Universele islamitische verklaring van mensenrechten

1. Recht op leven

  • Het menselijk leven is onschendbaar en mag geen geweld worden aangedaan. Alles zal in het werk worden gesteld om het te beschermen. In het bijzonder zal niemand worden blootgesteld aan verwondingen of worden gedood, tenzij bij de toepassing van de wet.
  • Net als gedurende het leven dient ook na de dood de integriteit of onschendbaarheid van het lichaam te worden gegarandeerd. Het is een taak van de moslimgemeenschap erop toe te zien dat het lichaam van een overledene met gepast respect wordt behandeld.


2. Recht op vrijheid

  • De mens is vrij bij zijn geboorte. Op dit recht van vrijheid mag geen inbreuk worden gemaakt, tenzij bij toepassing van de wet.
  • Ieder individu - man of vrouw - heeft het onvervreemdbare recht op vrijheid in al zijn vormen - lichamelijk, cultureel, economisch en politiek - en is gerechtigd om met alle beschikbare middelen te strijden tegen iedere aantasting van dit recht; en ieder onderdrukt individu - man of vrouw - heeft een gerechtvaardigde claim op de steun van anderen in zijn of haar strijd.


3. Recht op gelijkheid en het verbod op discriminatie

  • Recht op respect.
  • Alle mensen zijn gelijk voor de wet en hebben recht op gelijke mogelijkheden en bescherming door de wet.
  • Alle mensen hebben recht op gelijk loon voor gelijke prestatie.
  • Aan niemand - man of vrouw - kan het recht worden onthouden op werk.
  • Tegen niemand kan onderscheid worden gemaakt wegens religieuze overtuiging, kleur, ras, herkomst, geslacht of taal.


4. Recht op rechtvaardigheid

  • Iedereen heeft het recht om overeenkomstig de wet, en niet anders dan overeenkomstig de wet, te worden behandeld.
  • Iedereen heeft niet alleen het recht, maar zelfs de plicht te protesteren tegen onrecht; zijn of haar toevlucht te nemen tot de middelen die de wet biedt in geval van verlies of verwonding; het recht op zelfverdediging tegen klachten die tegen hem of haar worden ingebracht en een goede raadsman voor een onafhankelijke rechter of gerechtelijk tribunaal in ieder privaat- of publiekrechtelijke aangelegenheid.
  • Het is een recht en plicht voor eenieder om de rechten van anderen en de gemeenschap te verdedigen.
  • Niemand zal worden gediscrimineerd in publiek- en privaatrechtelijke zaken. Het is het recht en de plicht van iedere moslim om een opdracht te weigeren die strijdig is met de wet, ongeacht door wie de opdracht is gegeven.


5. Recht op een eerlijk proces

  • Niemand zal schuldig bevonden worden aan een overtreding en worden onderworpen aan straf zolang zijn schuld niet is bewezen voor een onafhankelijke rechterlijke instelling.
  • Niemand wordt schuldig verklaard zonder rechtvaardig proces en zonder redelijke gelegenheid zich te verdedigen.
  • Straf wordt toegekend volgens de richtlijnen van de wet, in overeenstemming (proporioneel) met de overtreding en met inachtneming van de omstandigheden waaronder de misdaad plaatsvond.
  • Geen daad kan worden aangemerkt als overtreding, tenzij dit als zodanig is omschreven in de wet.
  • Iedereen is verantwoordelijk voor zijn of haar handelen. Verantwoording voor een misdaad kan niet worden uitgebreid tot andere leden van een familie of groep, zolang diegenen niet direct of indirect betrokken waren bij de bewuste misdaad.


6. Recht op bescherming tegen machtsmisbruik

  • Eenieder heeft recht op vrijwaring van hinder door officiële instanties. Men hoeft zich niet te verantwoorden, tenzij men in staat van beschuldiging wordt gesteld nadat men in een situatie is terechtgekomen waardoor redelijkerwijs verdenking van betrokkenheid bij een misdrijf is ontstaan.


7. Recht op bescherming tegen foltering en lichamelijk geweld

  • Niemand zal worden onderworpen aan geestelijke of lichamelijke foltering of bedreigd worden met verwondingen bij hem/haarzelf of verwanten en vrienden in het algemeen, of gedwongen worden de betrokkenheid bij een misdaad te bekennen, of gedwongen worden deel te nemen aan een handeling die zijn of haar belangen schaadt. Elke vorm van eigenrichting, ook die van bloed- en eerwraak, is een buitenislamitisch gebruik.


8. Recht op bescherming van eer en goede naam

  • Eenieder heeft het recht zijn of haar eer en goede naam te verdedigen tegen aantijgingen, ongefundeerde aanklachten of opzettelijke pogingen tot smaad en afpersing.


