Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

< Overzicht:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal Protocol betreffende voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschap >

Verdrag van Parijs 1951

Type Multilateraal
Ondertekening 18 april 1951 in Parijs
Inwerkingtreding 23 augustus 1952
Status Buiten werking
Einde werking 23 augustus 2002
Brontaal Duits, Frans, Italiaans en Nederlands
Bron Eur-lex
Auteursrecht '© Europese Unie, http://eur-lex.europa.eu/, 1998-2015', vrij te gebruiken met bronvermelding
Logo Wikipedia
Logo Wikipedia
Meer over Verdrag van Parijs 1951 op Wikipedia
Verdrag
tot oprichting van de
Europese Gemeenschap
voor Kolen en Staal

Verdrag bewerken

De President van de Bondsrepubliek Duitsland, Zijne Koninklijke Hoogheid de Koninklijke Prins van België, de President van de Franse Republiek, de President van de Italiaanse Republiek, Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg, Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

Overwegende, dat de wereldvrede slechts kan worden beschermd door een krachtsontplooiing evenredig aan de gevaren die hem bedreigen;

Ervan overtuigd, dat de bijdrage, die een georganiseerd en levend Europa tot de beschaving kan leveren, onontbeerlijk is voor het handhaven van vreedzame betrekkingen;

Zich ervan bewust, dat Europa zich slechts kan vormen door daden, die allereerst een feitelijke saamhorigheid scheppen, en door het leggen van gemeenschappelijke grondslagen voor de economische ontwikkeling;

Verlangend door uitbreiding van de productie hunner basisindustrieën gezamenlijk bij te dragen tot een verhoging van het levenspeil en tot het voortgaan van de werken des vredes;

Vastbesloten voor eeuwenoude wedijver een samensmelting hunner wezenlijke belangen in de plaats te stellen, door het instellen van een economische gemeenschap de eerste grondstenen te leggen voor een grotere en hechtere gemeenschap tussen volkeren, die lange tijd door bloedige strijd verdeeld zijn geweest en de grondslagen te leggen voor instellingen, die in staat zijn richting te geven aan een voortaan gezamenlijke bestemming;

Hebben besloten een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in het leven te roepen en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:

De President van de Bondsrepubliek Duitsland:

De Heer Dr. Konrad Adenauer, Kanselier en Minister van Buitenlandse Zaken;

Zijne Koninklijke Hoogheid de Koninklijke Prins van België:

De Heer Paul van Zeeland, Minister van Buitenlandse Zaken,
De Heer Joseph Meurice, Minister van Buitenlandse Handel;

De Preisdent van de Franse Republiek:

De Heer Robert Schuman, Minister van Buitenlandse Zaken;

De Preisdent van de Italiaanse Republiek:

De Heer Carlo Sforza, Minister van Buitenlandse Zaken;

Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg:

De Heer Joseph Bech, Minister van Buitenlandse Zaken;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

De Heer Dirk Udo Stikker, Minister van Buitenlandse Zaken;
De Heer Johannes Roelof Maria van den Brink, Minister van Economische Zaken;

Die, na overlegging van hunne in goede en deugdelijke vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:

EERSTE TITEL
Van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
bewerken

Artikel 1

De HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN komen bij dit Verdrag onderling overeen op te richten een EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL, gebaseerd op een gemeenschappelijke markt, gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke instellingen.

Artikel 2

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal heeft ten doel in harmonie met de algemene economie 'der deelnemende Staten, en daartoe in staat gesteld door de instelling van een gemeenschappelijke markt overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, bij te dragen tot de economische ontwikkeling, de uitbreiding van de werkgelegenheid en de verhoging van het levenspeil in de deelnemende Staten.

De Gemeenschap moet in toenemende mate de omstandigheden scheppen, die uit zichzelf de meest rationele verdeling van de productie op een zo hoog mogelijk peil verzekeren en daarbij zowel de continuïteit van de werkgelegenheid waarborgen als vermijden, dat in de economie van de deelnemende Staten fundamentele en duurzame moeilijkheden worden veroorzaakt.

Artikel 3

De instellingen van de Gemeenschap moeten in het kader van hun onderscheidene bevoegdheden en in het gemeenschappelijk belang:

a) waken voor een regelmatige voorziening van de gemeenschappelijke markt, rekening houdende met de behoeften van derde landen;
b) aan allen, die in het gemeenschappelijk marktgebied als verbruiker optreden en in vergelijkbare omstandigheden verkeren, op voet van gelijkheid de toegang tot de productiebronnen waarborgen;
c) waken voor een zo laag mogelijke prijsstelling, mits daaruit geen verhoging voortvloeit van de door dezelfde ondernemingen bij andere transacties berekende prijzen, noch van het prijspeil in een ander tijdvak, terwijl ruimte gelaten moet worden voor de noodzakelijke afschrijvingen en voor een normale beloning van de geïnvesteerde kapitalen;
d) waken voor het handhaven van omstandigheden, welke de ondernemingen aansporen tot bet vergroten en verbeteren van hun productiemogelijkheden en tot het bevorderen van een rationeel beleid bij het ontginnen van de natuurlijke hulpbronnen, waardoor een niet verantwoorde uitputting daarvan wordt voorkomen;
e) de verbetering bevorderen van het levenspeil en van de arbeidsvoorwaarden der werknemers, zodat een geleidelijke egalisatie daarvan in elk der industrieën, welke aan haar zorg zijn toevertrouwd, mogelijk wordt;
f) de ontwikkeling van het internationale ruilverkeer bevorderen en waken voor het in acht nemen van billijke grenzen ten aanzien van de op buitenlandse markten berekende prijzen;
g) een regelmatige uitbreiding en modernisering van de productie, alsmede een verbetering;van de kwaliteit bevorderen, met dien verstande, dat elke bescherming tegen concurrerende industrieën, die niet zou­ zijn gerechtvaardigd door een ongeoorloofde handeling hunnerzijds of te hunnen gunste verricht, is uitgeschakeld.

Artikel 4

Als zijnde onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal worden afgeschaft en zijn verboden binnen de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag:

a) in- of uitvoerrechten of heffingen met daaraan gelijke werking en kwantitatieve beperkingen van het goederenverkeer;
b) maatregelen of practijken, die een discriminatie tussen producenten, tussen kopers of tussen verbruikers inhouden, met name die, welke betrekking hebben op prijzen of leveringsvoorwaarden en vervoerstarieven, alsmede maatregelen of practijken, die de koper belemmeren in de vrije keus van zijn leverancier;
c) door de Staten verleende subsidies of hulp, of door deze opgelegde bijzondere lasten, in welke vorm ook;
d) beperkende practijken, die strekken tot verdeling of uitbuiting van markten.

Artikel 5

Bij het vervullen van haar taak overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag grijpt de Gemeenschap zo weinig mogelijk rechtstreeks in.

Te dien einde:

  • licht zij de belanghebbenden bij hun optreden voor en vergemakkelijkt zij dit door het verzamelen van gegevens, door het organiseren van overleg en door het omschrijven van algemene doelstellingen;
  • stelt zij financieringsmiddelen ter beschikking van de ondernemingen voor hun investeringen en draagt zij bij in de kosten van wederaanpassing;
  • verzekert zij de vestiging, de handhaving en de inachtneming van normale concurrentieverhoudingen en gaat zij slechts dan over tot een rechtstreekse beïnvloeding van de productie en de markt, wanneer de omstandigheden zulks vereisen;
  • maakt zij de beweegredenen voor haar handelingen openbaar en neemt zij de nodige maatregelen ter verzekering van de naleving van de bepalingen van dit Verdrag.

De instellingen van de Gemeenschap verrichten deze taak met een beperkt administratief apparaat in nauwe samenwerking met de belanghebbenden.

Artikel 6

De Gemeenschap bezit rechtspersoonlijkheid.

In het internationale verkeer bezit de Gemeenschap de handelingsbevoegdheid die nodig is voor het uitoefenen van haar taak en voor het bereiken van haar doelstellingen.

In elk der deelnemende Staten bezit de Gemeenschap de meest omvattende handelingsbevoegdheid, die aan nationale rechtspersonen is toegekend; met name kan zij roerende en onroerende goederen verworven en vervreemden en in rechten optreden.

De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door haar instellingen, elk in het kader van haar bevoegdheden.

TWEEDE TITEL
Van de Instellingen van de Gemeenschap
bewerken

Artikel 7

De Instellingen van de Gemeenschap zijn:

  • een Hoge Autoriteit, bijstaan door een Raadgevend Comité;
  • een Gemeenschappelijke Vergadering, hierna genoemd de «Vergadering»;
  • een Bijzondere Raad van Ministers, hierna genoemd de «Raad»;
  • een Hof van Justitie, hierna genoemd het «Hof».

HOOFDSTUK I
van de Hoge Autoriteit
bewerken

Artikel 8

De Hoge Autoriteit is ermede belast de in dit Verdrag vervatte doelstellingen, overeenkomstig de bepalingen daarvan te verwezenlijken.

Artikel 9

De Hoge Autoriteit bestaat uit negen leden, benoemd voor zes jaren en gekozen op grond van hun algemene bekwaamheid.

De aftredende leden kunnen worden herbenoemd. Het aantal leden van de Hoge Autoriteit kan door een besluit van de Raad, bij eenstemmigheid genomen, worden verminderd.

Alleen zij die het staatsburgerschap van een van de deelnemende Staten bezitten kunnen lid van de Hoge Autoriteit zijn.

In de Hoge Autoriteit kunnen niet meer dan twee leden van dezelfde nationaliteit zitting hebben.

De leden van de Hoge Autoriteit oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit, in het algemeen belang van de Gemeenschap. Bij de vervulling van hun plicht vragen noch aanvaarden zij instructies van een Regering of enig lichaam.

Zij onthouden zich van iedere handeling welke onverenigbaar is met het boven-nationalc karakter van hun ambt.

Iedere deelnemende Staat verbindt zich dit boven-nationale karakter te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de Hoge Autoriteit te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.

De leden van de Hoge Autoriteit kunnen geen enkele beroepswerkzaamheid al of niet tegen vergoeding verrichten, noch direct of indirect enig belang verwerven of behouden in bedrijven of ondernemingen kolen en staal betreffende, tijdens de uitoefening van hun ambt en gedurende drie jaren na het einde daarvan.

Artikel 10

De Regeringen van de deelnemende Staten benoemen in onderlinge overeenstemming acht leden. Dezen gaan over tot de benoeming van het negende lid, dat gekozen is wanneer het ten minste vijf stemmen verkrijgt.

De aldus benoemde leden blijven in functie gedurende een tijdvak van zes jaren, te rekenen van het tijdstip van instelling van de gemeenschappelijke markt.

In het geval dat zich gedurende dit eerste tijdvak een vacature voordoet ingevolge één van de oorzaken bedoeld in artikel 12, wordt daarin voorzien volgens de bepalingen van de derde alinea van dat artikel, in onderlinge overeenstemming tussen de Regeringen van de deelnemende Staten.

In geval van toepassing van de derde alinea van artikel 24 in de loop van ditzelfde tijdvak, wordt in de vervanging van de leden van de Hoge Autoriteit voorzien overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van dit artikel.

Na afloop van dit tijdvak vindt een algemene vernieuwing plaats; de aanwijzing van de negen leden geschiedt dan als volgt: de Regeringen van de deelnemende Staten gaan over tot de benoeming van acht leden met een meerderheid van 5/6 indien geen eenstemmigheid wordt bereikt, terwijl het negende lid aangewezen wordt door coöptatie volgens het bepaalde in de eerste alinea van dit artikel.

Dezelfde procedure wordt gevolgd bij de algemene vernieuwing welke nodig is in geval van toepassing van artikel 24.

Om de twee jaren wordt een derde van de leden van de Hoge Autoriteit vervangen. Telkenmale wanneer een algemene vernieuwing heeft plaatsgevonden, wordt de volgorde van aftreden onmiddellijk door het lot bepaald door de bemoeiingen van de voorzitter van de Raad.

De periodieke vernieuwingen na afloop van iedere tweejarige periode vinden afwisselend plaats, in de volgende volgorde:

benoeming door de Regeringen van de deelnemende Staten volgens het bepaalde in de vijfde alinea van dit artikel, en coöptatie overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea.

In het geval dat vacatures optreden door een der oorzaken bedoeld in artikel 12, wordt daarin voorzien volgens de bepalingen van de derde alinea van bedoeld artikel, afwisselend in de volgende volgorde:

benoeming door de Regeringen van de deelnemende Staten volgens het bepaalde in de vijfde alinea van dit artikel, en coöptatie overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea.

In alle gevallen voorzien in dit artikel waarbij een benoeming gedaan wordt door middel van een besluit van de Regeringen bij oen meerderheid van 5/6 of door middel van coöptatie, beschikt iedere Regering over een veto-recht overeenkomstig de volgende bepalingen:

Wanneer een Regering gebruik gemaakt heeft van haar veto-recht ten aanzien van twee personen indien het een individuele vernieuwing betreft en ten aanzien van vier personen, wanneer het een algemene of een twee-jaarlijkse vernieuwing betreft, kan iedere verdere uitoefening van genoemd recht ter gelegenheid van dezelfde vernieuwing door een andere Regering aan het Hof worden voorgelegd; het Hof kan het veto van nul en gener waarde verklaren indien zij misbruik aanwezig acht.

Behalve in het geval van ontheffing als bedoeld in de tweede alinea van artikel 12 blijven de leden van de Hoge Autoriteit hun ambt vervullen totdat in hun vervanging is voorzien.

Artikel 11

De voorzitter en de vice-voorzitter van de Hoge Autoriteit worden benoemd uit de leden van dit lichaam voor twee jaren en op dezelfde wijze als voorzien voor de benoeming van de leden van de Hoge Autoriteit door de Regeringen van de deelnemende Staten. Hun mandaat kan worden vernieuwd.

Behalve in het geval van algemene vernieuwing, geschiedt de benoeming na raadpleging van de Hoge Autoriteit.

Artikel 12

Behalve door periodieke vervanging eindigt de ambtsvervulling van een lid van de Hoge Autoriteit door overlijden of ontslag.

Op verzoek van de Hoge Autoriteit of van de Raad kunnen de loden van de Hoge Autoriteit, die niet meer voldoen aan de voor de uitoefening van hun ambt noodzakelijke vereisten of die op ernstige wijze zijn tekort geschoten, door het Hof van hun ambt ontheven worden verklaard.

In de gevallen bij dit artikel voorzien, wordt het desbetreffende lid voor de verdere duur van zijn amtsperiode vervangen overeenkomstig de bepalingen van artikel 10.

Er zal niet tot vervanging worden overgegaan, indien de duur van de nog overblijvende amtsperiode korter dan drie maanden is.

Artikel 13

De besluiten van de Hoge Autoriteit worden genomen door de meerderheid van haar leden.

Het reglement van orde bepaalt het quorum. Dit quorum moet echter groter zijn dan de helft van het aantal leden, waaruit de Hoge Autoriteit bestaat.

Artikel 14

Ter uitvoering van de haar opgedragen taken en overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag geeft de Hoge Autoriteit beschikkingen, doet zij aanbevelingen en geeft zij adviezen.

De beschikkingen zijn verbindend in al hun onderdelen.

De aanbevelingen zijn verbindend ten aanzien van de daarin gestelde doeleinden, doch laten degenen, tot wie zij zijn gericht, de keuze van de middelen ter bereiking daarvan.

De adviezen zijn niet verbindend.

