De tram Roermond-Maeseyck.
Men herinnert zich nog, hoe vóór een paar jaren concessies voor de tram Roermond–Maeseyck (Kessenich) door den heer Jonkergouw en later door den heer Souman waren aangevraagd. Van beide concessies is niets gekomen.
Daarom deed het ons genoegen van nieuwe plannen te hooren, zegt de Nieuwe Koerier, om eene verbinding tusschen Roermond en Kessenich tot stand te brengen, in aansluiting met de tram van Kessenich–Maeseyck, die reeds sinds enkele jaren in werking is.
De ontworpen lijn zal loopen van Roermond over Horn, Beegden, Heel en Panheel, Thorn, Ittervoort, Kessenich naar Maeseyck. De ljjn blijft dan slechts op een korten afstand van Neeritter en een 20 minuten van de kom der gemeenten Grathem en Wessem.
Het plan schijnt te bestaan, dat de tram zal aangelegd worden door eene Maatschappij, waarvan de betrokken, (zooeven genoemde) gemeenten aandeelhouders zullen zijn.
Al zullen echter de gemeenten – daarin geholpen door Staat en Provincie – de lijn aanleggen, zij kunnen deze niet exploiteeren, dat wil zeggen, zij kunnen niet voor hare rekening nemen het aanschaffen van locomotieven en wagens, en het bedienen van de tram door eigen personeel. Dat zou voor zulke kleine lijn zóó duur worden, dat er jaren en jaren lang geld op zou worden toegegeven.
Men heeft dus een anderen weg moeten zoeken, en dien, dank zij de bemoeiingen van het Gemeentebestuur van Roermond, ook gevonden.
Wijl de tram Maeseyck–Roermond reeds tot Kessenich in werking is, en zich dient aan te sluiten bij het Belgisch tramwegnet, heeft men met Belgische maatschappijen moeten onderhandelen.
De Brusselsche Maatschappij van de Chemins de fer vicinaux wil het rollend materiaal (locomotieven en wagens) leveren tegen tien percent van alle ontvangsten.
Dan is de Limburgsche stoomtramwegmaatschappij te Bree genegen, om de exploitatie op zich te nemen. Onder exploitatie is begrepen: het geheele personeel, zoowel voor bediening van de tram als voor administratie; de premies voor assurantie, om de geldelijke gevolgen van ongelukken aan reizigers en personeel overkomen, te kunnen uitbetalen; de herstellingen aan materieel, het gebruik van steenkolen, olie enz., en het onderhoud van weg en werken.
Voor deze exploitatie vraagt de Limb. Stoomtramwegmij:
1o. eene vaste som van 1000 francs per treinkilometer;
2o. de helft van de dan nog overblijvende bruto ontvangsten, maar met een minimum van nog eens 1000 frs., behalve, wanneer de bruto ontvangsten niet voldoende zouden zijn, om daaruit deze laatste 1000 francs te betalen.
Deelen wij ten slotte nog mede, dat volgens de gemaakte berekening 5 trammen van Roermond naar Maeseyck en 5 van Maeseyck naar Roermond zullen loopen, en dat de prijs van het personenvervoer gesteld is op 2½ cent per kilometer, of van Roermond naar Kessenich op 17 × 2½ = 42½ cent.
|