Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren/1621/8 maart/Wt Iochumsdal den 13. Februarij 1621
‘Wt Iochumsdal den 13. Februarij 1621’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit [Tijdinghe uyt verscheyde Quartieren], [maandag] 8 maart 1621, [p. 1]. Publiek domein. |
Wt Iochumſdal den 13. Februarij 1621.
Hier zijn verleden Maendach vroech voor daghe, hondert Musquetiers vanden Grave van Mansvelts volck met haren Luytenant Veltin Becker van Sigenheym aenghecomen, ende quartier begheert, oock van Maendach tot op Woonsdach alhier binnen blijven legghen, hebben volghens des Luytenants ordonnantie het Keyserlijcke Slot voor haer quartier begeert, twelc hun gheweygert is, waer op ghemelte Luytenant sich entlick wederom met sijne Soldaten naer Elleboghen begheven heeft.
Jongst is vermelt dat onse Ofghesanten by den Grave van Mansvelt tot Elleboghen zijn gheweest, soo vele men verneemt heeft ghemelte Graef acht duysent florinen te leene begeert ses Maenden langh, voor Coninck Fredericus, daer vooren sich die Grave selfs verobligeeren wilde, t’welck in de liberatie ghetrocken is, doch tot noch toe niet gheconsenteert.
Des Hertoghen in Beyers Generael Overste, heeft met vijf duysent Man, Slackenwalt wederom vermeestert, Petschou in brandt gesteecken, doch het Slot houden die Mansveltsche noch in, Ellenboghen is oock op gheeyscht, dan wil sich noch niet overgheven, Carelsbeydt ende Slackeweert twelck tot Steyn-Elleboghen behoort, zijn insghelijcx opgheeyscht, wat zy nu doen sullen, leert den tijt, wij sitten midden onder hen, Godt helpe ons.
De Grave van Mansvelt is voorleden Sondach snachts, neffens den Marckgrave van Ansbach van-Elleboghen opghebroocken, ende den Grave van Ordenburgh ende d’Overste Carpizen het Gouvernement bevolen. Men wil segghen dat hy haest met grooter macht wederom comen wil, wat voorder voor vallen wil, salmen vernemen.