Wanneer de Hoge Autoriteit bevoegd is een beschikking te geven, kan zij zich bopalen tot het doen van een aanbeveling.

Artikel 15

De beschikkingen, aanbevelingen en adviezen van de Hoge Autoriteit worden met redenen omkleed on vermelden de adviezen, welke zij verplicht heeft ingewonnen.

Wanneer de beschikkingen en aanbevelingen van individuele aard zijn, binden zij de belanghebbende uit krachte van hem daarvan gedane kennisgeving.

In alle andere gevallen worden zij van kracht door het enkele feit van hun openbaarmaking.

De wijze van uitvoering van dit artikel wordt door de Hoge Autoriteit vastgesteld.

Artikel 16

De Hoge Autoriteit neemt alle interne maatregelen ter verzekering van het goed functionneren van haar diensten.
Zij kan studiecommissies instellen, met name een economische studiecommissie.

In het kader van een door de Hoge Autoriteit vastgesteld algemeen huishoudelijk reglement is de voorzitter van de Hoge Autoriteit belast met het beheer der diensten en met de zorg voor het ten uitvoer leggen van de besluiten van de Hoge Autoriteit.

Artikel 17

Jaarlijks, tenminste één maand voor de opening van de zitting van de Vergadering, publiceert de Hoge Autoriteit een algemeen verslag van de werkzaamheden van de Gemeenschap en van haar administratieve uitgaven.

Artikel 18

Een Raadgevend Comité wordt ingesteld om de Hoge Autoriteit bij te staan. Het bestaat uit tenminste 30 en ten hoogste 51 leden en is samengesteld uit gelijke aantallen producenten, werknemers en verbruikers en handelaren.

De leden van het Raadgevend Comité worden door de Raad benoemd.

Wat de producenten en werknemers betreft wijst de Raad de representatieve organisaties aan, waartussen hij de beschikbare zetels verdeelt. Iedere organisatie wordt uitgenodigd een lijst samen te stellen bevattende tweemaal zoveel namen als het aantal zetels, dat haar is toegewezen.

De benoeming geschiedt uit deze lijst.

De leden van het Raadgevend Comité worden in hun persoonlijke hoedanigheid en voor twee jaren benoemd. Zij zijn niet gebonden door enigerlei last of instructie van de organisaties, die hen hebben aangewezen.

Het Raadgevend Comité wijst uit zijn midden de voorzitter en het bureau aan voor de duur van één jaar. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

De vergoedingen voor de leden van het Raadgevend Comité worden door de Raad, op voorstel van de Hoge Autoriteit, vastgesteld.

Artikel 19

De Hoge Autoriteit kan het Raadgevend Comité raadplegen in alle gevallen, waarin zij zulks nuttig oordeelt. Zij is gehouden dit te doen in die gevallen, waarin deze raadpleging door dit Verdrag is voorgeschreven.

De Hoge Autoriteit legt aan het Raadgevend Comité de op grond van artikel 46 opgestelde algemene doelstellingen en programma's voor en houdt dit Comité op de hoogte van de richtlijnen voor haar optreden op grond van de artikelen 54, 65 en 66.

Indien de Hoge Autoriteit zulks nodig acht, stelt zij het Raadgevend Comité een termijn voor het uitbrengen van zijn advies. Deze termijn zal tenminste 10 dagen bedragen, te rekenen van de datum van de mededeling, welke te dien einde aan de voorzitter wordt gedaan.

Het Raadgevend Comité wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen, hetzij op verzoek van de Hoge Autoriteit, hetzij op verzoek van de meerderheid van zijn leden om te beraadslagen over een bepaald omschreven vraag.

Het proces-verbaal van de beraadslagingen wordt tegelijkertijd met het advies van het Comité aan de Hoge Autoriteit en aan de Raad toegezonden.

HOOFDSTUK II
van de Vergadering
bewerken

Artikel 20

De Vergadering, samengesteld uit vertegenwoordigers van de volkeren van de Staten die in de Gemeenschap zijn verenigd, oefent het toezicht uit, waartoe haar de bevoegdheid bij dit Verdrag is verleend.

Artikel 21

De Vergadering is samengesteld uit afgevaardigden, die de Parlementen uit hun midden één keer per jaar aanwijzen of die door rechtstreekse algemene verkiezingen worden aangewezen, overeenkomstig de door iedere Hoge Verdragsluitende Partij vastgestelde procedure.

Het aantal van deze afgevaardigden is als volgt vastgesteld:

Duitsland 18
België 10
Frankrijk 18
Italië 18
Luxemburg 4
Nederland 10

De vertegenwoordigers van de bevolking van het Saargebied zijn begrepen in het aantal aan Frankrijk toegewezen afgevaardigden.

Artikel 22

De Vergadering houdt jaarlijks een zitting. Zij komt van rechtswege de tweede Dinsdag in Mei bijeen. De zitting kan niet langer duren dan tot het einde van het lopende boekjaar.

De Vergadering kan op verzoek van de Raad in buitengewone zitting worden bijeengeroepen voor het geven van een advies over vraagstukken, die haar door de Raad zijn voorgelegd.

Zij kan eveneens in buitengewone zitting bijeenkomen op verzoek van de meerderheid van haar leden of op verzoek van de Hoge Autoriteit.

Artikel 23

De Vergadering wijst uit haar midden haar voorzitter en haar bureau aan.

De leden van de Hoge Autoriteit zijn bevoegd alle zittingen bij te wonen. De voorzitter of de leden van de Hoge Autoriteit die door haar zijn aangewezen, worden op hun verzoek gehoord.

De Hoge Autoriteit antwoordt mondeling of schriftelijk op de haar door de Vergadering of door de leden daarvan gestelde vragen.

De leden van de Raad zijn bevoegd alle zittingen bij te wonen en worden op hun verzoek gehoord.

Artikel 24

De Vergadering beraadslaagt in openbare zitting over het algemeen verslag, dat haar door de Hoge Autoriteit wordt voorgelegd.

Indien aan de Vergadering een motie van afkeuring betreffende het verslag wordt voorgelegd, kan zij zich over deze motie niet eerder uitspreken dan tenminste 3 dagen nadat de motie is nedergelegd on door een openbare stemming.

Indien de motie van afkeuring is aangenomen met een meerderheid van 2/3 der uitgebrachte stemmen en tevens met een meerderheid van de leden, die in de Vergadering zitting hebben, moeten de leden van de Hoge Autoriteit gezamenlijk aftreden. Zij blijven de lopende zaken behartigen tot in hun vervanging is voorzien overeenkomstig artikel 10.

Artikel 25

De Vergadering stelt haar reglement van orde vast met een meerderheid van de leden, die in de Vergadering zitting hebben.

De handelingen van de Vergadering worden overeenkomstig de in dit reglement voorziene bepalingen openbaar gemaakt.

HOOFDSTUK III
van de Raad
bewerken

Artikel 26

De Raad oefent zijn bevoegdheden uit in de gevallen en op de wijze, in dit Verdrag voorzien, met name met het doel het beleid van de Hoge Autoriteit en dat van de voor de algemene economische politiek van hun landen verantwoordelijke Regeringen met elkaar te doen harmoniëren.

Te dien einde wisselen de Raad en de Hoge Autoriteit inlichtingen uit en plegen zij wederzijds overleg.

De Raad kan de Hoge Autoriteit verzoeken over te gaan tot het bestuderen van alle voorstellen en maatregelen, die hij nuttig of nodig acht ter bereiking van de gemeenschappelijke doelstellingen.

Artikel 27

De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de deelnemende Staten. Iedere Staat vaardigt één lid van zijn Regering af.

Het voorzitterschap wordt door de leden van de Raad bij toerbeurt uitgeoefend in de alfabetische volgorde der deelnemende Staten voor een tijdsduur van drie maanden.

Artikel 28

De Raad wordt door zijn voorzitter op verzoek van een deelnemende Staat of op verzoek van de Hoge Autoriteit in vergadering bijeengeroepen.

Wanneer de Raad geraadpleegd wordt door de Hoge Autoriteit, beraadslaagt hij zonder noodzakelijkerwijze tot stemming over te gaan. Het proces-verbaal van de beraadslagingen wordt aan de Hoge Autoriteit overgelegd.

In het geval dat dit Verdrag instemming van de Raad eist, wordt deze geacht te zijn verkregen indien het voorstel van de Hoge Autoriteit de goedkeuring verkrijgt:

  • van de volstrekte meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende Staten, met inbegrip van de stem van de vertegenwoordiger van een Staat die over ten minste 20 % van de totale waarde van de kolen- en staalproductie van de Gemeenschap beschikt;
  • of, ingeval van gelijke verdeling van stemmen, en indien de Hoge Autoriteit haar voorstel na een tweede beraadslaging handhaaft, van de vertegenwoordigers van twee deelnemende Staten welke elk over ten minste 20 % van de totale waarde van de kolen- on staalproductie van de Gemeenschap beschikken.

In het geval dat dit Verdrag een besluit met eenstemmigheid of instemming met algemene stemmen eist, is dit besluit genomen of deze instemming verkregen, indien daarop de stemmen van alle leden van de Raad zijn verkregen.

De besluiten van de Raad, andere dan die welke een gequalificeerde meerderheid of eenstemmigheid vereisen, worden genomen door de meerderheid van de leden die in de Raad zitting hebben; deze meerderheid wordt geacht te zijn verkregen indien zij de volstrekte meederheid van de vertegenwoordigers der deelnemende Staten omvat, met inbegrip van de stem van de vertegenwoordiger van een Staat welke over ten minste 20 % van de totale waarde van de kolen- en staalproductie van de Gemeenschap beschikt.

In geval van stemming kan ieder lid van de Raad door één enkel ander lid gemachtigd worden.

De Raad stelt zich met de deelnemende Staten in verbinding door tussenkomst van zijn voorzitter.

De besluiten van de Raad worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen, welke hij vaststelt.

Artikel 29

De Raad stelt de salarissen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Hoge Autoriteit en van de voorzitter, de rechters, de advocaten-generaal en de griffier van het Hof vast.

Artikel 30

De Raad stelt zijn reglement van orde vast.

HOOFDSTUK IV
van het Hof
bewerken

Artikel 31

Het Hof verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitleg en toepassing van dit Verdrag en deszelfs uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 32

Het Hof is samengesteld uit zeven rechters voor zes jaar door de Regeringen der deelnemende Staten benoemd in onderlinge overeenstemming uit personen, die alle waarborgen voor onafhankelijkheid en bekwaamheid bieden.

Iedere drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. Deze heeft beurtelings betrekking op drie leden en op vier leden. Aan het einde van de eerste periode van drie jaar worden drie leden, die moeten aftreden, door het lot aangewezen.

De aftredende rechters kunnen opnieuw worden benoemd.

Het aantal rechters kan, op voorstel van het Hof, door de Raad bij eenstemmig besluit worden uitgebreid.

De rechters wijzen uit hun midden de voorzitter van het Hof voor drie jaren aan.

Artikel 33

Het Hof is bevoegd uitspraak te doen op elk door een deelnemende Staat of de Raad ingesteld beroep tot nietigverklaring van beschikkingen en aanbevelingen van de Hoge Autoriteit op grond van onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van het Verdrag of van enige uitvoeringsregeling daarvan dan wel van misbruik van bevoegdheid. Het onderzoek door het Hof kan echter geen betrekking hebben op een beoordeling van de toestand, die voortvloeit uit economische feiten of omstandigheden, met het oog op welke toestand de beschikkingen zijn gegeven of de aanbevelingen zijn gedaan, tenzij de Hoge Autoriteit het verwijt wordt gemaakt, dat zij haar bevoegdheden heeft misbruikt of de bepalingen van het Verdrag of enige op de uitvoering daarvan betrekking hebbende rechtsregel klaarblijkelijk heeft miskend.

Voor de ondernemingen en verenigingen, bedoeld in artikel 48, staat onder dezelfde voorwaarden beroep open tegen de hen individueel betreffende beschikkingen en aanbevelingen of tegen algemene beschikkingen en aanbevelingen, die volgens hun mening te hunnen opzichte misbruik van bevoegdheid inhouden.

Het beroep, bedoeld in de eerste twee alinea's van dit artikel, moet worden ingesteld binnen een termijn van een maand te rekenen onderscheidenlijk van de dag van kennisgeving of van die van openbaarmaking van de beschikking of de aanbeveling.

Artikel 34

In geval van vernietiging wijst het Hof de zaak terug naar de Hoge Autoriteit. Deze is gehouden de maatregelen te nemen, die de tenuitvoerlegging van de beslissing tot vernietiging met zich medebrengt. Indien een onderneming of een groep van ondernemingen onmiddellijk en bijzonder nadeel heeft geleden van een beschikking of aanbeveling, waaraan naar het oordeel van het Hof een fout kleeft van zodanige aard dat zij een aansprakelijkheid voor de Gemeenschap medebrengt, is de Hoge Autoriteit gehouden, daarbij gebruik makende van de bevoegdheden welke haar door dit Verdrag zijn toegekend, de maatregelen te nemen, die op een billijke wijze het nadeel herstellen dat het onmiddellijk gevolg is van de vernietigde beschikking of aanbeveling, en zonodig een rechtvaardige schadevergoeding toe te kennen.

Indien de Hoge Autoriteit in gebreke blijft binnen een redelijke termijn de maatregelen te nemen, die de tenuitvoerlegging van een beslissing tot vernietiging mede brengt, staat een beroep tot schadevergoeding op het Hof open.

Artikel 35

Indien de Hoge Autoriteit overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag of van zijn uitvoeringsvoorschriften, gehouden is een beschikking te geven of eon aanbeveling te doen, en zich niet aan deze verplichting houdt, zijn, al naar het geval zich voordoet, de Staten, de Raad of de ondernemingen en verenigingen bevoegd zich terzake tot haar te wenden.

Hetzelfde geldt indien de Hoge Autoriteit, hoewel zij ingevolge een bepaling van dit Verdrag of deszelfs uitvoeringsvoorschriften bevoegd is een beschikking te geven of een aanbeveling te doen, zich hiervan onthoudt en deze onthouding misbruik van bevoegdheid betekent.

Indien na verloop van een termijn van twee maanden de Hoge Autoriteit geen beschikking heeft gegeven of geen aanbeveling heeft gedaan, kan binnen een termijn van een maand bij het Hof in beroep worden gekomen tegen de stilzwijgende weigering, die in dit nalaten is besloten.

Artikel 36

De Hoge Autoriteit is verplicht de belanghebbenden in staat te stellen opmerkingen te maken vóórdat zij de geldstraffen of dwangsommen oplegt, welke in dit Verdrag zijn voorzien.

Tegen op grond van de bepalingen van dit Verdrag opgelegde geldstraffen en dwangsommen staat in volle omvang beroep open.

De verzoekers kunnen, ter ondersteuning van hun beroep overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van artikel 33 van dit Verdrag, de onrechtmatigheid van beschikkingen of aanbevelingen, waarvan niet-opvolging hun is ten laste gelegd, aanvoeren.

Artikel 37

Indien een deelnemende Staat van oordeel is, dat in een bepaald geval een handelen of nalaten van de Hoge Autoriteit van dien aard is, dat daaruit fundamentele en duurzame moeilijkheden voor zijn economie ontstaan, kan hij zich tot de Hoge Autoriteit wenden.

