Van zon en zomer/Geboorte

[ 10 ]


GEBOORTE


Over de wereld fluisterden
Donkere schimmen,
Zij luisterden
Aan de kimmen.

Over de wereld draaiden
De winden te duizel,
Een gele schat zwaaide
Te gruizel.

Over de wereld holde
Een zwarte veeg,
Achteraan bolde
Het zonnedeeg.

Een tinteling daalde
Op aarde
En verhaalde: —
De hemel baarde!

Uit haar grooten schoot
Klommen de zonnereuzen,
Zij landden als 'n vloot
Van watergeuzen.

[ 11 ]

Hen minde en loofde
De moederblik, —
Op hun blonde hoofden
Klom de leeuwerik.

Toen traden zij de wallen
Van Holland in
Met het schallen
Van 't zomerbegin.