9. Recht op asiel

  • Ieder vervolgd en onderdrukt persoon heeft het recht op toevlucht en asiel. Dit recht is eenieder gegarandeerd ongeacht ras, religie, kleur of geslacht.
  • De Heilige Moskee in Mekka is een heiligdom en een vrijplaats voor alle moslims.


10. Rechten van minderheden

  • Het uitgangspunt van de koran "Er is geen dwang in religie" zal bepalend zijn ten aanzien van de religieuze rechten van niet-moslim minderheden.
  • In een 'moslimland' hebben religieuze minderheden de keus tussen de islamitische wetten en hun eigen wetgeving bij kwesties van burgerlijke en persoonlijke aard.


11. Rechten en plichten tot goed gedrag en goed beheer ten aanzien van openbare aangelegenheden

  • Binnen het kader van de wet is ieder individu van de gemeenschap (oemma) gerechtigd een publiek ambt te vervullen.
  • Het proces van vrije beraadslaging (sjoera) is de basis van de besturende relatie tussen regering en volk. Het volk heeft ook het recht zijn leiders te kiezen en te ontslaan.


12. Recht op vrijheid van levensovertuiging, ideeën en meningsuiting

  • Eenieder heeft het recht om uiting te geven aan zijn gedachten en opvattingen zolang hij binnen de normen van de wet blijft. Niemand heeft echter het recht om onwaarheden te verspreiden of rapporten te verspreiden die ingaan tegen het openbaar fatsoen, of mee te werken aan smaad en het belasteren van personen.
  • Het nastreven van kennis, het zoeken naar waarheid is niet alleeen een recht van, maar zelfs een plicht voor iedere moslim, man of vrouw.
  • Het is zowel recht als plicht voor iedere moslim om te protesteren en - binnen de grenzen van de wet - te strijden tegen onderdrukking, zelfs als dit betekent dat de hoogste autoriteiten van de staat ter verantwoording moeten worden geroepen.
  • Het verspreiden van informatie zal niet worden belemmerd, vooropgesteld dat dit de veiligheid van de samenleving of de staat niet bedreigd en niet strijdig is met de uitgangspunten van de wet.
  • Niemand zal zich op neerbuigende wijze opstellen tegenover de religieuze overtuiging van minderheden of zich er publiekelijk vijandig over uitlaten; respect voor de religieuze gevoelens van minderheden is een verplichting voor moslims.


13. Recht op vrijheid van godsdienst

  • Een ieder is gerechtigd tot vrijheid van geweten en beleving van godsdienstige opvattingen.


14. Recht op vrijheid van vereniging en politieke deelname

  • Eenieder mag deelnemen - individueel of per groep - aan het religieuze, sociale, politieke en culturele leven van zijn gemeenschap en instanties oprichten die het goede (ma`roef) nastreven en het slechte (moenkar) bestrijden.
  • Eenieder kan zijn recht doen gelden op het instellen van instanties die de naleving van deze rechten bevorderen. De gehele gemeenschap is verantwoordelijk voor het scheppen van omstandigheden waarin alle leden van de gemeenschap hun persoonlijkheid volledig kunnen ontwikkelen.


15. Rechten voortvloeiend uit de economische orde

  • Eenieder heeft binnen zijn of haar economische situatie recht op alle voordelen van de natuur en haar hulpbronnen. Dit zijn zegeningen van God voor de gehele mensheid.
  • Ieder mens is gerechtigd te voorzien in zijn bestaansonderhoud binnen het kader van de wet.
  • Iedereen heeft recht op eigendommen, privé of collectief. Staatseigendom van bepaalde economische bronnen en hulpmiddelen in het algemeen belang is legitiem.
  • De armen hebben recht op een vast deel van het bezit van de rijken, zoals bepaald in de zakat, geheven en geïnd volgens de wet.
  • Alle productiemiddelen zullen worden benut in het belang van de gehele gemeenschap (oemma) en mogen niet worden misbruikt of verwaarloosd.
  • Om de ontwikkeling van een evenwichtige economie te bevorderen en om een gemeenschap te vrijwaren van uitbuiting, verbiedt de islam monopolies, onredelijke handelsbeperkingen, woeker, dwang bij het afsluiten van contracten en misleidende advertenties.
  • Alle economische activiteiten zijn toegestaaan zolang ze niet strijdig zijn met de belangen van de gemeenschap (oemma) en geen geweld doen aan islamitische wetten en waarden.


16. Recht op bescherming van eigendom

  • Geen eigendom mag worden vervreemd, tenzij dit gebeurt in het belang van de samenleving, waarbij rechtvaardige en toereikende genoegdoening wordt gegeven.


17. Rechten van de arbeider

  • De positie en waardigheid van werkenden wordt door de islam gegarandeerd. Hij eerbiedigt arbeid en de werkenden. En laat de moslims niet alleen de werkenden rechtvaardig behandelen, maar ook royaal en tijdig belonen. Men heeft niet alleen recht op prompte betaling van loon, maar ook op rust en ontspanning.