Indien daartoe aanleiding bestaat, erkent de Hoge Autoriteit, na raadpleging van de Raad, het bestaan van een dergelijke toestand en geeft zij een beschikking over de maatregelen, welke overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag genomen moeten worden om onder waarborging van de wezenlijke belangen van de Gemeenschap aan deze toestand een einde te maken.

Indien, op grond van de bepalingen van dit artikel, bij het Hof beroep wordt ingesteld tegen deze beschikking of tegen een beschikking welke uitdrukkelijk of stilzwijgend het bestaan van de hierboven bedoelde toestand ontkent, kan het Hof onderzoeken of het beroep op goede gronden berust.

In geval van vernietiging is de Hoge Autoriteit, binnen het kader van de uitspraak van het Hof, gehouden te beslissen omtrent de maatregelen, welke moeten worden genomen om de in de tweede alinea van dit artikel voorziene doeleinden te bereiken.

Artikel 38

Het Hof kan op verzoek van één der deelnemende Staten of van de Hoge Autoriteit de besluiten van de Vergadering of van de Raad vernietigen.

Het daartoe strekkende verzoek moet worden gedaan binnen een maand na het openbaar maken van het besluit van de Vergadering of van de mededeling van het besluit van de Raad aan de deelnemende Staten of aan de Hoge Autoriteit.

Dit beroep kan alleen worden gegrond op onbevoegdheid of schending van wezenlijke vormvoorschriften.

Artikel 39

Beroep op het Hof heeft geen opschortende werking.

Het Hof kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de naleving van de aangevochten beschikking of aanbeveling gelasten.

Het kan alle nodige andere voorlopige maatregelen voorschrijven.

Artikel 40

Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 34, eerste alinea, is het Hof bevoegd op verzoek van de benadeelde partij een geldelijke vergoeding toe te kennen ten laste van de Gemeenschap, in geval schade is ontstaan bij de uitvoering van dit Verdrag door een dienstfout van de Gemeenschap.

Het Hof is eveneens bevoegd schadeloosstelling toe te kennen ten laste van een functionaris van de Gemeenschap, in geval de schade het gevolg is van een persoonlijke fout van deze functionaris in de uitoefening zijner bediening.

Indien de benadeelde partij deze schadeloosstelling niet van de functionaris heeft kunnen verkrijgen, kan het Hof een billijke schadevergoeding toekennen ten laste van de Gemeenschap.

Alle andere geschillen, ontstaan tussen de Gemeenschap en derden, waarop de artikelen van dit Verdrag en de daarop betrekking hebbende uitvoeringsvoorschriften niet van toepassing zijn, worden aan de nationale rechter voorgelegd.

Artikel 41

Alleen het Hof is bevoegd, bij \vege van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over de geldigheid van besluiten van de Hoge Autoriteit en van de Raad, indien een geschil dat aan een nationale rechter is voorgelegd, deze geldigheid in het geding brengt.

Artikel 42

Het Hof is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule, vervat in een door of namens de Gemeenschap gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.

Artikel 43 Het Hof is bevoegd uitspraak te doen in alle andere gevallen, voorzien in aanvullende bepalingen van dit Verdrag.

Het kan eveneens een uitspraak doen in alle gevallen, die met de materie van dit Verdrag verband houden en waarin de wetgeving van een deelnemende Staat hem daartoe de bevoegdheid toekent.

Artikel 44

De uitspraken van het Hof kunnen ten uitvoer worden gelegd op het grondgebied der deelnemende Staten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 92.

Artikel 45

Het Statuut van het Hof is vastgesteld bij een aan dit Verdrag toegevoegd protocol.

DERDE TITEL
Economische en Sociale Bepalingen
bewerken

HOOFDSTUK I
algemene bepalingen
bewerken

Artikel 46

De Hoge Autoriteit kan, te allen tijde, de Regeringen, de onderscheidene belanghebbenden (ondernemingen, werknemers, verbruikers en handelaren) en hun verenigingen, alsmede alle deskundigen raadplegen.

De ondernemingen, de werknemers, de verbruikers en handelaren en hun verenigingen zijn bevoegd de Hoge Autoriteit alle voorstellen of opmerkingen voor te leggen, welke betrekking hebben op de voor hen van belang zijnde vraagstukken.

Ten einde in het kader van de doestellingen van de Gemeenschap richting te geven aan het optreden van alle belanghebbenden en ter bepaling van haar eigen beleid overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, moet de Hoge Autoriteit mot behulp van bovenbedoelde raadplegingen:

  1. een voortdurende studie van de marktontwikkeling en het prijsverloop maken;
  2. met regelmatige tussenpozen programma's opstellen, welke aanwijzingen inhouden omtrent de vooruitzichten van de productie, het verbruik, de uitvoer en de invoer;
  3. met regelmatige tussenpozen algemene doelstellingen omschrijven betreffende de modernisering, de richting van de productie op lange termijn en de uitbreiding van de productiecapaciteit;
  4. op verzoek van de belanghebbende Regeringen deelnemen aan het bestuderen van de mogelijkheden tot het opnieuw te werk stellen van de arbeidskrachten, die ter beschikking zijn gekomen tengevolge van de ontwikkeling van de markt of van technische omschakeling, in de bestaande industrieën of door middel van het scheppen van nieuwe bedrijvigheid;
  5. gegevens verzamelen, welke noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de mogelijkheden tot verbetering van het levenspeil en de arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de industrieën welke aan haar zorg zijn toevertrouwd, en van de govaren, welke dat levenspeil bedreigen.

Zij maakt de algemene doelstellingen en de programma's openbaar, nadat deze zijn voorgelegd aan het Raadgevend Comité.

Zij kan de hierboven bedoelde studies en gegevens openbaar maken.

Artikel 47

De Hoge Autoriteit kan de voor de vervulling van haar taak noodzakelijke inlichtingen inwinnen. Indien nodig kan zij deze doen verifiëren.

De Hoge Autoriteit is gehouden geen ruchtbaarheid te geven aan de inlichtingen, die krachtens hun aard zijn onderworpen aan het beroepsgeheim en met name aan de inlichtingen, welke betrekking hebben op de ondernemingen en hun handelsbetrekkingen of de elementen van hun kostprijs.

Onder dit voorbehoud is zij verplicht de gegevens, die voor de Regeringen of voor andere belanghebbenden van nut zouden kunnen zijn, openbaar te maken.

De Hoge Autoriteit kan aan ondernemingen, die zich onttrekken aan de verplichtingen, welke voor hen voortvloeien uit de op grond van de bepalingen van dit artikel gegeven beschikkingen, of die willens en wetens onjuiste gegevens verstrekken, boeten tot een bedrag van ten hoogste 1% van de jaaromzet en dwangsommen tot een bedrag van ten hoogste 5% van de gemiddelde dagomzet per dag vertraging opleggen.

Op grond van schending van het beroepsgeheim door de Hoge Autoriteit, waardoor een onderneming schade heeft geleden, kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 40 een eis tot schadevergoeding bij het Hof worden aanhangig gemaakt.

Artikel 48

Het recht van de ondernemingen tot het oprichten van verenigingen wordt door dit Verdrag niet aangetast. De toetreding tot deze verenigingen moet vrijelijk kunnen geschieden.

Zij kunnen elke werkzaamheid verrichten, die niet strijdig is met de bepalingen van dit Verdrag of met de beschikkingen of aanbevelingen van de Hoge Autoriteit.

Iedere vereniging heeft, in de gevallen, waarin dit Verdrag de raadpleging van het Raadgevend Comité oorschrijft, het recht de opmerkingen van haar leden betreffende de beoogde maatregelen aan de Hoge Autoriteit voor te leggen, met inachtneming van de door deze vastgestelde termijn.

Voor het verkrijgen van de voor haar noodzakelijke gegevens of ter vergemakkelijking van de uitvoering van de haar opgedragen taken doet de Hoge Autoriteit in de regel een beroep op de verenigingen van producenten, mits deze, hetzij de aangewezen vertegenwoordigers van de werknemers en verbruikers zitting doen hebben in hun besturen of in de hieraan toegevoegde raadgevende comité's, hetzij op enigerlei andere wijze in hun vereniging voor de werknemers en de verbruikers de mogelijkheid openen op een bevredigende wijze hun belangen tot uitdrukking te brengen.

De in de voorgaande alinea bedoelde verenigingen zijn gehouden de Hoge Autoriteit de door deze noodzakelijk geachte gegevens betreffende hun werkzaamheden te verstrekken.

De in de tweede alinea van dit artikel bedoelde opmerkingen, benevens de gegevens, welke worden verstrekt op grond van de vierde alinea, worden door de verenigingen eveneens aan de betrokken Regering medegedeeld.

HOOFDSTUK II
financiële bepalingen
bewerken

Artikel 49

De Hoge Autoriteit is bevoegd zich de nodige middelen voor de uitvoering van haar taak te verschaffen:

  • door het instellen van heffingen op de productie van kolen en staal;
  • door het opnemen van leningen.

Zij kan schenkingen ontvangen.

Artikel 50

1. De heffingen dienen tot het dekken van:

  • de administratieve uitgaven, voorzien in artikel 78;
  • de niet-terugvorderbare hulp met betrekking tot de wederaanpassing, als bedoeld in artikel 56;
  • het gedeelte van de dienst der door de Hoge Autoriteit opgenomen leningen met betrekking tot de financieringsfaciliteiten, als bedoeld in de artikelen 54 en 56, dat mogelijk nog niet gedekt is door de dienst der verstrekte leningen, alsmede de mogelijke gevolgen van haar garantie van rechtstreeks door de ondernemingen opgenomen leningen, een en ander nadat een beroep op het reservefonds is gedaan;
  • de uitgaven bestemd voor de aanmoediging van het technisch en economisch onderzoek overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid van artikel 55.

2. De heffingen worden jaarlijks op de verschillende producten gelegd, berekend naar hun gemiddelde waarde met dien verstande, dat behoudens voorafgaande machtiging van de Raad, gegeven met een meerderheid van 2/3, de heffing niet meer dan 1% kan bedragen. De wijze van vaststelling en inning wordt door de Hoge Autoriteit na raadpleging van de Raad bij een algemene beschikking vastgesteld, waarbij zoveel mogelijk cumulatieve belasting wordt vermeden.

3. De Hoge Autoriteit kan de bijdragen van ondernemingen, die haar op grond van dit artikel gegeven beschikkingen niet naleven, verhogen met ten hoogste 5% per kwartaal vertraging.

Artikel 51

1. Gelden verkregen uit opgenomen leningen kunnen door de Hoge Autoriteit slechts worden aangewend voor het verstrekken van leningen.

Het plaatsen van leningen van de Hoge Autoriteit op de markten van de deelnemende Staten is onderworpen aan de voorschriften, die op deze markten gelden.

Indien de Hoge Autoriteit de garantie van deelnemende Staten voor het aangaan van bepaalde leningen nodig oordeelt, wendt zij zich tot de betrokken Regering of Regeringen na raadpleging van de Raad; geen Staat is verplicht zijn garantie te geven.

2. De Hoge Autoriteit kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 54 leningen, welke door derden rechtstreeks aan de ondernemingen worden verstrekt, garanderen.

3. De Hoge Autoriteit kan haar lenings- of garantievoorwaarden zodanig vaststellen, dat op deze wijze een reservefonds wordt gevormd, hetwelk uitsluitend bestemd is voor de verlaging van de heffingen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, derde volzin, met dien verstande dat de aldus bijeengebrachte gelden niet kunnen worden gebruikt voor het verstrekken van leningen aan ondernemingen, in welke vorm dan ook.

4. De Hoge Autoriteit verricht niet zelf de met de uitvoering van haar financiële taken samenhangende bankierswerkzaamheden.

Artikel 52

De deelnemende Staten nemen alle passende maatregelen om binnen het grondgebied, bedoeld in de eerste alinea van artikel 79, en binnen het kader van de modaliteiten aanvaard voor de financiële afwikkeling van het handelsverkeer, het overmaken van gelden, afkomstig uit heffingen, geldboeten en dwangsommen en uit het reservefonds, te verzekeren, voorzover zulks nodig is voor hun besteding ten behoeve van de doeleinden, waartoe zij krachtens dit Verdrag zijn bestemd.

De modaliteiten voor het overmaken van gelden — zowel tussen de deelnemende Staten als naar derde landen — op grond van andere door de Hoge Autoriteit of onder haar garantie uitgevoerde financiële operaties, maken het onderwerp uit van overeenkomsten, welke door de Hoge Autoriteit worden afgesloten met de belanghebbende deelnemende Staten of de bevoegde instellingen, met dien verstande dat geen deelnemende Staat, die het deviezenverkeer aan wettelijke bepalingen heeft onderworpen, gehouden is overmakingen te verrichten, waartoe hij zich niet uitdrukkelijk heeft verplicht.

Artikel 53

Onverminderd het bepaalde in artikel 58 en in Hoofdstuk V van de Derde Titel kan de Hoge Autoriteit:

a. na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad goedkeuren, dat op door haar te stellen voorwaarden en onder haar toezicht, door verscheidene ondernemingen gemeenschappelijk financiële voorzieningen worden getroffen, welke naar haar oordeel noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken, omschreven in artikel 3 en verenigbaar met de bepalingen van dit Verdrag, in het bijzonder met artikel 65;
b. met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald, zelve alle financiële voorzieningen met hetzelfde doel treffen.

Soortgelijke voorzieningen, getroffen of in stand gehouden door de deelnemende landen, worden ter kennis gebracht van de Hoge Autoriteit, die na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad, aan de belanghebbende Staten de noodzakelijke aanbevelingen doet, indien dergelijke voorzieningen in haar geheel of gedeeltelijk strijdig zijn met de toepassing van dit Verdrag.

HOOFDSTUK III
investeringen en financiële hulp
bewerken

Artikel 54

De Hoge Autoriteit kan de uitvoering van investeringsprogramma's vergemakkelijken door het verstrekken van leningen aan ondernemingen of door het geven van haar garantie voor andere door de ondernemingen aangegane leningen.

Op dezelfde wijze kan de Hoge Autoriteit, met instemming van de Raad, door deze bij eenstemmigheid bepaald, medewerken aan de financiering van werken en inrichtingen, die rechtstreeks en in hoofdzaak bijdragen tot het verhogen van de productie, het verlagen van de kostprijzen of het vergemakkelijken van de afzet van de producten, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen.

Teneinde een gecoördineerde ontwikkeling van de investeringen te bevorderen, kan de Hoge Autoriteit zich, overeenkomstig de bepalingen van artikel 47, de afzonderlijke programma's vooraf doen voorleggen, hetzij door een afzonderlijk tot de belanghebbende onderneming gericht verzoek, hetzij door middel van een beschikking, welke de aard en het belang van de voor te leggen programma's omschrijft.

Zij kan, na de belanghebbenden in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen te maken, een met redenen omkleed advies geven over deze programma's in het kader van de in artikel 46 bedoelde algemene doelstellingen. Op verzoek van de belanghebbende onderneming is zij gehouden een dergelijk advies te geven. De Hoge Autoriteit deelt het advies aan de belanghebbende onderneming mede en brengt het ter kennis van de betrokken Regering. De lijst van adviezen wordt openbaar gemaakt.

Indien de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat de financiering van een programma of de exploitatie van inrichtingen, welke het programma omvat, subsidies, hulp, bescherming of discriminaties met zich mede brengen, welke in strijd zijn met dit Verdrag, geldt het op deze gronden gegeven afwijzend advies als een beschikking in de zin van artikel 14 en houdt voor de betrokken onderneming het verbod in tot het uitvoeren van dit programma met andere dan eigen middelen.

