementarisme bekent zich tot DE KLEUR ALS MATERIE EN ALS ZELFSTANDIGE ENERGIE.

III. Het Elementarisme verwerpt elke kunstmatige valeur en stelt daartegenover de contra-valeur, d. w. z. de variant, tegenover de invariant, de dissonant tegenover het contrast en tenslotte lijnsamenstellingen en materialen.
Het elementarisme stelt tegenover de evenwichtige verhoudings-compositie van het neo-Plasticisme : EVENWICHTLOOZE CONTRA-COMPOSITIE als phenomeen eener tijdruimtelijke spanning van kleur, lijn of vlak, steeds in oppositie met de natuurlijke en architectonische structuur.

Het Elementarisme schakelt de architectuur als kunst geheel uit. Uit jarenlange ervaring en onderzoek is gebleken, dat

83


[84]

kunst en architectuur totaal andere en onvereenigbare factoren zijn.
Het Elementarisme streeft bewust naar het einde der kunstnijverheid en stelt zich vijandig aan elke decoratieve toepassing der nieuwe beginselen. De Elementaristische beginselen als architectuur doorgevoerd, brengen een elementaire architectuur voort, welke vrij is van esthetisch opzet.

IV. Het Elementarisme richt zich niet slechts tot de Kunst, de Architectuur en de voorwerpen, doch richt zich ook tot den levenden mensch en de gemeenschap. Het wil, individueel en collectief het levensbesef vernieuwen. Het wil den geest van verzet en révolte in de nieuwe komende generaties versterken en opwekken en rekent met een grooten schaar van jongeren, om collectief een wezenlijke, innerlijke vernieuwing onzer mentaliteit mogelijk to maken. Deze agitatie, welke inplaats van politisch, veel eerder psygologisch is, eischt een heroïsche spontaniteit op. Als psychologisch agitatorische beweging heet het Elementarisme PROFUNDISME.
De kunstvernieuwingen der laatste 20 jaren, hebben het niet kunnen verhinderen, dat individu en gemeenschap zich uitsluitend om materieele belangen bekommerd hebben. De materieele, natuurlijke welstand van individu of gemeenschap, gold en geldt nog immer als waardemeter. Totaal andere middelen dan de kunst zijn noodig om de mensch uit zijn onteerenden toestand (door de religie in de hand gewerkt) tot een nieuw optimistisch levensbesef te brengen. Het Elementarisme doet deze middelen aan de hand en sympathiseert met alle bewegingen (ook indien deze andere kunstbeginselen voorstaan) welke offers brengen aan de vernieuwing, bevrijding en verruiming van ons levensbesef.

De toenemende behoefte aan REALITEITS-beleving is niet te verwarren met een toename der materialistische levensopvatting.
Uit de oude en reeds vrijwel overwonnen dualiteit van geest en materie, is de realiteitsbeleving als het RESULTAAT te beschouwen.
Wezenlijk zijn geest-materie, begrippen van eigenschappen,

84


[85]

welke met die van positief en negatief, of met die van snelheid en traagheid, met die van actief en passief gelijk te stellen zijn.
In de door mij bedoelde realiteitsbeleving zijn deze beide eigenschappen geneutraliseerd en als eenheid voorondersteld. Of deze realiteitsbeleving « abstract » is, is elementair gezien een technische vraag en feitelijk als secundair te beschouwen. Zij speelt, althans in het Elementarisme een secundairen rol Voor den elementarist, die de oorzaak der poly-relativiteit in de universeele beweging (niet te verwarren met verplaatsing) ziet, zijn geest en materie, realiteit en superrealiteit, abstract en concreet niets anders dan FORMULES, waaronder wij de bewustzijnsontwikkeling van het denkproces tot op heden gebracht hebben.
Dit denkproces of deze bewustzijnsontwikkeling is de eenigst betrouwbare openbaring dezer polydimensionale beweging. Objectief en Subjectief behooren evenzeer tot deze SOORTEN van begrippen, waarmede het elementarisme heeft afgedaan.

Het Elementarisme zet daar in, waar de phylosofie en de religie haar laatste woord gezegd heeft. Deze beide zijn in formules en vormen verstard en ten ondergaan als spontane, levende openbaring van het bewustzijn. Elk bewustzijn, vooronderstelt een intellectueele werking, in plaats eener sensitieve. De elementarist ontkent pertinent elke objectieve werking, hij is zich bewust, dat alles door het erkennende subject tot realiteit werd, wordt en worden zal. Gevoel (kunst), arbeid (---) en intellect waren de drie organen van het bewustzijn. Het levensbewustzijn van den kunstenaar leidde door het gevoel, van het proletariaat door de arbeid en van de intellectueele wereld door het analyseerende intellect.
De groote strijd die met het elementarisme inzet bestaat hierin: de illusionistische wereldbeschouwing in al hare vormen (religie, natuur-en kunstverdooving enz.) volkomen te vernietigen, doch tegelijkertijd een elementaire wereld van exacte en prachtvolle werkelijkheid op te bouwen. Hij heeft de opgave het decoratieve relief, dat

85


[86]

ons wereldbeeld bedekt, religie-restanten en alle andere vormtradities stuk voor stuk af te breken.

[...]

86


[87]

De elementarist is een geestelijke rebel, een onruststooker, die ten koste van eigen rust, de rust van de regelmaat en de herhaling van het burgelijk leven moedwillig verstoort. Hij breekt niet met vorm op een stuk schilderdoek, van een halve meter in het vierkant, maar hij breekt onverbiddelijk met vorm op het enorme vlak van de menschelijke tragiek.
Hij weet dit : de mensch is een tragisch dier, dat slechts in staat is per traditie, als conserve en door voortdurende herhaling van elken dag een en hetzelfde te leven. Hij weet dat deze voorwaarde, deze genade op de een of andere waan berust, die nu eens godsdienst, dan weer plicht of eer heet. Heft men deze waanverhouding op, dan heft men tegelijkertijd de levensmogelijkheid der bourgeoisie en wat zich daar boven stelt, op.
De elementarist weet, dat deze verschillende bestaansvormen slechts tijdelijk, relatief en vergankelijk zijn en meer als bevruchtingsphenomeen, dan wel als cultuurphenomenen belang hebben. Een nieuw cultuurphenomeen was b. v. de ontdekking dat de begrippen geest, lichaam, ziel geen wezenlijke levensfactoren uitdrukten en dat deze aanduidingen van het bewustzijn geen wezenlijke, elementaire waarde meer kunnen hebben.
Het elementarisme predikt de totale vernietiging van het traditioneele absolutisme in welken vorm ook (de nonsens eener strenge tegengesteldheid als die van man en vrouw, mensch en god, goed en kwaad enz). De elementarist ziet het leven in een enorme uitgestrektheid, waarin deze levensfactoren elkaar voortdurend afwisselen. De positieve verschillen zijn slechts denkbaar, zinnebeeldig, imaginair, doch als werkelijkheid volkomen opgeheven en eenvormig geworden. Tegenover deze eenvormigheid stelt de elementarist het volstrekte begrip eener universeele beweging. Zelfs zijn persoonlijk ik is daarin begrepen. Het beeldt dus evenmin een vast punt, terwijl als levensuitkomst of als doel (bewustzijnsvoltooiïng) het bewustzijn een elementaire plaats inneemt

Paris, dec. 1926-april 1927.

87