18. Recht op sociale zekerheid

  • Eenieder heeft recht op voeding, onderdak, kleding, opleiding en medische verzorging binnen het bereik van de middelen van de gemeenschap. Deze verplichting voor de gemeenschap geldt in het bijzonder ten aanzien van alle personen die niet voor zichzelf kunnen zorgen als gevolg van een tijdelijke of blijvende handicap, of het bereiken van hoge ouderdom.


19. Recht op familie

  • Eenieder mag een huwelijk aangaan, een gezin stichten en kinderen grootbrengen overeenkomstig zijn religie, tradities en cultuur. Iedere echteno(o)t(e) kan rechten doen gelden op deze voorrechten en voert bovendien de verplichtingen uit die de wet hem of haar oplegt.
  • Iedere partner in een huwelijk heeft recht op respect en zorg van de ander.
  • Iedere echtgenoot is gebonden zijn vrouw en kinderen te onderhouden in overeenstemming met zijn middelen.
  • Ieder kind heeft recht op onderhoud en opvoeding door zijn ouders, waarbij het verboden is een kind op jonge leeftijd te laten werken of hem op enige andere wijze zodang te belasten dat zijn natuurlijke ontwikkeling wordt geschaad.
  • Elk kind heeft het recht op te groeien in een vredige en veilige omgeving om deel te kunnen nemen aan 'het goede leven'.
  • Opgroeien in een beschermende en beschermde omgeving houdt tevens in: recht op een veilige verblijfplaats, bescherming van persoonlijke bezittingen, bescherming van afspraken en overeenkomsten, het recht op vrije beweging en sociale en wettelijke autonomie.
  • Moederschap dient door de familie en de gemeenschap (oemma) tegemoet getreden te worden met extra respect en ondersteuning.
  • Binnen het gezin zullen man en vrouw hun aandeel in de verplichtingen en de verantwoordelijkheid delen, overeenkomstig hun geslacht, natuurijk talent en interesses, met inachtneming van hun gezamenlijke verantwoording voor hun nageslacht en verwanten.
  • Niemand zal worden uitgehuwelijkt tegen zijn of haar wil, of zijn of haar persoonlijke rechten zien aangetast door een huwelijk.


20. Rechten van gehuwde vrouwen

  • Iedere gehuwde vrouw heeft het recht om in het huis van haar echtgenoot te leven.
  • Iedere gehuwde vrouw heeft het recht op de noodzakelijke middelen om een levensstandaard op te houden die niet minder is dan die van haar partner. Iedere gehuwde vrouw heeft, in geval van echtscheiding, recht op ondersteuning in overeenstemming met de middelen van de echtgenoot, gedurende de periode van de `idda - een wachtperiode van drie maanden en tien dagen, voor haarzelf en voor haar kinderen, ongeacht haar eigen financiële positie, verdiensten of eigendom waar ze haar recht op kan laten gelden.
  • Iedere gehuwde vrouw heeft het recht om ontbinding van het huwelijk (choel`) te zoeken en te krijgen overeenkomstig de wet. Dit recht vormt een aanvulling op het recht op echtscheiding, uit te spreken door de rechter.
  • Iedere gehuwde vrouw heeft het recht om te erven van haar man, haar ouders, kinderen en andere verwanten, overeenkomstig de wet.
  • Iedere gehuwde vrouw heeft na scheiding het recht op strikte vertrouwelijkheid van haar partner ten aanzien van informatie die hij van haar heeft verkregen en die, indien openbaar gemaakt, schadelijk zou zijn voor haar belangen. Eenzelfde verantwoordelijkheid geldt voor de vrouw ten aanzien van haar echtgenoot.


21. Recht op onderwijs

  • Eenieder heeft recht op onderwijs in overeenstemming met zijn of haar natuurlijke vaardigheden.
  • Eenieder heeft recht op vrije beroepskeuze, loopbaan en op volledige ontwikkeling van zijn of haar natuurlijke talent.


22. Recht op privacy

  • Eenieder heeft recht op bescherming van zijn of haar privacy.


23. Recht op vrijheid van verplaatsen en verblijven

  • Uitgaande van de veronderstelling dat de moslimwereld een werkelijk moslimgemenebest (oemma) zou zijn, heeft iedere moslim recht op vrije beweging tussen de moslimlanden.
  • Niemand zal worden gedwongen zijn land van vestiging te verlaten of daaruit tegen zijn wil te worden gedeporteerd, zolang dit niet voortvloeit uit toepassing van de wet.


24. Ondergeschiktheid bepalingen van deze Verklaring

  • Alle rechten en vrijheden genoemd in deze Verklaring zijn ondergeschikt aan de Islamitische Sharia.


25. Referentiebron van deze Verklaring

  • De Islamitische Sharia is de enige referentiebron ter uitleg en verduidelijking van alle artikelen van deze Verklaring.