Venloosch Weekblad/Jaargang 23/Nummer 36/Dr. Schaepman
‘Dr. Schaepman’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit het Venloosch Weekblad, zaterdag 5 september 1885, [p. 1]. Publiek domein. |
Dr. Schaepman
heeft in de 32. algemeene vergadering van Duitschlands Katholieken, die thans te Munster gehouden wordt, het woord gevoerd. Hij zeide:
Ook zonder bijzonderen lastbrief, durf ik mijzelven voor gemachtigd houden, u den groet over te brengen mijner katholieke landgenooten. Indien ik in deze eeuw van nationaliteit niet van Nederlandsche stamgenooten spreek, doe ik dit met voordacht. Dit woord heeft iets bedenkelijks (Zeer waar!); doch wanneer wij dankbaar zijn aan God, omdat wij katholieken zijn, wij zijn het ook omdat wij onafhankelijke Nederlanders zijn (Blijken van instemming). Wat zal ik u uit naam van Nederland zeggen? Ik vind een aanknoopingspunt in een actueele quaeatie, in de koloniale quaestie. Wij vormen een kolonialen Staat van beteekenis; gij hebt eerst in den laatsten tijd koloniën bezeten; gij waart een rijk van kolonisten zonder koloniën. Onze koloniale politiek is niet altijd van de beste soort geweest: er is een tijd geweest, dat onze broeders van het Gemeene Leven ook hier, in Westfalen, zegenrijk gewerkt hebben, maar later kwam uit Nederland Jan Van Leyden tot u, die een duizendjarig rijk wilde stichten, waaraan gij te recht een einde hebt gemaakt. Gij daarentegen hebt ons kloosterlingen gezonden en door hen de blijde boodschap tot ons doen komen dat er nog een hoogere strijd bestaat dan de strijd om de goederen dezer aarde (Bravo!); een strijd, die moet volstreden worden, niet met bloed en ijzer, maar door het gebed en door het vaststaan in het heilig geloof der katholieke Kerk. Voor ons, kleinen, en zwakken Staat, is het een koninklijke eer geweest, dat wij uw kloosterlingen konden ontvangen in vrijheid en volkomen onafhankelijk. (Stormachtig bravo!) Van de vrijheid kan veel kwaad gezegd worden; maar de vrijheid, die gepaard gaat met recht en waarheid, hebben wij liefgehad, en aan haar zijn wij trouw gebleven. Wij hebben geen verbanningswetten gemaakt (Levendige toejuichingen); wij hebben niemand over de grenzen gejaagd, integendeel gezegd: „Bij ons zult gij in vrijheid leven”, en het geheele land heeft deze woorden bekrachtigd. De professoren, die ook bij ons Meiwetten verlangden — bij al hetgeen men Culterkampf noemt, staan de heeren professoren altijd vooraan (Hilariteit.) — zijn predikers in de woestijn gebleven. Het volk is hier niet gevolgd. — (Applaus.) Ik breng een Hoch uit op degenen die zich niet meer onder u bevinden, maar die bij ons een toevlucht gevonden hebben, de katholieke orden: mogen zij leven! (Stormachtige en enthusiastische teekenen van instemming).