Verdrag nopens de toepassing op de zeeoorlog van de beginselen der Conventie van Genève van 22 augustus 1864

Verdrag nopens de toepassing op den zeeoorlog van de beginselen der Conventie van Genève van 22 augustus 1864

Derde Conventie van Den Haag 1899

Type Multilateraal
Ondertekening 27 juli 1899 in 's-Gravenhage
Inwerkingtreding 4 september 1900
Brontaal Frans
Vertaling Officiële Nederlandse
Wijzigt Additionele artikelen tot herziening der overeenkomst van 22 Augustus 1864
Vervangen door Tiende Conventie van Den Haag 1907
Leden 51
Bron Rodekruis.nl
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Derde Conventie van Den Haag 1899 op Wikipedia

Den Haag, 29 juli 1899

(Aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)

Gelijkelijk bezield met den wensch om, voor zoover het van hen afhangt, de van den oorlog onafscheidelijke rampen te verminderen en met dat doel de beginselen der Conventie van Genève van 22 Augustus 1864 op den zeeoorlog willende toepassen, hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten;

Hebben Zij derhalve tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(volgen de namen der gevolmachtigden)

die, na aan elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken vorm zijn bevonden, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:

Artikel 1 De militaire hospitaal-schepen, waaronder te verstaan de schepen door de Staten gebouwd of ingericht in ‘t bijzonder en uitsluitend met het doel om hulp te verleenen aan de gewonden, zieken en schipbreukelingen, en waarvan de namen aan de oorlogvoerende mogendheden zullen zijn medegedeeld bij den aanvang of in den loop der vijandelijkheden, in ieder geval vóór eenige ingebruikstelling, worden geëerbiedigd en kunnen gedurende de vijandelijkheden niet worden prijs gemaakt.
Evenmin worden die schepen, met betrekking tot hun verblijf in eene neutrale haven, gelijkgesteld met oorlogsschepen.

Artikel 2 De hospitaal-schepen, geheel of ten deele uitgerust op kosten van particulieren of van officieel erkende vereenigingen tot hulpbetoon, worden eveneens geëerbiedigd en zijn niet onderhevig aan prijsmaking, indien de oorlogvoerende Mogendheid, waartoe zij behooren, hun eenen officieelen lastbrief heeft verstrekt en hunne namen ter kennis heeft gebracht van de tegenpartij bij den aanvang of in den loop der vijandelijkheden, in ieder geval vóór eenige ingebruikstelling.
Die schepen moeten voorzien zijn van een stuk, afkomstig van de bevoegde overheid, verklarende dat zij gedurende hunne uitrusting en bij hun eindvertrek aan haar toezicht onderworpen zijn geweest.

Artikel 3 De hospitaal-schepen, geheel of ten deele uitgerust op kosten van particulieren of van officieel erkende vereenigingen van neutrale landen, worden geëerbiedigd en zijn niet onderhevig aan prijsmaking, indien de neutrale Mogendheid, waartoe zij behooren, hun eenen officieelen lastbrief heeft verstrekt en hunne namen ter kennis heeft gebracht van de oorlogvoerende Mogendheden bij den aanvang of in den loop der vijandelijkheden, in ieder geval vóór elke ingebruikstelling.

Artikel 4 De schepen, die vermeld zijn in de artikelen 1, 2 en 3, zullen hulp en bijstand verleenen aan de gewonden, zieken en schipbreukelingen der oorlogvoerenden zonder onderscheid van nationaliteit.
De Regeeringen verbinden zich om die schepen voor geenerlei oorlogsdoeleinde te gebruiken.
Die schepen mogen de bewegingen der strijdenden op geenerlei wijze belemmeren.
Gedurende en na den strijd zullen zij op eigen risico en gevaar handelen.
De oorlogvoerenden zullen te hunne opzichte het recht hebben van toezicht en van doorzoeking; zij zullen hunne medewerking kunnen weigeren, hun kunnen gebieden zich te verwijderen, hun een bepaalden koers kunnen voorschrijven en eenen commissaris aan boord kunnen plaatsen, zelfs hen kunnen aanhouden, indien de ernst der omstandigheden het mocht vorderen.
De oorlogvoerenden zullen, zooveel mogelijk, in het scheepsjournaal der hospitaal-schepen de bevelen inschrijven welke zij hun zullen geven.

Artikel 5 De militaire hospitaal-schepen zullen worden onderscheiden door eene witte buitenbeschildering met eenen horizontalen groenen gang van ongeveer anderhalven meter breedte.
De schepen, die vermeld zijn in de artikelen 2 en 3, zullen worden onderscheiden door eene witte buitenbeschildering met eenen horizontalen rooden gang van ongeveer anderhalven meter breedte.
De sloepen der zoo even vermelde schepen, evenals kleine vaartuigen voor den hospitaaldienst bestemd, zullen zich onderscheiden door eene dergelijke beschildering.
Alle hospitaal-schepen zullen zich kenbaar maken door, behalve hunne nationale vlag, de witte vlag met rood kruis, voorgeschreven door de Conventie van Genève, te hijschen.