De Hoge Autoriteit kan aan ondernemingen, welke het in de vorige alinea bedoelde verbod overtreden, boeten opleggen ten hoogste gelijk aan de bedragen, welke onrechtmatig zijn aangewend voor de uitvoering van het desbetreffende programma.

Artikel 55

1. De Hoge Autoriteit is verplicht het technisch en economisch onderzoek met betrekking tot de productie en de ontwikkeling van het verbruik van kolen en staal, alsmede de bedrijfsveiligheid in deze industrieën, aan te moedigen. Zij legt te dien einde alle passende verbindingen tussen de bestaande instellingen van onderzoek.

2. Na raadpleging van het Raadgevend Comité kan de Hoge Autoriteit de ontwikkeling van dit onderzoek bevorderen on vergemakkelijken, hetzij:

a. door een gemeenschappelijke financiering door de belanghebbende ondernemingen te bevorderen;
b. door uit schenkingen verkregen middelen hiervoor beschikbaar te stellen;
c. door met instemming van de Raad middelen ter beschikking te stellen, die afkomstig zijn uit de heffingen, bedoeld in artikel 50, met dien verstande evenwel dat het hoogst toelaatbare percentage van de heffing, vastgesteld in het tweede lid van bedoeld artikel, niet wordt overschreden.

De uitkomsten van de onderzoekingen, welke gefinancierd zijn overeenkomstig de bepalingen sub b en sub c, worden ter beschikking gesteld van alle belanghebbenden in de Gemeenschap.

3. De Hoge Autoriteit geeft alle adviezen, welke dienstig zijn voor de verbreiding van technische verbeteringen, met name met betrekking tot het uitwisselen van octrooien en het verstrekken van exploitatie-licenties.

Artikel 56

Indien de invoering van nieuwe technische werkwijzen of van een nieuwe industriële uitrusting in het kader van de algemene doelstellingen van de Hoge Autoriteit een uitzonderlijk belangrijke vermindering van de behoefte aan arbeidskrachten in de kolenmijn- of staalindustrie veroorzaakt, welke tot gevolg heeft, dat in een of meer gebieden bijzondere moeilijkheden ontstaan bij de herplaatsing van beschikbaar gekomen arbeidskrachten, is de Hoge Autoriteit, op verzoek van de betrokken Regeringen:

a. verplicht advies te vragen aan het Raadgevend Comité;
b. bevoegd, overeenkomstig de voorschriften van artikel 54, hetzij in industrieën, welke aan de rechtsmacht van de Hoge Autoriteit zijn onderworpen, hetzij met instemming van de Raad in enige andere industrie, de financiering te vergemakkelijken van door haar goedgekeurde programma's, die voorzien in het scheppen van nieuwe bedrijvigheid, welke economisch gezond is te achten en de mogelijkheid biedt tot een productieve wederinschakeling van de beschikbaar gekomen werkkrachten;
c. verplicht een niet­terugvorderbare hulp te verlenen, ten einde bij te dragen in de kosten van:
  • de vergoedingen, welke het de werknemers mogelijk maken op herplaatsing te wachten;
  • de vergoedingen voor verplaatsingskosten aan werknemers;
  • de financiering van herscholing van werknemers, die zich genoodzaakt zien van beroep te veranderen.

De Hoge Autoriteit stelt de toekenning van de niet­terugvorderbare hulp afhankelijk van een ten minste gelijkwaardige bijzondere bijdrage door de betrokken Staat, tenzij de Raad met een meerderheid van 2/3 een afwijking van deze laatste bepaling toestaat.

HOOFDSTUK IV
productie
bewerken

Artikel 57

Met betrekking tot de productie maakt de Hoge Autoriteit bij voorkeur gebruik van de indirecte middelen die haar ter beschikking staan, zoals:

  • de samenwerking met de Regeringen ter regeling of beïnvloeding van het algemene verbruik, in het bijzonder dat van de openbare diensten;
  • het ingrijpen op het gebied van de prijzen en de handelspolitiek, zoals in dit Verdrag wordt voorzien.

Artikel 58

1. Indien de Hoge Autoriteit, bij het afnemen van de vraag, meent, dat de Gemeenschap zich in een uitgesproken crisisperiode bevindt en dat de maatregelen, voorzien in artikel 57, niet voldoende zijn om aan deze toestand het hoofd te bieden, moet de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité en met instemming van de Raad een stelsel van productiequota invoeren, vergezeld voorzover nodig van de maatregelen, bedoeld in artikel 74.

Bij gebrek aan een initiatief van de Hoge Autoriteit kan een deelnemende Staat zich tot de Raad wenden. Deze laatste kan bij eenstemmigheid aan de Hoge Autoriteit het invoeren van een quotastelsel voorschrijven.

2. De Hoge Autoriteit stelt, op grondslag van de in samenwerking met de ondernemingen en de verenigingen van ondernemingen gemaakte studies, de quota op een billijke grondslag vast, daarbij rekening houdend met de beginselen omschreven in de artikelen 2, 3 en 4. Zij kan met name de bezettingsgraad van de ondernemingen regelen door het leggen van daartoe geschikte heffingen op de hoeveelheden, waarmede de productie een bij algemene beschikking vastgesteld peil overschrijdt.

De aldus verkregen bedragen zijn bestemd voor het ondersteunen van die ondernemingen, welker productie gedaald is heneden het voorziene peil, ten einde met name zoveel mogelijk de werkgelegenheid in die ondernemingen te handhaven.

3. Het quotastelsel wordt opgeheven op voorstel van de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité aan de Raad gedaan, behoudens tegengestelde beslissing bij eenstemmigheid door de Raad genomen, of op voorstel van de Regering van een der deelnemende Staten, behoudens tegengestelde beslissing van de Raad bij eenvoudige meerderheid genomen. De opheffing van het quotastelsel wordt openbaar gemaakt door de zorg van de Hoge Autoriteit.

4. De Hoge Autoriteit kan aan ondernemingen, die haar beschikkingen gegeven ter uitvoering van dit artikel overtreden, booten opleggen tot ten hoogste een bedrag gelijk aan de waarde van de ongeoorloofde productie.

Artikel 59

1. Indien de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité vaststelt, dat de Gemeenschap verkeert in een periode van ernstige schaarste aan bepaalde of alle aan haar rechtsmacht onderworpen producten en dat de middelen, voorzien in artikel 57, het niet mogelijk maken hieraan het hoofd te bieden, moet zij de Raad hiervan op de hoogte stellen en, tenzij deze bij eenstemmigheid anders beslist, de Raad de noodzakelijke maatregelen voorstellen.

Bij gebrek aan een initiatief van de Hoge Autoriteit kan een deelnemende Staat zich tot de Raad wenden. Deze laatste kan door een beslissing, bij eenstemmigheid genomen, vaststellen dat de vorenbedoelde toestand bestaat.

2. De Raad, besluitende bij eenstemmigheid op voorstel van on in overleg met de Hoge Autoriteit, beslist enerzijds aangaande de verbruiksprioriteiten en anderzijds aangaande de verdeling van de beschikbare hoeveelheden kolen en staal van de Gemeenschap over de industrieën, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, de uitvoer en het overige verbruik.

Op grondslag van de aldus bepaalde verbruiksprioriteiten stelt de Hoge Autoriteit, nadat zij de belanghebbende ondernemingen heeft geraadpleegd, de productieprogramma's op, welke de ondernemingen moeten uitvoeren.

3. Indien geen eenstemmigheid in de Raad wordt bereikt betreffende de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, stelt de Hoge Autoriteit zelve, op grondslag van het verbruik en de uitvoer en onafhankelijk van de plaats waar de productie geschiedt, de verdeling van de beschikbare hoeveelheden kolen en staal van de Gemeenschap tussen de deelnemende Staten vast.

In ieder der deelnemende Staten geschiedt de verdeling der door de Hoge Autoriteit toegewezen hoeveelheden onder verantwoordelijkheid van de Regering, met dien verstande, dat deze verdeling de leveringen, bestemd voor andere deelnemende Staten niet kan aantasten on wat betreft de gedeelten bestemd voor de uitvoer en voor het handhaven van de bedrijvigheid in de kolenmijn- en staalindustrie onder voorbehoud van overleg met de Hoge Autoriteit.

Indien het gedeelte, door een Regering bestemd voor de uitvoer, verminderd is ten opzichte van de grondslagen, welke zijn aangehouden bij de totale toewijzing aan een deelnemende Staat, zal de Hoge Autoriteit bij een volgende verdeling, voorzover nodig, de aldus voor verbruik beschikbaar gekomen hoeveelheden opnieuw tussen de deelnemende Staten verdelen.

Indien een zodanige vermindering van het gedeelte, dat door een Regering bestemd wordt voor het aan de gang houden van de kolenmijn- of staalindustrie, tot gevolg heeft een vermindering van de productie van de Gemeenschap, zal de toewijzing van overeenkomstige producten aan de belanghebbende deelnemende Staat bij een volgende verdeling verminderd worden met een hoeveelheid, overeenkomende met de aan hem te wijten productievermindering.

4. In alle gevallen is de Hoge Autoriteit belast met de verdeling op billijke grondslag over de ondernemingen van de hoeveelheden, bestemd voor de aan haar rechtsmacht onderworpen industrieën op basis van de in samenwerking met de ondernemingen en de verenigingen van ondernemingen gemaakte studies.

5. In de toestand bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan de Hoge Autoriteit overeenkomstig de bepalingen van artikel 57 na raadpleging van het Raadgevend Comité en met instemming van de Raad, besluiten tot het instellen van beperkingen van de uitvoer naar derde landen, geldende voor alle deelnemende Staten; bij gebrek aan een initiatief van de Hoge Autoriteit kan de Raad, besluitende bij eenstemmigheid, deze beperkingen op voorstel van een Regering instellen.

6. De Hoge Autoriteit kan het stelsel, ingesteld op grond van dit artikel, opheffen na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad. Indien de Raad zich met eenstemmigheid hiertegen uitspreekt, kan de Hoge Autoriteit deze uitspraak niet terzijde leggen.

Bij gebrek aan een initiatief van de Hoge Autoriteit kan de Raad de opheffing van dit stelsel doen geschieden door een besluit bij eenstemmigheid.

7. De Hoge Autoriteit kan de ondernemingen die de beschikkingen, gegeven ter uitvoering van dit artikel overtreden, boeten opleggen tot een bedrag van ten hoogste het dubbele van de waarde van de voorgeschreven producties of leveringen, welke niet hebben plaats gevonden of onttrokken zijn aan hun geoorloofde bestemming.

HOOFDSTUK V
prijzen
bewerken

Artikel 60

1. Met betrekking tot de prijzen zijn verboden de gedragingen strijdig met de artikelen 2, 3 en 4, met name:

  • oneerlijke concurrentiepractijken, in het bijzonder zuiver tijdelijke of zuiver plaatselijke prijsverlagingen, welke strekken tot het verkrijgen van een monopolie positie op de gemeenschappelijke markt;
  • discriminerende practijken, die op de gemeenschappelijke markt het toepassen door een verkoper van ongelijke voorwaarden bij gelijksoortige transacties met name naar gelang van de nationaliteit van de kopers, inhouden.

De Hoge Autoriteit kan bij beschikking, gegeven na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad, de gedragingen, welke onder dit verbod vallen omschrijven.

2. Teneinde het bovenstaande te bereiken:

a) moeten de prijsschalen en verkoopvoorwaarden, welke door de ondernemingen op de gemeenschappelijke markt worden toegepast, openbaar worden gemaakt in de mate en in de vorm, zoals deze door de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité worden voorgeschreven; indien de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat de door een onderneming gedane keuze van het punt, dat als grondslag dient voor het opstellen van haar prijsschaal, een abnormaal karakter draagt en het met name mogelijk maakt de bepalingen van het onder punt b vermelde te ontduiken, doet zij passende aanbevelingen aan deze onderneming.
b) mag de toegepaste wijze van prijsnotering niet tot gevolg hebben, dat de prijzen, welke een onderneming op de gemeenschappelijke markt berekent, teruggerekend op de grondslag gekozen voor het opstellen van haar prijsschaal, leiden tot:
  • verhogingen vergeleken met de prijs voorzien in de bedoelde prijsschaal voor een gelijksoortige transactie;
  • of kortingen op deze prijs, waarvan de grootte overschrijdt:
  • hetzij het bedrag, dat het mogelijk maakt de aanbieding in overeenstemming te brengen met de prijsschaal, opgesteld op grondslag van een ander punt, dat aan de koper de gunstigste voorwaarden biedt op de plaats van levering;
  • hetzij de grenzen, vastgesteld voor elke categorie van producten bij beschikking van de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité, waarbij eventueel rekening wordt gehouden met oorsprong en bestemming.

Deze beschikkingen worden te baat genomen, wanneer de noodzakelijkheid hiertoe blijkt, teneinde verstoringen op de gehele of een gedeelte van de gemeenschappelijke markt te voorkomen of om onevenwichtigheden te vermijden, die zouden optreden ten gevolge van een verschillende wijze van notering voor enig eindproduct en voor de ter vervaardiging daarvan benodigde grondstoffen. Het recht van de ondernemingen hun aanbiedingen in overeenstemming te brengen met die van buiten de Gemeenschap gevestigde ondernemingen wordt hierdoor niet aangetast, onder voorwaarde echter, dat deze transacties worden medegedeeld aan de Hoge Autoriteit, die in geval van misbruik het voordeel aan deze afwijking verbonden, voor de betrokken ondernemingen kan beperken of teniet doen.

Artikel 61

Op grondslag van de in samenwerking met de ondernemingen en de verenigingen van ondernemingen, overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van artikel 46 en de derde alinea van artikel 48, gemaakte studies en na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad, zowel betreffende de wenselijkheid van onderstaande maatregelen als betreffende het prijspeil dat hierdoor wordt vastgesteld, kan de Hoge Autoriteit voor een of meer producten, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, vaststellen:

a) maximumprijzen, geldende op de gemeenschappelijke markt, indien naar haar oordeel een dergelijke beschikking vereist is voor het bereiken van de in artikel 3, met name onder c, omschreven doelstellingen;
b) minimumprijzen, geldende op de gemeenschappelijke markt, indien naar haar oordeel een uitgesproken crisis bestaat of dreigt te ontstaan, en zij een dergelijke beschikking nodig acht voor het bereiken van de in artikel 3 omschreven doelstellingen;
c) na raadpleging van de verenigingen van de belanghebbende ondernemingen of van deze ondernemingen zelve, en op een wijze welke aansluit aan de aard van de bij buitenlandse markten aangepaste minimum of maximum exportprijzen, indien een dergelijke regeling vatbaar is voor een doeltreffende controle en noodzakelijk blijkt, zowel wegens de gevaren, welke voor de ondernemingen uit de toestand van de markt voortvloeien, als om in de internationale economische betrekkingen de doelstelling, omschreven in artikel 3, onder f, tot haar recht te doen komen; onverminderd, in geval van het vaststellen van minimumprijzen, de toepassing van de bepalingen van de laatste alinea van het tweede lid van artikel 60.

Bij de vaststelling van de prijzen moet de Hoge Autoriteit rekening houden met de noodzakelijkheid het concurrentievermogen zowel van de kolenmijn- of staalindustrie als van de verwerkende industrieën in stand te houden, overeenkomstig de in artikel 3 onder c omschreven beginselen.

