Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren/1619/15 juni/Nederlantsche tydinghe den 14 Iunius

‘Nederlantsche tydinghe den 14 Iunius’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren, zaterdag 15 juni 1619]. Publiek domein.
[ 1 ]

Nederlantſche tydinghe den 14 Iunius.

Schrijvens vanden derden deses uyt Bordeaux vermelt, dat Ducq de Meyne den tweeden daer aengecomen was, ende dat de Soldaten met troupen naer huys trocken. Des Conincx Moeder is noch in Angelogesme. Het accoort wert metten eersten in druck verwacht.
Daer zijn teghenwoordich weder veel Rovers in Zee, doch ’tschijnt datse het op onse Hollantsche schepen niet gemunt hebben, want hebbende alreede die van Algiers een cloeck Hollants schip verovert, hebbent onbeschadicht latē varē. Den Commandeur Quast heeft na Algier gesondē, volgende de last der Ed. Mog. Heerē Staten Generael om de gevangens te hebben, diemen meynt dat al vry zijn.
De Ghesanten van Vranckrijck ende Groot-Britangnien zijn van Brussel vertrocken na Bohemen, om de sake tot goede vrede te brengen.
Dese voorganghen weke heefter int lant van Gulick, inde Stadt, als oock te Linnich, Randerode ende andere plaetsen een seer groote aertbevinghe geweest, welcke tusschen 2. ende 3. uren gheduert heeft.
De voorgaende weke is na langhe soliciterens van de kinderen ende vrienden de Kiste van Ledenbergh afgenomen ende tot Voorburgh begraven.
Mede zijn de twee ghevangene Pencionarissen Hogerbeets ende Grotius uyt den Haghe vergheselschapt met ontrent 40. Musquettiers naer thuys te Loevesteyn ghebracht, daer zy elcks verscheyden sullen sitten.
Sijn ghenade Graef Willems bagagie is al de voorganghene weke in den Haghe ghekomen, doch was sijn Genade selver op Campen ghetrocken.
Sijne Princel. Excel. van Orangien was tot Zutphen gheweest, ende van daer naer Cleve vertrocken, daer de Princesse van Oraengien met sijn Ghenade Graef Hendrick mede komen souden, oft al zijn.
Men verwacht eerstdaeghs hoe’t met de gearresteerde Remontstrantsche Predicanten tot Dordrecht afloopen sal.

De Embder handelinge wil noch niet wel voort, tschynt dat syn Genade tot de propositie van de Ghedeputeerde der E. Mog. Heeren Staten Generael (tot Oosterhuysen ghedaen) niet verstaen kan. Is over sulcks de Lantdagh van Marienhove, daer toe om des gravamina van des Huysmans stant te hooren, die welcke met sijn Genade, so het schijnt gantsch niet geneghen zijn, om de imposten de Novo in te willigen, maer liever andere middelen te vinden, om hare zwarigheden met bequamer weghen af te schaffen.