Verdrag van Lissabon/Deel III/19
Uitgegeven door Europese Unie. |
[ 290 ]
PROTOCOL (Nr. 19)
BETREFFENDE HET SCHENGENACQUIS DAT IS OPGENOMEN IN HET KADER VAN DE EUROPESE UNIE
DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
CONSTATEREND dat de door sommige lidstaten van de Europese Unie op 14 juni 1985 en 19 juni 1990 te Schengen ondertekende overeenkomsten inzake de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, alsmede de daarmee samenhangende overeenkomsten en de op grond ervan vastgestelde voorschriften, door het Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997 zijn opgenomen in het kader van de Europese Unie,
GELEID DOOR DE WENS het Schengenacquis, zoals dat sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is ontwikkeld, te behouden en te ontwikkelen teneinde bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling aan de burgers van de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen te bieden,
REKENING HOUDEND MET de bijzondere positie van Denemarken,
IN AANMERKING NEMEND dat Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland niet aan alle bepalingen van het Schengenacquis deelnemen; dat deze lidstaten evenwel de mogelijkheid moet worden geboden andere bepalingen van dit acquis geheel of gedeeltelijk te aanvaarden,
ERKENNEND dat het bijgevolg noodzakelijk is gebruik te maken van de bepalingen van de Verdragen die betrekking hebben op nauwere samenwerking tussen sommige lidstaten,
IN AANMERKING NEMEND dat het noodzakelijk is geprivilegieerde betrekkingen in stand te houden met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, die beide gebonden zijn door de bepalingen van de Noordse paspoortunie, tezamen met de Noordse staten die lid zijn van de Europese Unie,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gehecht:
Artikel 1
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek. Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd onderling een nauwere samenwerking aan te gaan op de gebieden die vallen onder de door de Raad vastgestelde bepalingen die samen het Schengenacquis vormen. Deze samenwerking vindt plaats binnen het institutionele en juridische kader van de Europese Unie en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de Verdragen. [ 291 ]
Artikel 2
Het Schengenacquis is van toepassing op de in artikel 1 bedoelde lidstaten, onverminderd artikel 3 van de Toetredingsakte van 16 april 2003 en artikel 4 van de Toetredingsakte van 25 april 2005. De Raad treedt in de plaats van het bij de overeenkomsten van Schengen ingestelde Uitvoerend Comité.
Artikel 3
De deelneming van Denemarken aan de vaststelling van maatregelen die een verdere ontwikkeling van het Schengenacquis inhouden en de uitvoering en toepassing van deze maatregelen in Denemarken vallen onder de toepasselijke bepalingen van het protocol betreffende de positie van Denemarken.
Artikel 4
Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland kunnen te allen tijde verzoeken om aan alle of aan enkele van de bepalingen van dit acquis deel te nemen. De Raad neemt een besluit over dit verzoek met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 genoemde leden en van de vertegenwoordiger van de regering van de betrokken staat.
Artikel 5
1. Voorstellen en initiatieven om voort te bouwen op het Schengenacquis vallen onder de toepasselijke bepalingen van de Verdragen.
Wanneer Ierland of het Verenigd Koninkrijk de Raad niet binnen een redelijke termijn schriftelijk heeft meegedeeld dat het wenst deel te nemen, wordt de in artikel 329 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde toestemming in dit verband geacht te zijn verleend aan de in artikel 1 genoemde lidstaten, en aan Ierland of het Verenigd Koninkrijk op de gebieden waarop het aan de samenwerking wenst deel te nemen.
2. Wanneer Ierland of het Verenigd Koninkrijk geacht wordt uit hoofde van een besluit op grond van artikel 4 een mededeling te hebben gedaan, kan het de Raad niettemin binnen 3 maanden schriftelijk mededelen dat het niet wenst deel te nemen aan dat voorstel of initiatief. In dat geval neemt Ierland of het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming daarvan. Zodra deze mededeling is gedaan, wordt de procedure voor de aanneming van de maatregel die voortbouwt op het Schengenacquis, opgeschort tot het einde van de procedure van lid 3 of lid 4 of totdat de mededeling op enig tijdstip in deze procedure wordt ingetrokken.
3. Voor de lidstaat die de in lid 2 bedoelde mededeling heeft gedaan, zijn alle door de Raad uit hoofde van artikel 4 genomen besluiten vanaf de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde maatregel niet langer van toepassing in de door de Raad noodzakelijk geachte mate en onder de voorwaarden die moeten worden vastgesteld in een met gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad op voorstel van de Commissie te nemen besluit. Dat besluit moet aan de volgende criteria beantwoorden: de Raad streeft naar de ruimst mogelijke deelneming van de betrokken lidstaat zonder [ 292 ]de praktische toepasbaarheid van de verschillende onderdelen van het Schengenacquis ernstig in het gedrang te brengen en rekening houdend met de samenhang daarvan. De Commissie dient haar voorstel zo spoedig mogelijk na de in lid 2 bedoelde mededeling in. De Raad neemt, indien nodig na twee opeenvolgende zittingen, binnen vier maanden na de indiening van het Commissievoorstel een besluit.
4. Indien de Raad na het verstrijken van deze termijn van vier maanden nog geen besluit heeft genomen, kan een lidstaat verzoeken dat het dossier onverwijld naar de Europese Raad wordt verwezen. In dat geval neemt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie tijdens zijn volgende bijeenkomst een besluit overeenkomstig de in lid 3 bedoelde criteria.
5. Indien de Raad of de Europese Raad, naargelang het geval, na afloop van de procedure van lid 3 of lid 4 geen besluit heeft genomen, wordt de opschorting van de procedure voor de aanneming van de op het Schengenacquis voortbouwende maatregel stopgezet. Wordt de maatregel in kwestie vervolgens aangenomen, dan zijn alle uit hoofde van artikel 4 door de Raad vastgestelde besluiten niet langer op de betrokken lidstaat van toepassing vanaf de datum van de inwerkingtreding van de desbetreffende maatregel, in de door de Commissie vastgestelde mate en onder de door haar bepaalde voorwaarden, tenzij de betrokken lidstaat zijn mededeling in de zin van lid 2 vóór de aanneming van de maatregel heeft ingetrokken. De Commissie neemt vóór de datum van deze aanneming een besluit. In haar besluit eerbiedigt zij de in lid 3 bedoelde criteria.
Artikel 6
De Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering van het Schengenacquis en de verdere ontwikkeling ervan. Te dien einde worden passende procedures overeengekomen in een overeenkomst die de Raad, met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 genoemde leden, met die staten sluit. In die overeenkomst worden bepalingen opgenomen inzake de bijdrage van IJsland en Noorwegen in de kosten die aan de uitvoering van dit protocol zijn verbonden.
De Raad sluit, met eenparigheid van stemmen, met IJsland en Noorwegen een afzonderlijke overeenkomst voor de vaststelling van de wederzijdse rechten en verplichtingen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland enerzijds en IJsland en Noorwegen anderzijds, op gebieden van het Schengenacquis die op deze staten van toepassing zijn.
Artikel 7
Voor de onderhandelingen over de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie worden het Schengenacquis en de verdere maatregelen die de instellingen binnen de werkingssfeer van dat acquis nemen, beschouwd als een acquis dat door alle staten die kandidaat zijn voor toetreding volledig moet worden aanvaard.