Bij gebrek aan een initiatief van de Hoge Autoriteit in de bovengenoemde omstandigheden, kan de Regering van een deelnemende Staat zich tot de Raad wenden. Deze kan door een beslissing, genomen bij eenstemmigheid, de Hoge Autoriteit uitnodigen dergelijke maxima of minima vast te stellen.

Artikel 62

Wanneer de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat een dusdanige handelwijze het meest geschikt is om te vermijden, dat de kolenprijs tot stand komt op het peil van de productiekosten van de met de hoogste kosten werkende mijnen waarvan het tijdelijk noodzakelijk wordt geoordeeld dat zij in bedrijf blijven ter vervulling van de in artikel 3 omschreven taken, kan de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité, compensaties goedkeuren:

  • tussen ondernemingen in hetzelfde bekken gelegen, waarvoor dezelfde prijsschalen gelden;
  • na raadpleging van de Raad tussen ondernemingen, gelegen in verschillende bekkens.

Bedoelde compensatieregelingen kunnen bovendien worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 53.

Artikel 63

1. Indien de Hoge Autoriteit vaststelt, dat kopers stelselmatig discriminaties toepassen met name op grond van voorschriften, welke gelden voor aankopen door van de overheid afhankelijke instellingen, doet zij de belanghebbende Regeringen de nodige aanbevelingen.

2. Voorzover zij zulks noodzakelijk oordeelt, kan de Hoge Autoriteit beschikken, dat:

a. de ondernemingen hum verkoopvoorwaarden zodanig moeten vaststellen, dat hun kopers en commissionnairs zich verbinden de voorschriften van de Hoge Autoriteit ter uitvoering van de bepalingen van dit artikel in acht te nemen;
b. de ondernemingen worden verantwoordelijk gesteld voor inbreuk op de aldus aangegane verplichtingen, door hun directe vertegenwoordigers of door commissionnairs, welke voor rekening van deze ondernemingen handelen.

Zij kan in geval van inbreuk op de aldus aangegane verplichtingen door een koper het recht van de ondernemingen van de Gemeenschap om met deze koper handel te drijven, beperken en wel zodanig, dat in geval van herhaling een tijdelijk verbod tot handel drijven kan worden opgelegd. In dat geval, en onverminderd het bepaalde in artikel 33, staat de koper beroep bij het Hof open.

3. Bovendien is de Hoge Autoriteit bevoegd aan de belanghebbende deelnemende Staten iedere passende aanbeveling te doen, teneinde de naleving van de ter uitvoering van de bepalingen van het eerste lid van artikel 60 gegeven voorschriften te verzekeren door iedere onderneming of instelling, welke zich bezig houdt met de distributie van kolen of staal.

Artikel 64

De Hoge Autoriteit kan aan ondernemingen, die de bepalingen van dit Hoofdstuk of de ter uitvoering hiervan gegeven beschikkingen overtreden, boeten opleggen tot een bedrag van het dubbele van de waarde van de ongeoorloofde verkopen. In geval van herhaling wordt dit maximum verdubbeld.

HOOFDSTUK VI
afspraken en concentraties
bewerken

Artikel 65

1. Verboden zijn: alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van verenigingen van ondernemingen en alle onderling samenhangende gedragingen, welke er direct of indirect toe zouden kunnen leiden om op de gemeenschappelijke markt de normale werking van de mededinging te beletten, te beperken of te vervalsen en in het bijzonder:

a. de prijzen vast te leggen of te bepalen;
b. de productie, de technische ontwikkeling of de investeringen te beperken of te beheersen;
c. de markten, producten, afnemers of voorzieningsbronnen te verdelen.

2. De Hoge Autoriteit verleent evenwel voor bepaalde producten ontheffing voor specialisatie-overeenkomsten en overeenkomsten tot gemeenschappelijke aankoop of verkoop, indien zij van oordeel is:

a. dat deze specialisatie, deze gemeenschappelijke aankopen of verkopen tot een duidelijke verbetering van de productie of de verdeling van de bedoelde producten zullen bijdragen;
b. dat de overeenkomst onmisbaar is voor het bereiken van deze doeleinden en niet van een meer beperkende aard is dan voor het doel van de overeenkomst noodzakelijk is, en
c. dat de overeenkomst niet aan de belanghebbende ondernemingen de macht zou kunnen geven om voor een belangrijk gedeelte van de betrokken producten op de gemeenschappelijke markt de prijzen vast te stellen, de productie of de afzet te beheersen of te beperken, noch deze ondernemingen zou kunnen onttrekken aan een daadwerkelijke mededinging van andere ondernemingen op de gemeenschappelijke markt.

Indien de Hoge Autoriteit, in het bijzonder rekening houdend met de toepassing van het onderhavige lid op de ondernemingen die zich met distributie bezig houden van oordeel is, dat bepaalde overeenkomsten wat haar aard en werking betreft volstrekt analoog zijn aan de hierboven bedoelde overeenkomsten, verleent zij voor deze eveneens ontheffing, indien zij van mening is, dat deze overeenkomsten aan de zelfde voorwaarden voldoen.

De ontheffingen kunnen worden verleend op bepaalde voorwaarden en voor een beperkte tijd. In dat geval vernieuwt de Hoge Autoriteit de ontheffing één of meerdere malen, indien zij vaststelt, dat op het ogenblik van de vernieuwing nog steeds voldaan wordt aan de hiervoor genoemde voorwaarden a t/m c.

De Hoge Autoriteit trekt de ontheffing in of wijzigt de voorwaarden hiervan, indien zij van oordeel is, dat als gevolg van een verandering in de omstandigheden de overeenkomst niet meer beantwoordt aan de hierboven gestelde voorwaarden, of dat de werkelijke gevolgen van deze overeenkomst of van haar toepassing strijdig zijn met de voorwaarden, welke voor het verlenen van de ontheffing vereist zijn.

De beschikkingen, houdende verlening, vernieuwing, verandering, weigering of intrekking van de ontheffing, alsmede de beweegredenen hiervoor, moeten openbaar gemaakt worden; de in de tweede' alinea van artikel 47 genoemde beperkingen zijn in dit geval niet van toepassing.

3. De Hoge Autoriteit kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 47 alle voor de toepassing van het onderhavige artikel noodzakelijke inlichtingen inwinnen, hetzij door een afzonderlijk tot de belanghebbenden gericht verzoek, hetzij door middel van een reglement, dat de aard van de overeenkomsten, besluiten of gedragingen welke te harer kennis moeten worden gebracht, omschrijft.

4. De krachtens het eerste lid van dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig; voor geen enkele rechterlijke instantie van de deelnemende Staten kan op dezelve een beroep gedaan worden.

Alleen de Hoge Autoriteit heeft de bevoegdheid, onder voorbehoud van beroep bij het Hof, om zich uit te spreken over het al of niet strijdig zijn van de genoemde overeenkomsten of besluiten met de bepalingen van dit artikel.

5. De Hoge Autoriteit kan aan ondernemingen, die een van rechtswege nietige overeenkomst hebben gesloten, die door arbitrage, uitkoop, boycot of enig ander middel een van rechtswege nietige overeenkomst of een zodanig besluit of een overeenkomst, waarvoor de ontheffing is geweigerd of ingetrokken, hebben toegepast of gepoogd hebben toe te passen, of die door middel van willens en wetens onjuist of misleidend gestelde inlichtingen, een ontheffing hebben verkregen, of die zich aan gedragingen schuldig maken, welke in strijd zijn met de bepalingen van het eerste lid, boeten en dwangsommen opleggen tot ten hoogste het dubbele van de bereikte omzet van de producten, welke het voorwerp uitmaken van de overeenkomst, het besluit of de gedraging, strijdig met de bepalingen van het onderhavige artikel, onverminderd een verhoging van dit aldus bepaalde maximum tot een bedrag van 10% van de jaaromzet der betrokken ondernemingen voorzover het de boete betreft en tot een bedrag van 20% van de dagomzet, voorzover het de dwangsommen betreft, indien de bedoeling heeft voorgezeten de productie, de technische ontwikkeling of de investeringen te beperken.

Artikel 66

1. Behoudens de bepalingen van het derde lid is aan voorafgaande goedkeuring van de Hoge Autoriteit onderworpen iedere handeling, die als zodanig en door toedoen van een persoon of een onderneming of van een groep personen of een groep ondernemingen binnen het grondgebied, bedoeld in de eerste alinea van artikel 79, tot direct of indirect gevolg heeft een concentratie van ondernemingen waarvan er tenminste een valt onder de toepassing van artikel 80, onafhankelijk van de omstandigheid of deze handeling betrekking heeft op eenzelfde product of op verschillende producten, en of zij geschiedt door een fusie, verwerving van aandelen of andere vermogensbestanddelen, leningen, overeenkomsten, of enig ander middel tot beheersing.

Voor de toepassing van de bovenvermelde bepalingen omschrijft de Hoge Autoriteit in een reglement, opgesteld na raadpleging van de Raad, de factoren welke kenmerkend zijn voor de beheersing van een onderneming.

2. De Hoge Autoriteit verleent de in het vorige lid bedoelde goedkeuring indien zij van oordeel is, dat de beoogde handeling aan de betrokken personen of ondernemingen, voorzover het betreft dat product of die producten, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, niet de macht geeft:

  • de prijs te bepalen, de productie of de distributie te beheersen of te beperken, of de handhaving van een daadwerkelijke mededinging voor een belangrijk deel van de markt van genoemde producten, te belemmeren;
  • of zich te onttrekken aan de regels van de mededinging, zoals deze voortvloeien uit de toepassing van dit Verdrag, met name door een kunstmatig bevoorrechte positie te scheppen, welke leidt tot een aanmerkelijk voordeel met betrekking tot de voorziening of de afzet.

Bij deze beoordeling houdt de Hoge Autoriteit overeenkomstig het beginsel van non-discriminatie, vermeld in artikel 4, onder b, rekening met de belangrijkheid van de ondernemingen van dezelfde aard welke in de Gemeenschap bestaan, voorzover zij zulks gerechtvaardigd acht om de nadelen, welke uit een ongelijkheid in de concurrentieverhoudingen voortvloeien, te vermijden of op te heffen.

De Hoge Autoriteit kan de goedkeuring binden aan elke voorwaarde, die zij passend acht ter bereiking van de doeleinden van dit lid.

Voordat zij zich uitspreekt over een handeling, welke betrekking heeft, op ondernemingen waarvan er tenminste één buiten de toepassing van artikel 80 valt, verschaft de Hoge Autoriteit zich de opmerkingen van de belanghebbende Regering.

3. De Hoge Autoriteit stelt van de verplichting tot voorafgaande goedkeuring vrij de groepen handelingen, welke naar haar oordeel door het belang van de activa of ondernemingen, waarop zij betrekking hebben, beschouwd in verband met de aard van de concentratie welke zij tot stand brengen, geacht moeten worden te voldoen aan de voorwaarden vereist in het tweede lid. Het reglement, dat te dien einde met instemming van de Raad wordt opgesteld, stelt eveneens de voorwaarden vast, waaraan deze vrijstelling wordt onderworpen.

4. Onverminderd de toepassing van artikel 47 met betrekking tot de ondernemingen, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, kan de Hoge Autoriteit hetzij door een reglement, opgesteld na raadpleging van de Raad en hetwelk de aard van de handelingen, die aan haar moeten worden medegedeeld, nader omschrijft, hetzij door een binnen het kader van dit reglement afzonderlijk tot de belanghebbenden gericht verzoek, van natuurlijke of rechtspersonen, welke de betrokken rechten of activa hebben verkregen of opnieuw gegroepeerd of zullen verkrijgen of opnieuw groeperen, alle voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke inlichtingen verkrijgen met betrekking tot handelingen, waarvan verwacht kan worden, dat zij de in het eerste lid bedoelde uitwerking zullen hebben.

5. Indien een concentratie is tot stand gebracht welke naar het oordeel van de Hoge Autoriteit is voltrokken in strijd met de bepalingen van het eerste lid, doch niettemin voldoet aan de voorwaarden, voorzien in het tweede lid, stelt zij de goedkeuring van deze concentratie afhankelijk van de storting door de personen, welke de betrokken rechten of activa hebben verkregen of opnieuw gegroepeerd, van de boete, voorzien in de tweede volzin van het zesde lid, met dien verstande dat in de gevallen, waarin duidelijk blijkt, dat de toestemming had moeten worden gevraagd, het bedrag hiervan niet lager kan zijn dan de helft van het maximum, voorzien in genoemde alinea. Bij gebreke van deze storting past de Hoge Autoriteit de maatregelen toe, welke hierna voorzien zijn ten aanzien van als ongeoorloofd aangemerkte concentraties.

Indien een concentratie is tot stand gebracht, welke naar het oordeel van de Hoge Autoriteit niet kan voldoen aan de algemene of bijzondere voorwaarden, waaraan een goedkeuring uit hoofde van het tweede lid zou zijn onderworpen, stelt zij door een met redenen omklede beschikking het ongeoorloofde karakter van deze concentratie vast en gelast, na de belanghebbenden in staat gesteld te hebben hun opmerkingen naar voren te brengen, de scheiding van de ondernemingen of activa, welke onrechtmatig verenigd zijn of de beëndiging van de gemeenschappelijke beheersing en al datgene, dat zij passend acht om de onafhankelijke exploitatie van de betrokken ondernemingen of activa te herstellen en de normale concurrentieverhoudingen te doen herleven. Iedere rechtstreeks belanghebbende kan tegen deze beschikkingen beroep instellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 33. In afwijking van genoemd artikel heeft het Hof volledige bevoegdheid om te beoordelen, of de voltrokken handeling het karakter heeft van een concentratie in de zin van het eerste lid van dit artikel en de ter toepassing daarvan uitgevaardigde reglementen. Het beroep heeft opschortende werking. Het kan slechts ingesteld worden, nadat de hierboven voorziene maatregelen gelast zijn, behoudens toestemming van de Hoge Autoriteit, voor het instellen van een afzonderlijk beroep tegen de beschikking, welke de handeling ongeoorloofd verklaart.

De Hoge Autoriteit kan te allen tijde en behoudens mogelijke toepassing van de bepalingen van de derde alinea van artikel 39, die conservatoire maatregelen nemen of uitlokken, welke zij noodzakelijk acht om de belangen van mededingende ondernemingen en van derden te beschermen en om iedere actie te voorkomen, welke moeilijkheden in de weg zou kunnen leggen aan de uitvoering van haar beschikkingen.

Tenzij het Hof anders beslist, heeft een beroep geen opschortende werking t.a.v. de aldus getroffen conservatoire maatregelen.

De Hoge Autoriteit staat aan de belanghebbenden voor de uitvoering van haar beschikkingen een redelijke termijn toe, bij overschrijding waarvan zij dwangsommen tot een bedrag van 1‰ van de waarde der betrokken rechten of activa per dag kan opleggen.

Indien de belanghebbenden in gebreke blijven hun verplichtingen na te komen, neemt de Hoge Autoriteit bovendien zelf maatregelen van tenuitvoerlegging; zij kan met name:

in de ondernemingen, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, de uitoefening van de aan de onregelmatig verkregen activa verbonden rechten opschorten, de gerechtelijke benoeming van een beheerder over deze activa uitlokken.
de gedwongen verkoop ervan doen plaatsvinden onder voorwaarden, welke de rechtmatige belangen van hun eigenaars beschermen, en
met betrekking tot natuurlijke of rechtspersonen, welke door middel van de ongeoorloofde handeling de rechten of activa hebben verkregen, de handelingen, beslissingen, resoluties of besluiten van de besturende organen der ondernemingen, welke onderworpen zijn aan een onregelmatig tot stand gekomen beheersing, vernietigen.

