Verdrag nopens het stellen van onderzeese zelfwerkende contact-mijnen

Verdrag nopens het stellen van onderzeese zelfwerkende contact-mijnen

Achtste Conventie van Den Haag 1907

Type Multilateraal
Ondertekening 18 oktober 1907 in 's-Gravenhage
Inwerkingtreding 26 januari 1910
Brontaal Frans
Vertaling Officiële Nederlandse
Leden 28
Bron Rodekruis.nl
Auteursrecht Publiek domein
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Achtste Conventie van Den Haag 1907 op Wikipedia

Den Haag, 18 oktober 1907

(Aanduiding van de verdragsluitende Mogendheden)

Geleid door het beginsel der vrijheid van de zeewegen, open voor alle volken;

Overwegende dat, indien men, bij de huidigen staat van zaken, het gebruik van onderzeesche zelfwerkende contact-mijnen niet kan verbieden, het van belang is het gebruik er van te beperken en te regelen, ten einde de hardheden van den oorlog te verminderen en, zooveel als mogelijk is, aan de vreedzame scheepvaart de zekerheid te geven waarop zij recht heeft aanspraak te maken, niettegenstaande het bestaan van een oorlog;

In afwachting dat het mogelijk zal zijn deze aangelegenheid te regelen op eene wijze, die aan de betrokken belangen de wenschelijke waarborgen schenkt;

Hebben besloten met dat doel een Verdrag te sluiten en hebben tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:

(volgen de namen der gevolmachtigden);

Die, na hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben nedergelegd, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:

Artikel 1

Het is verboden:

  • 1. niet verankerde zelfwerkende contact-mijnen te plaatsen, tenzij zij zoodanig vervaardigd zijn, dat zij uiterlijk een uur nadat hij, die ze geplaatst heeft, er het toezicht op verloren heeft, ongevaarlijk worden;
  • 2. verankerde zelfwerkende contact-mijnen te plaatsen, die niet ongevaarlijk worden zoodra ze losgeraakt zijn;
  • 3. torpedo's te gebruiken, die niet ongevaarlijk worden, wanneer ze hun doel hebben gemist.

Artikel 2

Het is verboden zelfwerkende contact-mijnen te plaatsen voor de kusten of havens van den tegenstander met het uitsluitend doel de koopvaardij te onderscheppen.

Artikel 3

Bij gebruik van verankerde zelfwerkende contact-mijnen moeten alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen worden voor de veiligheid der vreedzame scheepvaart.
De oorlogvoerenden verbinden zich om, voor zoover zulks mogelijk is, er in te voorzien dat de mijnen na beperkten tijd ongevaarlijk worden en om, in geval zij niet langer worden bewaakt, de gevaarlijke streken, zoodra de eischen van den krijg het toelaten, aan te wijzen door eene kennisgeving aan de scheepvaart, welke tevens, langs den diplomatieken weg, aan de Regeeringen moet worden medegedeeld.

Artikel 4

Iedere onzijdige Mogendheid, die zelfwerkende contact-mijnen voor hare kusten plaatst, moet dezelfde regelen in acht nemen en dezelfde voorzorgsmaatregelen nemen als aan de oorlogvoerenden zijn voorgeschreven.
De onzijdige Mogendheid moet, door een voorafgaande kennisgeving, aan de scheepvaart de streken doen kennen, waar zelfwerkende contact-mijnen zullen worden verankerd. Deze kennisgeving moet onverwijld langs den diplomatieken weg aan de Regeeringen worden medegedeeld.

Artikel 5

De verdragsluitende Mogendheden verbinden zich om, bij het einde van den oorlog, alles te doen wat in hare macht is ten einde, ieder voor zich, de mijnen op te ruimen, die zij geplaatst hebben.
Van verankerde zelfwerkende contact-mijnen, door een der oorlogvoerenden langs de kusten van den ander geplaatst, wordt de plaatsing aan de andere partij kenbaar gemaakt door de Mogendheid, die ze geplaatst heeft en iedere Mogendheid moet in den kortst mogelijken tijd de opruiming der mijnen, die zich in hare wateren bevinden, bewerkstelligen.