Artikel 6 De neutrale koopvaardijschepen, jachten of sloepen, welke gewonden, zieken of schipbreukelingen der oorlogvoerenden aan boord hebben of bezig zijn die aan boord te nemen, kunnen niet prijs gemaakt worden wegens het feit van dit vervoer, maar zij blijven onderhevig aan prijsmaking wegens eenigerlei schending der onzijdigheid, waaraan zij zich schuldig gemaakt mochten hebben.

Artikel 7 Het geestelijk, geneeskundig en hospitaal-personeel van ieder prijs gemaakt schip is onschendbaar en kan niet krijgsgevangen gemaakt worden. Bij het verlaten van het schip neemt dit personeel de voorwerpen en heelkundige instrumenten, welke zijn bijzonder eigendom zijn, mede.
Dat personeel zal voortgaan zijne functiën waar te nemen zoolang zulks noodig zal zijn en het zal zich vervolgens kunnen verwijderen, wanneer de opperbevelhebber het mogelijk zal oordeelen.
De oorlogvoerenden moeten aan dat in hunne handen gevallen personeel het volle genot van zijn traktement verzekeren.

Artikel 8 De zich aan boord bevindende gewonde of zieke zeelieden en militairen, onverschillig tot welke natie zij behooren, zullen door de nemers beschermd en verzorgd worden.

Artikel 9 De schipbreukelingen, gewonden of zieken van eenen oorlogvoerende, welke in de handen vallen van den ander, zijn krijgsgevangenen. Aan dezen laatste staat het vrij, naar gelang der omstandigheden, te beslissen, of hij hen wil houden, hen zenden naar een haven van zijnen Staat, naar eene neutrale haven of zelfs naar eene haven van de tegenpartij. In het laatste geval mogen de aldus aan hun land teruggegeven gevangenen gedurende den oorlog niet dienen.

Artikel 10[1]
De schipbreukelingen, gewonden of zieken, die, met toestemming van de plaatselijke overheid, in eene neutrale haven worden ontscheept, moeten, behoudens eene schikking in tegenovergestelden zin van den neutrale Staat met de oorlogvoerende Staten, op zoodanige wijze door den neutralen Staat bewaakt worden, dat zij niet op nieuw deel kunnen nemen aan de krijgsverrichtingen.
De hospitaalkosten en die voor de interneering zullen gedragen worden door den Staat, tot welken de schipbreukelingen, gewonden of zieken behooren.

Artikel 11 De voorschriften, vervat in de vorenstaande artikelen, zijn slechts verbindend voor de contractreerende Mogendheden, ingeval van oorlog tusschen twee of meer van Haar.
Die voorschriften zullen ophouden verbindend zijn van het oogenblik af, waarop in een oorlog tusschen contracteerende Mogendheden, eene niet-contracteerende Mogendheid zich bij eene der oorlogvoerenden mocht voegen.

Artikel 12 Het tegenwoordig Verdrag zal zoo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen te ‘s Gravenhage nedergelegd worden.
Van het nederleggen van iedere akte van bekrachtiging zal een proces-verbaal worden opgemaakt, waarvan een voor eensluidend gewaarmerkte afdruk langs diplomatieken weg zal worden overgemaakt aan alle contracteerende Mogendheden.

Artikel 13 De Mogendheden, die niet onderteekend hebben en de Conventie van Genève van 22 Augustus 1864 aangenomen zullen hebben, kunnen tot het tegenwoordig Verdrag toetreden.
Zij zullen te dien einde hare toetreding moeten te kennen geven aan de contracteerende Mogendheden, door middel van eene schriftelijke kennisgeving, gericht tot de Nederlandsche Regeering en door deze aan alle andere contracteerende Mogendheden medegedeeld.

Artikel 14 Mocht het gebeuren, dat eene der Hooge contracteerende Partijen het tegenwoordig Verdrag zoude opzeggen, dan zou deze opzegging eerst van kracht worden één jaar na de schriftelijke kennisgeving tot de Nederlandsche Regeering gericht en door deze onmiddellijk aan alle andere contracteerende Mogendheden medegedeeld.
Die opzegging zal slechts van kracht zijn ten aanzien van de Mogendheid, die haar heeft gedaan.

Ter oirkonde waarvan de Gevolmachtigden het tegenwoordig Verdrag hebben onderteekend en van hunne zegels voorzien.

Gedaan te ’s Gravenhage den negen en twintigsten Juli achttienhonderd negen en negentig, in een enkel exemplaar, hetwelk nedergelegd zal blijven in het archief van de Nederlandsche Regeering en waarvan voor eensluidend gewaarmerkte afdrukken langs diplomatieken weg aan de contracteerende Mogendheden zullen worden overgemaakt.

  1. Bovenstaand artikel 10 is met onderling goedvinden der betrokken Staten door geen hunner bekrachtigd.