De Hoge Autoriteit is bovendien bevoegd aan de belanghebbende deelnemende Staten de noodzakelijke aanbeveling te doen, teneinde in het kader van de nationale wetgevingen de uitvoering van de maatregelen voorzien in de voorafgaande alinea's te verkrijgen.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheden houdt de Hoge Autoriteit rekening met de te goeder trouw verkregen rechten van derden.

6. De Hoge Autoriteit kan boeten opleggen tot een bedrag van:

3% van de waarde van de verkregen of opnieuw gegroepeerde of te verkrijgen of opnieuw te groeperen activa, aan natuurlijke of rechtspersonen, die zich onttrokken hebben aan de verplichtingen voortvloeiende uit het vierde lid;
10% van de waarde van de verkregen of opnieuw gegroepeerde activa aan de natuurlijke of rechtspersonen, die zich onttrokken hebben aan de verplichtingen voortvloeiende uit het eerste lid welk maximum na de twaalfde maand, welke op , de voltrekking van de handeling volgt, wordt verhoogd met een 24e voor elke vanaf dat tijdstip tot aan de vaststelling van de overtreding door de Hoge Autoriteit verstreken maand;
10% van de waarde van de verkregen of opnieuw gegroepeerde of te verkrijgen of opnieuw te groeperen activa aan natuurlijke of rechtspersonen, die door middel van onjuiste of misleidende gegevens voordeel van de bepalingen van het tweede lid hebben verkregen of getracht te verkrijgen;
15 % van de waarde van de verkregen of opnieuw gegroepeerde activa aan ondernemingen, welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen en die deelgenomen hebben aan of zich geleend hebben tot het voltrekken van handelingen, strijdig met de bepalingen van dit artikel.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 36 staat aan personen, die getroffen zijn door de in dit lid genoemde straffen, beroep open bij het Hof.

7. Indien de Hoge Autoriteit van oordcel is, dat ondernemingen van publiekrechtelijke lichamen of van particulieren in rechte of in feite op de markt van een der producten welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen een overheersende positie innemen of verkrijgen, welke hen aan een daadwerkelijke mededinging op een belangrijk gedeelte van de gemeenschappelijke markt onttrekt en deze positie gebruiken voor doeleinden, strijdig met de doelstellingen van dit Verdrag, richt zij tot hen alle aanbevelingen dienstig om te bereiken, dat deze positie niet gebruikt wordt voor die doeleinden. Bij gebreke van een bevredigende uitvoering van genoemde aanbeveling binnen een redelijke tijd, stelt de Hoge Autoriteit door middel van in overleg met de betrokken Regering gegeven beschikkingen de prijzen en verkoopvoorwaarden, welke de bedoelde onderneming moet toepassen, vast, of stelt de- productie- of afleveringsprogramma's op, welke deze onderneming moet uitvoeren; een en ander onder de strafbedreigingen voorzien onderscheidenlijk in de artikelen 58, 59 en 64.

HOOFDSTUK VII
aantasting van de concurrentieverhoudingen
bewerken

Artikel 67

1. Iedere maatregel van een deelnemende Staat, welke een merkbare terugslag te weeg zou kunnen brengen in de concurrentieverhoudingen van de kolenmijn- of staalindustrie, moet door de belanghebbende Regering ter kennis van de Hoge Autoriteit worden gebracht.

2. Indien een dergelijke maatregel van zodanige aard is, dat hij een ernstige verstoring van het evenwicht kan veroorzaken door een belangrijke vergroting van de verschillen tussen de productiekosten, anders dan door een wijziging in het rendement der productiefactoren, kan de Hoge Autoriteit na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad de volgende maatregelen nemen:

Indien de overheidsmaatregel schade toebrengt aan de ondernemingen in de kolenmijn- of staalindustrie, welke aan de rechtsmacht van de bedoelde Staat zijn onderworpen, kan de Hoge Autoriteit de Staat machtigen deze ondernemingen steun te verlenen, waarvan grootte, voorwaarden en duur in overeenstemming met haar worden vastgesteld.

Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van wijzigingen van lonen en arbeidsvoorwaarden, die hetzelfde gevolg hebben, zelfs indien deze niet door overheidsingrijpen zijn veroorzaakt.

Indien de overheidsmaatregel schade toebrengt aan ondernemingen in de kolenmijn- of staalindustrie, welke aan de rechtsmacht van andere deelnemende Staten zijn onderworpen, doet de Hoge Autoriteit een aanbeveling aan die Staat, teneinde hierin te voorzien door maatregelen, welke deze Staat het meest verenigbaar acht met zijn eigen economisch evenwicht.

3. Indien de overheidsmaatregel de verschillen in productiekosten vermindert, doordat zij bijzondere voordelen verleent of bijzondere lasten oplegt aan de ondernemingen in de kolenmijn- en staalindustrie welke aan haar rechtsmacht zijn onderworpen, vergeleken met de andere industrieën van hetzelfde land, is de Hoge Autoriteit, na raadpleging van het Raadgevend Comité en de Raad, bevoegd de noodzakelijke aanbevelingen aan de desbetreffende Staat te doen.

HOOFDSTUK VIII
lonen en migratie van werknemers
bewerken

Artikel 68

1. De wijze van tot standkomen van lonen en sociale voorzieningen, gebruikelijk in de onderscheidene deelnemende Staten, wordt voorzover het betreft de kolenmijn- en staalindustrie, door de toepassing van dit Verdrag niet aangetast, behoudens de volgende bepalingen.

2. Indien de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat abnormaal lage prijzen, welke door een of meer ondernemingen worden berekend, een gevolg zijn van door deze ondernemingen vastgestelde lonen, welke in vergelijking met het gebruikelijke loonpeil in het betrokken gebied abnormaal laag zijn, doet zij aan deze ondernemingen, na raadpleging van het Raadgevend Comité, de nodige aanbevelingen. Indien de abnormaal lage lonen een gevolg zijn van overheidsmaatregelen, treedt de Hoge Autoriteit in overleg met de belanghebbende Regering; bij gebrek aan overeenstemming kan zij na raadpleging van het Raadgevend Comité aan deze Regering een aanbeveling doen.

3. Indien de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat een loonsverlaging een verlaging van de levensstandaard van de werknemers met zich medebrengt en tevens gebruikt wordt als middel voor een blijvende economische aanpassing der ondernemingen of als concurrentiemiddel tussen de ondernemingen, doet zij, na raadpleging van het Raadgevend Comité, aan de belanghebbende onderneming of Regering een aanbeveling, teneinde aan de betrokken werknemers ter compensatie van deze verlaging bepaalde voordelen te verzekeren ten laste van de onderneming.

Deze bepaling is niet van toepassing:

a. op de algemene maatregelen, die door een deelnemende Staat worden toegepast om zijn evenwicht ten opzichte van het buitenland te herstellen, onverminderd in dit laatste geval de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 67;
b. op de loonsverlagingen voortvloeiende uit de toepassing van een glijdende loonschaal, welke wettelijk of bij overeenkomst is vastgesteld;
c. op de loonsverlagingen, welke het gevolg zijn van een daling van de kosten van levensonderhoud;
d. op de loonsverlagingen, toegepast ter correctie van vroegere abnormale verhogingen opgetreden onder buitengewone omstandigheden, welke opgehouden hebben te bestaan.

4. Afgezien van de gevallen, voorzien onder a en b in het voorafgaande lid, moet iedere loonsverlaging, welke alle of een belangrijk gedeelte van de werknemers van een onderneming betreft, medegedeeld worden aan de Hoge Autoriteit.

5. De aanbevelingen, welke in de voorafgaande leden zijn voorzien, kunnen door de Hoge Autoriteit slechts worden gedaan na raadpleging van de Raad, tenzij deze worden gericht tot ondernemingen, die niet een bepaalde, in overeenstemming met de Raad vast te stellen, betekenis hebben.

Indien in een van de deelnemende Staten een wijziging van de voorschriften met betrekking tot de financiering van de sociale voorzieningen, of de middelen ter bestrijding van de werkloosheid en de gevolgen daarvan of een wijziging in de lonen de gevolgen heeft, welke in het tweede en derde lid van artikel 67 zijn bedoeld, is de Hoge Autoriteit bevoegd de bepalingen van dat artikel toe te passen.

6. Indien de ondernemingen niet handelen overeenkomstig de aanbevelingen, die hun zijn gedaan in verband met de toepassing van dit artikel, kan de Hoge Autoriteit hun boeten en dwangsommen opleggen tot het dubbele van het bedrag van het op de kosten van de arbeid ten onrechte bespaarde bedrag.

Artikel 69

1. De deelnemende Staten verbinden zich, ten aanzien van de werknemers die de nationaliteit van een der deelnemende Staten bezitten en geschoold zijn voor een beroep in de kolenmijn- en staalindustrie, elke op de nationaliteit van deze werknemers gegronde beperking met betrekking tot hun tewerkstelling in deze industrieën op te heffen, behoudens de uit de noodzakelijke zorg voor de openbare orde en de volksgezondheid voortvloeiende beperkingen.

2. Voor de toepassing van deze bepaling zullen zij gemeenschappelijk de verschillende soorten van vakarbeid en de kenmerken van vakbekwaamheid omschrijven, bij onderlings overeenstemming de beperkingen, voorzien in het voorafgaande lid, vaststellen en onderzoeken, op welke wijze het technisch mogelijk gemaakt kan worden het aanbod en de vraag op de arbeidsmarkt in de gehele Gemeenschap tot elkaar te brengen.

3. Bovendien zullen de deelnemende Staten voor de andere categorieën werknemers, dan die bedoeld in het voorgaande lid, in het geval dat de ontwikkeling van de productie in de kolenmijn- en staalindustrie geremd zou worden, door een tekort aan daartoe geschikte werknemers, hun immigratiebepalingen zodanig aanpassen, dat een einde aan deze toestand wordt gemaakt; in het bijzonder zullen zij de herplaatsing van werknemers uit de kolenmijn- en staalindustrie van andere deelnemende Staten vergemakkelijken.

4. De deelnemende Staten zullen met betrekking tot lonen en arbeidsvoorwaarden iedere discriminatie tussen nationale werknemers en geïmmigreerde werknemers verbieden, onverminderd bijzondere maatregelen met betrekking tot grensarbeiders; in het bijzonder zullen zij onderling nagaan welke regelingen noodzakelijk blijven teneinde te voorkomen, dat de bepalingen met betrekking tot de sociale zekerheid een belemmering vormen voor de verplaatsing van werknemers.

5. De Hoge Autoriteit moet aan de handelingen van de deelnemende Staten, bij de toepassing van de in dit artikel voorziene maatregelen, richting geven en deze vergemakkelijken.

6. Dit artikel tast de internationale verplichtingen van de deelnemende Staten niet aan.

HOOFDSTUK IX
vervoer
bewerken

Artikel 70

Erkend wordt, dat de instelling van de gemeenschappelijke markt noopt tot het toepassen van zodanige vervoertarieven voor kolen en staal, dat aan verbruikers, die in overeenkomstige omstandigheden verkeren, overeenkomstige tarieven worden berekend.

Met betrekking tot het vervoer tussen de deelnemende Staten zijn met name verboden discriminaties in vrachtprijzen en vervoersvoorwaarden, van welke aard dan ook, welke zijn gebaseerd op het land van oorsprong of bestemming van de producten. De opheffing van deze discriminaties brengt in het bijzonder de verplichting mede om ten aanzien van het vervoer van kolen en staal, afkomstig uit of bestemd voor een ander land van de Gemeenschap, de schalen, vrachtprijzen en tariefbcpalingen van welke aard dan ook toe te passen, welke geldig zijn voor het binnenlandse vervoer van dezelfde producten, wanneer deze over het zelfde traject worden vervoerd.

De schalen, vrachtprijzen en tariefbepalingen, van welke aard dan ook, welke van toepassing zijn op het vervoer van kolen en staal binnen ieder land afzonderlijk en tussen de landen van de Gemeenschap, worden openbaar gemaakt of ter kennis gebracht van de Hoge Autoriteit.

De toepassing van bijzondere binnenlandse vervoertarieven, in het belang van een of meeijfproducenten van kolen of staal, is onderworpen aan voorafgaande goedkeuring van de Hoge Autoriteit, die zich ervan overtuigt, dat zij overeenstemmen met de beginselen van dit Verdrag; zij kan haar goedkeuring tijdelijk of voorwaardelijk verlenen.

Onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel, alsmede van de overige bepalingen van dit Verdrag, blijft het vervoerbeleid, met name de opstelling en wijziging van de vrachtprijzen en vervoersvoorwaarden, van welke aard dan ook, alsmede de bemoeienis met de vrachtprijzen ter verzekering van' het financiële evenwicht van de vervoersondernemingen, onderworpen aan de wettelijke bepalingen of uitvoeringsvoorschriften van elk der deelnemende Staten; dit geldt eveneens voor de maatregelen met betrekking tot coördinatie of mededinging tussen de verschillende takken van vervoer of tussen de verschillende vervoerswegen.

HOOFDSTUK Χ
handelspolitiek
bewerken

Artikel 71

Op de bevoegdheid van de Regeringen der deelnemende Staten met betrekking tot de handelspolitiek wordt door de toepassing van dit Verdrag geen inbreuk gemaakt, tenzij dit Verdrag anders bepaalt.

De bevoegdheden op het gebied van de handelspolitiek met betrekking tot derde landen, welke door dit Verdrag aan de Gemeenschap worden verleend, kunnen niet verder gaan dan de bevoegdheden, welke zijn toegekend aan de deelnemende Staten in de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, behoudens de toepassing van de bepalingen van artikel 75.

De deelnemende Staten verplichten zich elkaar wederkerig die bijstand te verlenen, welke nodig is voor de toepassing van maatregelen, die door de Hoge Autoriteit in overeenstemming worden geacht met dit Verdrag en met de geldende internationale overeenkomsten. De Hoge Autoriteit is bevoegd voorstellen aan de belanghebbende deelnemende Staten te doen met betrekking tot de wijze, waarop deze wederzijdse bijstand kan worden verleend.

Artikel 72

Op voorstel van de Hoge Autoriteit of op verzoek van een deelnemende Staat kunnen, bij eenstemmig besluit van de Raad, worden vastgesteld: minimum tarieven, beneden welke de deelnemende Staten zich verbinden hun douanerechten op kolen en staal tegenover derde landen niet te verlagen en maximum tarieven, boven welke zij zich verbinden deze rechten niet te verhogen.

Binnen de grenzen, welke bij een dergelijk besluit zijn vastgesteld, kan iedere Regering haar tarieven bepalen volgens haar nationale wettelijke voorschriften. De Hoge Autoriteit kan op eigen initiatief of op verzoek van een deelnemende Staat een advies geven tot wijziging van de tarieven van de desbetreffende Staat.

Artikel 73

Het beheer over de in- en uitvoervergunningen in de betrekkingen met derde landen berust bij de Regering, op wier grondgebied de plaats van bestemming van de invoer of de plaats van oorsprong van de uitvoer is gelegen.