Artikel 6

De verdragsluitende Mogendheden, die nog niet beschikken over zoodanige volmaakte mijnen als in dit Verdrag zijn voorzien en die zich bijgevolg op dit oogenblik niet kunnen gedragen naar de regelen, in de artikelen 1 en 3 vastgesteld, verbinden zich om, zoodra mogelijk, haar mijnenmateriaal te veranderen, opdat het aan bovenvermelde voorschriften beantwoorde.

Artikel 7

De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts toepasselijk tusschen de verdragsluitende Mogendheden en alleen indien de oorlogvoerenden alle partijen zijn bij het Verdrag.

Artikel 8

Dit Verdrag zal zoo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen te 's-Gravenhage worden nedergelegd.
De eerste nederlegging van akten van bekrachtiging zal geconstateerd worden door een procesverbaal, geteekend door de vertegenwoordigers der Mogendheden, die er aan deelnemen en door den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken.
De latere nederleggingen van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van eene geschreven kennisgeving, gericht aan de Nederlandsche Regeering en vergezeld van het instrument van bekrachtiging.
Een voor eensluidend verklaarde afdruk van het proces-verbaal betrekkelijk de eerste nederlegging van akten van bekrachtiging van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de instrumenten van bekrachtiging, zal door de zorgen der Nederlandsche Regeering en langs diplomatieken weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenoodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden, die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regeering haar tegelijkertijd doen weten den datum, waarop Zij de kennisgeving ontvangen heeft.

Artikel 9

De niet onderteekende Mogendheden zijn bevoegd tot dit Verdrag toe te treden.
De Mogendheid, die wenscht toe te treden, geeft van hare bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandsche Regeering, onder overmaking der akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regeering wordt nedergelegd.
Deze Regeering doet onmiddellijk aan alle andere Mogendheden een voor eensluidend verklaarden afdruk toekomen van de kennisgeving, alsmede van de akte van toetreding, daarbij aangevende den datum, waarop Zij de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 10

Dit Verdrag treedt voor de Mogendheden, die aan de eerste nederlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagteekening van het proces-verbaal dezer nederlegging in werking en voor de Mogendheden, die later de akten van bekrachtiging nederleggen of toetreden, zestig dagen nadat de kennisgeving der nederlegging van hare akten van bekrachtiging of van hare toetreding door de Nederlandsche Regeering is ontvangen.

Artikel 11

Dit Verdrag heeft eenen duur van zeven jaren te rekenen van den zestigsten dag na den datum der eerste nederlegging van akten van bekrachtiging.
Behoudens opzegging blijft het van kracht na afloop van dien termijn.
De opzegging wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandsche Regeering, die onmiddellijk een voor eensluidend verklaarden afdruk der kennisgeving doet toekomen aan alle Mogendheden, en haar daarbij doet weten den datum, waarop Zij haar ontvangen heeft.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte der Mogendheid, die er van kennis heeft gegeven en zes maanden nadat de kennisgeving er van de Nederlandsche Regeering heeft bereikt.

Artikel 12

De verdragsluitende Mogendheden verbinden zich het vraagstuk van het gebruik der zelfwerkende contact-mijnen zes maanden voor den afloop van den in het eerste lid van het voorgaand artikel voorziene termijn weder op te vatten, in geval het niet op een vroeger tijdstip weder is opgevat en opgelost door de Derde Vredesconferentie.
Indien de verdragsluitende Mogendheden een nieuw Verdrag betreffende het gebruik van mijnen sluiten, houdt met het van kracht worden daarvan dit Verdrag op toepasselijk te zijn.

Artikel 13

Een register, gehouden door het Nederlandsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken, wijst aan den datum der nederlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 8, lid 3 en 4, alsmede den datum waarop de kennisgevingen van toetreding (artikel 9, lid 2) of van opzegging (artikel 11, lid 3) zijn ontvangen.
Iedere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er voor eensluidend verklaarde uittreksels uit te vragen.

Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hunne onderteekening hebben voorzien.

Gedaan te 's-Gravenhage, den achttienden October een duizend negen honderd en zeven, in enkelvoudig exemplaar, dat nedergelegd blijft in de archieven der Nederlandsche Regeering en waarvan voor eensluidend verklaarde afdrukken langs diplomatieken weg worden overgemaakt aan de Mogendheden, die tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenoodigd geworden.