De Hoge Autoriteit is bevoegd toezicht te houden op het beheer van en de controle op bedoelde vergunningen, voorzover deze betrekking hebben op kolen en staal. Zij doet, voorzover nodig na raadpleging van de Raad, aanbevelingen aan de deelnemende Staten zowel om te vermijden dat de genomen maatregelen verdergaande beperkingen met zich medebrengen dan de toestand, die het instellen of handhaven daarvan rechtvaardigt, nodig maakt, als om een coördinatie van de maatregelen, welke genomen zijn op grond van de derde alinea van artikel 71 en op grond van artikel 74, te verzekeren.

Artikel 74

In de hieronder vermelde gevallen is de Hoge Autoriteit bevoegd alle maatregelen te nemen overeenkomstig dit Verdrag en met name in overeenstemming met de in artikel 3 omschreven doelstellingen benevens aan de Regeringen alle aanbevelingen te doen overeenkomstig de bepalingen van de tweede alinea van artikel 71:

  1. Indien wordt vastgesteld, dat dumping of andere practijken, welke door het Handvest van Havana zijn veroordeeld, worden toegepast door landen, welke geen lid van de Gemeenschap zijn of door ondernemingen in die landen;
  2. Indien er een verschil bestaat tussen de aanbiedingen van ondernemingen, welke niet aan de rechtsmacht van de Gemeenschap zijn onderworpen, en de aanbiedingen van die ondernemingen, welke wel hieraan zijn onderworpen, terwijl dit verschil uitsluitend toe te schrijven is aan het feit, dat de aanbiedingen van de eerstgenoemden berusten op concurrentieverhoudingen, welke strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag ;
  3. Indien een van de producten, vermeld in artikel 81 van dit Verdrag, in het gebied van een of meer deelnemende Staten wordt ingevoerd in verhoudingsgewijs toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden, dat daardoor ernstig nadeel wordt of dreigt te worden berokkend aan de productie van overeenkomstige of rechtstreeks concurrerende artikelen in het gemeenschappelijke marktgebied.

Aanbevelingen tot het instellen van kwantitatieve beperkingen krachtens het hierboven onder 2 vermelde, kunnen echter niet worden gedaan, dan met instemming van de Raad en krachtens het hierboven onder 3 vermelde slechts, indien aan de bepalingen van artikel 58 is voldaan.

Artikel 75

De deelnemende Staten verplichten zich de Hoge Autoriteit in kennis te stellen van te sluiten handelsovereenkomsten,of regelingen met een soortgelijke strekking, voorzover deze betrekking hebben op kolen en staal of de invoer van andere grondstoffen en speciale uitrusting voor de productie van kolen en staal in de deelnemende Staten.

Indien het ontwerp van een overeenkomst of regeling bepalingen bevat, welke de toepassing van dit Verdrag belemmeren, doet de Hoge Autoriteit binnen tien dagen na de ontvangst van de haar gedane mededeling de noodzakelijke aanbevelingen aan de belanghebbende Staat; in alle andere gevallen kan zij een advies geven.

VIERDE TITEL
Algemene bepalingen
bewerken

Artikel 76

De Gemeenschap geniet op het grondgebied der deelnemende Staten de voor de uitoefening van haar taken nodige immuniteiten en voorrechten, overeenkomstig de bepalingen, die in een bij dit Verdrag gevoegd Protocol zijn omschreven.

Artikel 77

De zetel van de instellingen der Gemeenschap wordt in onderlinge overeenstemming door de Regeringen der deelnemende Staten vastgesteld.

Artikel 78

1. Het boekjaar van de Gemeenschap loopt van 1 Juli tot 30 Juni.

2. De administratieve uitgaven van de Gemeenschap omvatten de uitgaven van de Hoge Autoriteit met inbegrip van die, welke de werkzaamheden van het Raadgevend Comité, het Hof, het Secretariaat van de Vergadering en het Secretariaat van de Raad met zich medebrengen.

3. Elk der instellingen van de Gemeenschap stelt een begroting op van haar administratieve uitgaven, ingedeeld naar artikelen en hoofdstukken.

Het aantal functionarissen, de schalen voor salarissen, vergoedingen en pensioenen, voorzover niet vastgesteld op grond van een andere bepaling van het Verdrag of van de uitvoeringsvoorschriften, evenals de buitengewone uitgaven, worden echter van tevoren vastgesteld door een Commissie, waarin de voorzitter van het Hof, de voorzitter van de Hoge Autoriteit, de voorzitter van de Vergadering en de voorzitter van de Raad zitting hebben. Deze Commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van het Hof.

De afzonderlijke begrotingen worden samengevoegd tot een algemene begroting, waarin voor de uitgaven van elk van deze instellingen een afdeling voorkomt; de algemene begroting wordt vastgesteld door de Commissie van Voorzitters, welke in de voorafgaande alinea is voorzien.

De vaststelling van de algemene begroting geldt als machtiging en verplichting voor de Hoge Autoriteit om zich het bedrag der daarmede overeenkomende inkomsten te verschaffen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 49.

De Hoge Autoriteit stelt de middelen, voorzien voor het uitvoeren van de werkzaamheden van elk der instellingen, ter beschikking van de bevoegde voorzitter, die kan overgaan of doen overgaan tot het aangaan van geldelijke verplichtingen of het doen van uitgaven.

De Commissie van Voorzitters kan machtiging verlenen tot het doen van overboekingen binnen elk hoofdstuk en tussen de hoofdstukken onderling.

4. De algemene begroting maakt deel uit van het jaarverslag, dat door de Hoge Autoriteit aan de Vergadering overeenkomstig artikel 17 wordt aangeboden.

5. Indien de werkzaamheden van de Hoge Autoriteit of van het Hof zulks vereisen, kan haar voorzitter bij de Commissie van Voorzitters een aanvullende begroting indienen, waarvoor dezelfde voorschriften gelden als voor de algemene begroting.

6. De Raad benoemt voor een tijd van drie jaar een financieel commissaris, wiens benoeming kan worden hernieuwd en die zijn werkzaamheden geheel onafhankelijk uitvoert.

De positie van financieel commissaris is onverenigbaar met enige andere werkzaamheid bij een instelling of dienst van de Gemeenschap.

De financiële commissaris is belast met het jaarlijks uitbrengen van een verslag over de juistheid der rekenplichtige handelingen en over het financieel beleid der verschillende instellingen. Hij stelt dit verslag samen uiterlijk zes maanden na het einde van het boekjaar waarop het betrekking heeft, en brengt het uit aan de Commissie van Voorzitters.

De Hoge Autoriteit legt dit verslag, tegelijk met het verslag bedoeld in artikel 17, aan de Vergadering over.

Artikel 79

Dit Verdrag is van toepassing op de grondgebieden in Europa van de Hoge Verdragsluitende Partijen. Het is eveneens van toepassing op de grondgebieden in Europa waarvoor een ondertekenende Staat de buitenlandse betrekkingen behartigt; met betrekking tot het Saargebied is een briefwisseling tussen de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de Regering van de Franse Republiek aan dit Verdrag toegevoegd.

Iedere Hoge Verdragsluitende Partij verbindt zich echter preferenties, die zij voor kolen en staal in de aan haar rechtsmacht onderworpen gebiedsdelen buiten Europa geniet, mede toe te kennen aan de andere deelnemende Staten.

Artikel 80

Ondernemingen in de zin yan dit Verdrag zijn die, welke zich binnen de gebieden, bedoeld in de eerste alinea van artikel 79, bezig houden met de productie van kolen en staal, en voorts wat betreft de toepassing van de artikelen 65 en 66, alsmede het verschaffen van inlichtingen, noodzakelijk voor de toepassing van de genoemde bepalingen en het beroep naar aanleiding van deze bepalingen ingesteld: de ondernemingen of instellingen, die hun bedrijf maken van de distributie, anders dan in de vorm van verkoop voor huishoudelijk verbruik of aan het ambacht.

Artikel 81 De termen kolen en staal zijn omschreven in de bij dit Verdrag behorende bijlage I.

De in deze bijlage opgenomen lijsten kunnen worden aangevuld bij eenstemmig besluit van de Raad.

Artikel 82

Als omzet, dienende tot grondslag voor de berekening van boeten en dwangsommen, welke de ondernemingen overeenkomstig dit Verdrag kunnen worden opgelegd, geldt de omzet in die producten, welke aan de rechtsmacht van de Hoge Autoriteit zijn onderworpen.

Artikel 83

De oprichting van de Gemeenschap raakt in geen enkel opzicht de regeling van de eigendom van ondernemingen, welke aan de bepalingen van dit Verdrag zijn onderworpen.

Artikel 84

In de bepalingen van dit Verdrag moet onder de woorden «dit Verdrag» worden verstaan: de inhoud van het Verdrag en de bijlagen daarvan, van de bijgevoegde protocollen en van de Overeenkomst met betrekking tot de overgangsbepalingen.

Artikel 85

De maatregelen in verband met het in werking treden van het Verdrag en met betrekking tot de overgangsperiode, die tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen zijn overeengekomen teneinde de toepassing van dit Verdrag mogelijk te maken, zijn in een bijgevoegde Overeenkomst vastgesteld.

Artikel 86

De deelnemende Staten verbinden zich alle algemene of bijzondere maatregelen te treffen, welke dienen tot het verzekeren van de nakoming der verplichtingen, die voor hen uit de beschikkingen en aanbevelingen der instellingen van de Gemeenschap voortvloeien en om de Gemeenschap de vervulling van haar taak te vergemakkelijken.

De deelnemende Staten verbinden zich, zich te onthouden van alle maatregelen welke onverenigbaar zijn met het bestaan van de in de artikelen 1 en 4 bedoelde gemeenschappelijke markt.

Zij nemen, binnen de grenzen van hun bevoegdheid, alle maatregelen, nodig voor de internationale betalingen verband houdende met het verkeer van kolen en staal op de gemeenschappelijke markt, en verlenen elkaar wederzijdse bijstand teneinde deze betalingen te vergemakkelijken.

De functionarissen van de Hoge Autoriteit, die door haar mot controlewerkzaamheden zijn belast, beschikken in het gebied der deelnemende Staten on naar de mate, waarin dit nodig is voor de vervulling van hun taak, over dezelfde rechten en bevoegdheden, als door de wetevingen van deze Staten aan ambtenaren van de belastingdiensten zijn verleend.

De controletaken en de hoedanigheid der met de controlewerkzaamheden belaste functionarissen, worden officieel ter kennis gebracht van de belanghebbende Staat. Ambtenaren van de desbetreffende Staat kunnen op verzoek van deze of van de Hoge Autoriteit de functionarissen van de Hoge Autoriteit in de vervulling van hun taak bijstaan.

Artikel 87

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich geen beroep te doen op verdragen, overeenkomsten of verklaringen, welke tussen hen van kracht zijn met het doel om een geschil betreffende de uitleg of toepassing van dit Verdrag te onderwerpen aan een andere wijze van regeling dan die, welke bij dit Verdrag zijn voorzien.

Artikel 88

Indien de Hoge Autoriteit van oordeel is, dat een Staat een voor hem uit dit Verdrag voortvloeiende verplichting niet heeft nagekomen, stelt zij, nadat zij deze Staat de gelegenheid heeft gegeven zijn opmerkingen te maken, bij een met redenen omklede beschikking dit verzuim vast. Zij stelt de desbetreffende Staat een termijn om aan zijn verplichting te voldoen.

Deze Staat kan, binnen oen termijn van twee maanden, te rekenen van de kennisgeving van de beschikking, in de volle omvang beroep aantekenen bij het Hof.

Indien de Staat niet hoeft voorzien in het nakomen van zijn verplichting binnen de door de Hoge Autoriteit gestelde termijn, of ingeval van beroep, indien dit is verworpen, kan de Hoge Autoriteit met instemming van de Raad, door deze bepaald met een meerderheid van 2/3:

a) de betaling van gelden opschorten, die zij ten bate van de desbetreffende Staat krachtens dit Verdrag verschuldigd is;
b) maatregelen nemen, die afwijken van de bepalingen van artikel 4, of andere deelnemende Staten toestaan dergelijke maatregelen te nemen, teneinde de gevolgen van het vastgestelde verzuim te compenseren.

Een beroep in volle omvang tegen de beschikkingen, welke zijn gegeven ter toepassing van de alinea's a en b, staat open, gedurende twee maanden, gerekend van de kennisgeving.

Indien bovenbedoelde maatregelen geen resultaat opleveren, stelt de Hoge Autoriteit de Raad hiervan in kennis.

Artikel 89

Geschillen tussen deelnemende Staten met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag, welke niet geregeld kunnen worden volgens een andere in dit Verdrag voorziene procedure, kunnen op verzoek van één der Staten, die partij zijn bij het geschil aan het Hof worden voorgelegd.

Het Hof is eveneens bevoegd een uitspraak te doen in elk geschil tussen deelnemende Staten, samenhangend met dit Verdrag, indien dit geschil aan hem wordt voorgelegd uit hoofde van een compromis.

Artikel 90

Indien een onderneming verzuimt te voldoen aan een uit dit Verdrag voortvloeiende verplichting en dit feit tevens een verzuim betekent met betrekking tot een verplichting, voortvloeiende uit de wetgeving van de Staat aan welks rechtsmacht zij is onderworpen, en indien een rechtsof administratieve vervolging op grond van deze wetgeving tegen haar wordt ingesteld, is de belanghebbende Staat verplicht hiervan de Hoge Autoriteit in kennis te stellen; deze kan haar uitspraak opschorten.

Indien de Hoge Autoriteit haar uitspraak opschort, wordt zij op de hoogte gehouden van het verloop van de vervolging, en in de gelegenheid gesteld alle terzake dienende geschriften, deskundigen- en getuigenverklaringen over te leggen. Zij zal tevens in kennis worden gesteld van de uiteindelijke beslissing, die wordt genomen. Zij moet met deze uitspraak rekening houden bij het bepalen van de straf, die zij eventueel oplegt.

Artikel 91

Indien een onderneming een betaling, waartoe zij jegens de Hoge Autoriteit verplicht is, hetzij op grond van de bepalingen van dit Verdrag of van een uitvoeringsvoorschrift, hetzij op grond van een geldstraf of een door de Hoge Autoriteit opgelegde dwangsom, niet binnen de voorgeschreven termijn verricht, is de Hoge Autoriteit bevoegd de betaling van gelden, die zijzelve aan bedoelde ondernoming is verschuldigd, op te schorten tot ten hoogste het bedrag der door de onderneming verschuldigde betaling.

Artikel 92

De beschikkingen van de Hoge Autoriteit, die geldelijke verplichtingen voor een onderneming inhouden, vormen titel van tenuitvoerlegging.

De gedwongen tenuitvoerlegging op het grondgebied van de deelnemende Staten wordt voltrokken overeenkomstig de rechtsgang van kracht in elk der deelnemende Staten en nadat daarop, in de Staat op welks grondgebied de beschikking ten uitvoer moet worden gelegd, het gebruikelijke bevel tot tenuitvoerlegging is gesteld, zonder enige andere contrôle dan de verificatie van de authenticiteit dezer beschikkingen. Het vervullen van deze formaliteit geschiedt door bemiddeling van de daartoe door elk der Regeringen aangewezen Minister.

De gedwongen tenuitvoerlegging kan slechts worden opgeschort op grond van een beslissing van het Hof.

Artikel 93

De Hoge Autoriteit onderhoudt alle dienstige betrekkingen met de Verenigde Naties en met de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking en houdt deze regelmatig op de hoogte van de werkzaamheden van de Gemeenschap.

Artikel 94

De betrekkingen tussen de instellingen van de Gemeenschap en de Raad van Europa worden onderhouden volgens de bepalingen van een bijgevoegd Protocol.

Artikel 95

In de gevallen, niet in dit Verdrag voorzien, waarin een beschikking of aanbeveling van de Hoge Autoriteit noodzakelijk blijkt tot het verwerkelijken, in de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal en overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, van een der doelstellingen van de Gemeenschap zoals deze zijn omschreven in de artikelen 2, 3 en 4, kan zij een dergelijke beschikking geven of aanbeveling doen met instemming van de Raad, bij eenstemmigheid bepaald en na raadpleging van het Raadgevend Comité.

Dezelfde beschikking of aanbeveling, gegeven of gedaan volgens het hierboven gestolde, bepaalt de eventueel op te leggen straffen.

Na afloop van de overgangsperiode, als voorzien in de Overeenkomst met betrekking tot de overgangsbepalingen, kunnen, indien onvoorziene moeilijkheden in de wijze van toepassing van dit Verdrag, door de ervaring aan het licht gekomen, of een ingrijpende wijziging van de economische of technische omstandigheden welke rechtstreeks de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal beïnvloedt, een aanpassing noodzakelijk maken van de bepalingen met betrekking tot de uitoefening door de Hoge Autoriteit van de haar toegekende bevoegdheben, passende wijzigingen in deze bepalingen worden aangebracht; deze wijzigingen kunnen noch de bepalingen van de artikelen 2, 3 en 4 noch de verhouding tussen de bevoegdheden welke onderscheidenlijk zijn toegekend aan de Hoge Autoriteit en de andere instellingen van de Gemeenschap aantasten.

Deze wijzigingen vormen het voorwerp van voorstellen vastgesteld in overeenstemming tussen de Hoge Autoriteit enerzijds en de Raad besluitende bij meerderheid van 5/6 van zijn leden anderzijds en worden onderworpen aan de beoordeling van het Hof. Bij zijn onderzoek is het Hof volledig bevoegd alle feitelijke en rechtsoverwegingen bij de beoordeling te betrekken. Indien op grond van dit onderzoek het Hof vaststelt dat de voorstellen in overeenstemming zijn met de bepalingen van de voorafgaande alinea, worden deze voorstellen aan de Vergadering voorgelegd, en treden zij in werking indien zij aangenomen worden met een meerderheid van 3/4 van de uitgebrachte stemmen en een meerderheid van 2/3 van het aantal leden die zitting hebben in de Vergadering.

Artikel 96

Na afloop van de overgangsperiode kunnen de Regering van elke deelnemende Staat en de Hoge Autoriteit wijzigingen van dit Verdrag voorstellen. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de Raad. Indien deze met een meerderheid van 2/3 zich uitspreekt ten gunste van de bijeenroeping van een conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen der deelnemende Staten, wordt deze conferentie terstond bijeengeroepen door de voorzitter van de Raad, teneinde in onderlinge overeenstemming de in de bepalingen van het Verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen.

Deze wijzigingen treden in werking nadat zij door alle deelnemende Staten zijn geratificeerd overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen.

Artikel 97

Dit Verdrag wordt gesloten voor en tijdsduur van vijftig jaren, te rekenen van het tijdstip van zijn in werking treding.

Artikel 98

Elke Europese Staat kan verzoeken tot dit Verdrag te mogen toetreden. Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die na ingewonnen advies van de Hoge Autoriteit bij eenstemmigheid terzake een besluit neemt en eveneens bij eenstemmigheid de voorwaarden van toetreding vaststelt. De toetreding wordt van kracht met ingang van de dag, dat de acte van toetreding is ontvangen door de regering, bij welke de ratificatie-oorkonden moeten worden gedeponeerd.

Artikel 99

Dit Verdrag zal worden geratificeerd door alle deelnemende Staten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen; de ratificatie-oorkonden worden gedeponeerd bij de Regering van de Franse Republiek.

Het Verdrag treedt in werking op de dag, dat die ondertekenende Staat, die het laatste de ratificatie-oorkonde deponeert, deze handeling verricht.

Indien alle ratificatie-oorkonden niet binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de ondertekening van dit Verdrag zijn gedeponeerd, zullen de Regeringen der Staten, die deze gedeponeerd hebben, zich beraden over de te nemen maatregelen.

Artikel 100

Dit Verdrag, opgesteld in één enkel exemplaar, zal worden nedergelegd in het archief van de Regering van de Franse Republiek, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zendt aan elke andere Regering welke dit Verdrag heeft ondertekend.

Ten blijke waarvan de Ondertekenende Gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.

Gedaan te Parijs, de achttiende April negentienhonderd een en vijftig.

Adenauer
Paul Van Zeeland
J. Meurice
Schuman
Sforza
Jos. Bech
Stikker

van den Brink

BIJLAGE I
omschrijving van de termen kolen en staal
bewerken

1. De termen «kolen» en «staal» omvatten de producten, welke op de navolgende lijst voorkomen.

2. De Hoge Autoriteit moet bij haar optreden met betrekking tot de producten van speciaal staal, cokes en schroot, rekening houden met de bijzondere omstandigheden, waaronder zij worden voortgebracht of verhandeld.

3. De Hoge Autoriteit treedt met betrekking tot gascokes en bruinkool, niet bestemd voor de vervaardiging van briketten en half-cokes, slechts op voor zover zulks is vereist wegens de door deze producten veroorzaakte ernstige verstoringen op de brandstoffenmarkt.

4. De Hoge Autoriteit moet bij haar optreden rekening houden met het feit, dat de voortbrenging van zekere producten, die op deze lijst voorkomen, rechtstreeks verbonden is met de voortbrenging van bijproducten, die er niet op voorkomen, maar waarvan de verkoopprijzen die van de hoofdproducten kunnen beïnvloeden.

O.E.E.S.
code
No.
omschrijving van de producten
3.000
VASTE BRANDSTOFFEN
3.100 Steenkool.
3.200 Geperste steenkool.
3.300 Cokes, uitgezonderd cokes voor electroden en petroleumcokes.
 Half-cokes.
3.400 Bruinkoolbriketten.
3.500 Bruinkool.
 Half-cokes van bruinkool.
4.000
IJZER EN STAAL
4.100 Grondstoffen voor de productie van ruwijzer en staal (1).
 IJzererts (uitgezonderd pyriet).
 Schroot.
 Mangaanerts.
4.200 Ruwijzer en ferro-legeringen.
 Ruwijzer voor vervaardiging van staal.
 Gieterij-ijzer en andere ruwijzersoorten.
 Spiegelijzer en ferro-mangaan carburé (2).
(1) Niet inbegrepen zijn de grondstoffen bedoeld in code no. 4190 van de naamlijst van de O.E.E.S. (andere grondstoffen, niet elders genoemd, voor de vervaardiging van ruw ijzer en staal). Met name zijn niet inbegrepen de vuurvaste bekledingsmaterialen.
(2) Niet inbegrepen zijn de andere ferro-legeringen.


O.E.E.S.
code
No.
omschrijving van de producten
4.300 Ruwe producten en halffabrikaten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal, met inbegrip van producten bestemd voor hergebruik of herwalsing.
 Vloeibaar staal al dan niet gegoten tol blokken, waaronder smeedblokken (1).
 Halffabrikaten: bloemen, knuppels, plakken, plaatstrippen, warmgewalst breedband op rollen (voor zover dit nog niet als eindproduct beschouwd kan worden).
4.400 Warmgewalste walscrijproduclen van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (2).
 Rails, dwarsliggers, onderlcgplaten, klemplaten, balken, zware profielen en staven van 80 mm en meer, damwandstaal.
 Staven en profielen van minder dan 80mm en platstaal van minder dan 150mm breedte.
 Walsdraad.
(1) De Hoge Autoriteit treedt met betrekking tot de productie van gegoten staal voor de vervaardiging van staalgietwerk slechts op in het geval, dat deze productie moet worden geacht een onderdeel uit te maken van de eigenlijke ijzer- en staalindustrie. De overige productie van gegoten staal voor staalgietwerk, zoals die van kleine en middelgrote zelfstandige gieterijen, is slechts onderworpen aan statistische controle zonder dat dit ten opzichte van deze productie tot discriminerende maatregelen leidt.
(2) Niet inbegrepen zijn staalgietwerk. smeedstukken en producten van de poedermetallurgie.


O.E.E.S.
code
No.
omschrijving van de producten
Rond en vierkant stafmateriaal voor buizen.
Warmgewalst bandstaai en warmgewalste strippen (met inbegrip van buizenstrip).
Warmgewalste platen van minder dan 3 mm, al dan niet met bekleed oppervlak.
Platen met een dikte van 3mm en meer, universaalstaal van 150mm en meer.
4.500 Walserijproducten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (1).
Blik, verlode plaat, zwarte plaat, gegalvaniseerde platen, andere platen met bekleed oppervlak.
Koudgewalste platen van minder dan 3mm dikte.
Dynamo- en transformatorplaat.
Band bestemd voor het maken van blik.
(1) Niet inbegrepen zijn stalen buizen (naadloos of gelast), koudgewalst bandstaai met een breedte van minder dan 500 mm (ander dan bestemd voor de vervaardiging van blik), draadproducten, blanke staven en ijzergietwerk (buizen, pijpen en hulpstukken, gietstukken).

BIJLAGE II
schroot
bewerken

De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op schroot, rekening houdende met de navolgende practische voorzieningen, die nodig zijn in verband met de omstandigheden, eigen aan de schrootinzameling en schroothandel:

a. de vaststelling van de prijzen door de Hoge Autoriteit, overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk V van de derde titel, heeft betrekking op de aankopen door de ondernemingen van de Gemeenschap ; de deelnemende Staten verlenen de Hoge Autoriteit bijstand teneinde te waken voor de eerbiediging van gegeven beschikkingen door de verkopers;
b. van de toepassing van artikel 59 zijn uitgesloten:
  • gegoten schroot, waarvan het gebruik door zijn aard wordt beperkt tot gietcrijbedrijven, die niet aan de rechtsmacht van de Gemeenschap zijn onderworpen;
  • omloopschroot, dat rechtstreeks door de ondernemingen wordt gebruikt; met het beschikbaar zijn van dit soort afval wordt rekening gehouden bij het vaststellen van de verdelingssleutel voor gekocht schroot;
c. ter uitvoering van de bepalingen van artikel 59 met betrekking tot gekocht schroot, verzamelt de Hoge Autoriteit in samenwerking met de Regeringen der deelnemende Staten de nodige gegevens, zowel met betrekking tot de beschikbare hoeveelheden als met betrekking tot de behoeften, waaronder de uitvoer naar derde landen is begrepen Op grond van de aldus verzamelde gegevens verdeelt de Hoge Autoriteit de beschikbare hoeveelheden onder de deelnemende Staten, waarbij zij de bepalingen van artikel 59 in acht neemt en waarbij rekening wordt gehouden zowel met een zo economisch mogelijk gebruik van de beschikbare hoeveelheden, als met het geheel der omstandigheden, waaronder de exploitatie en de voorziening, eigen aan de verschillende sectoren van de aan haar rechtsmacht onderworpen ijzer- en staalindustrie, plaatsvinden.

Teneinde te voorkomen, dat de leveringen, die uit hoofde van deze verdeling door een deelnemende Staat aan een andere deelnemende Staat zijn voorzien, of de uitoefening van het recht tot kopen door de ondernemingen van een deelnemende Staat op de markt van een andere deelnemende Staat, discriminaties tengevolge hebben, die nadelig zijn voor de ondernemingen, welke aan de rechtsmacht van een van beide Staten onderworpen zijn, worden de volgende maatregelen genomen :

  1. Iedere deelnemende Staat verleent vergunning tot uitvoer uit zijn gebied naar de andere deelnemende Staten van hoeveelheden, die overeenstemmen met de door de Hoge Autoriteit vastgestelde verdeling ; daartegenover zal iedere deelnemende Staat gerechtigd zijn het toezicht uit te oefenen, dat nodig is om er voor te zorgen, dat de uitvoer niet groter is dan de aldus voorziene hoeveelheden. De Hoge Autoriteit is bevoogd er voor te waken, dat de maatregelen, die de Staten toepassen, niet meer beperkingen inhouden dan voor dit doel nodig is.
  2. De verdeling tussen de deelnemende Staten zal met zo korte tussenpozen herzien als nodig is om zowel voor de plaatselijke kopers als voor de kopers uit andere deelnemende Staten, een billijke verhouding te handhaven tussen de in iedere deelnemende Staat beschikbare voorraden en de aan deze Staat opgedragen leveringen aan andere deelnemende Staten.
  3. De Hoge Autoriteit zal er voor waken, dat de door iedere deelnemende Staat ten aanzien van de aan zijn rechtsmacht onderworpen verkopers getroffen uitvoeringsvoorschriften, geen ongelijke voorwaarden bij gelijksoortige transacties scheppen; met name zal op grond van de nationaliteit van de kopers geen discriminatie mogen plaatsvinden.

BIJLAGE III
speciaal staal
bewerken

Speciaal staal en koolstofstaal, zoals deze zijn gedefinieerd in het ontwerp vor een Europese douane­nomenclatuur opgesteld te Brussel door het Comité voor de Tarieven in zijn zitting van 15 Juli 1950, zullen worden behandeld met inachtneming van hun indeling in een van de drie hieronder genoemde groepen:

a. speciaal staal, gewoonlijk constructiestaai genoemd en gekenmerkt door een koolstofgehalte van minder dan 0,6% en door legeringselementen, die gezamenlijk niet meer bedragen dan 8%, indien er tenminste twee zijn en niet meer dan 5%, indien er slechts één is (1).
b. koolstofstaal, waarvan het koolstofgehalte ligt tussen 0,6% en door legeringselementen, die gezamenlijk niet meer schreven onder a en waarvan het gehalte aan legeringselementen lager is dan 40%, indien er tenminste twee zijn en lager dan 20%, indien er slechts één is (1).
c. speciaal staal, dat niet valt onder de onder a en b gegeven omschrijvingen.

De producten behorende tot de groepen a en b vallen onder de bevoegdheid van de Hoge Autoriteit; teneinde echter met betrekking tot de hierbedoelde producten de studie mogelijk te maken van de meest geschikte wijze, waarop het Verdrag, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van de voortbrenging van en de handel in deze producten, kan worden toegepast, zal het tijdstip, waarop de in- en uitvoerrechten of heffingen met daaraan gelijke werking, benevens alle kwantitatieve beperkingen met betrekking tot het verkeer van deze producten binnen het gebied van de deelnemende Staten worden afgeschaft, worden verschoven tot een jaar na het tijdstip van instelling van de gemeenschappelijke markt voor staal.

Voor de producten, behorende tot groep c, zal de Hoge Autoriteit na haar ambtsaanvaarding studies ondernemen, teneinde de meest geschikte wijze vast te stellen, waarop het Verdrag, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van de voortbrenging van en de handel in deze producten kan worden toegepast; naar gelang van het resultaat van deze studies en uiterlijk binnen een termijn van drie jaren na de instelling van de gemeenschappelijke markt, zullen de voor elk der betrokken producten ontworpen maatregelen door de Hoge Autoriteit worden voorgelegd aan de Raad, die overeenkomstig de bepalingen van artikel 81 een beslissing zal nemen. Gedurende deze periode zullen de producten, behorende tot groep c uitsluitend onderworpen zijn aan statistische controle van de Hoge Autoriteit.


(1) Tot de legeringselementen worden niet gerekend: zwavel, phosphor, silicium en mangaan met een gehalte, dat gewoonlijk voor de gangbare staalsoorten wordt aanvaard.