Verklaring aan de Bataafsche natie

Verklaring aan de Bataafsche natie

Auteur 43 representanten van de Nationale Vergadering
Genre(s)
Brontaal Nederlands
Datering 12 december 1797
Bron Haagsche Courant 12 december 1797, zoals weergegeven in C. Rogge, Geschiedenis der staatsregeling voor het Bataafsche volk, 1799, p. 473-481.
Auteursrecht Publiek domein
AAN DE BATAAFSCHE NATIE!

 Eene openlijke verklaaring onzer politieke denkwijze over eenigen der voornaamſte onderwerpen, was misſchien zins lange noodzakelijk; ——— zij is thans in ons oog een plicht geworden.
 Geroepen, om U in NEERLANDS WETGEEVENDE VERGADERING te vertegenwoordigen —— begunſtigd met uw vertrouwen, is het alzins heilzaam en nuttig, dat dit vertrouwen worde aangekweekt, door U onze waarachtige gevoelens te doen kennen; ——— gevoelens, die wij openlijk betuigen voor te ſtaan en aan te kleeven; ——— waarvan wij dus niet terug kunnen komen, en die U de volkomenſte gerustſtelling zullen geeven in de gewigtigſte handelingen, waarvan dit oogenblik meer dan eenige voorige zwanger gaat. —— Had ons de drang der omſtandigheden in vroeger dagen tot zo een openlijken en beſlisſenden ſtap aangezet, als tegenwoordig, welke middelen waren de kwaadwilligheid niet afgeſneden geweest tot het ſtoken van argwaan, verdenking, en daar uit geboren onëenigheden en twisten ! ————Zoude men ons, die Republikeinen zijn —— die de Vrijheid beminnen, en hierom de orde lief hebben, doch allen dwang, alle woeste, alle onrechtvaardige handelingen verfoeijen, ——— zoude men ons dan dusdanig hebben kunnen miskennen, als men gedaan heeft? —— zoude men buiten- en binnen 's Lands ons hebben kunnen afſchilderen als een hoop dolle mannen, die de ongeregeldheid voorſtaan ——— die Regeeringloosheid zoeken —— die een volſlage Volksregeering begeeren, en alléén verwarring zoeken, om zich in en door dezelve, ten kosten van 't algemeen belang, vet te mesten? ———
 Zoude men van zamenzweeringen kunnen ſpreeken, en ons hebben kunnen onderſtellen te haaken naar moord en verwoesting, —— naar eene algemeene ontbinding van allen gezag, en dus naar het onherſtelbaar verderf van ons Vaderland, het welk geene geweldige ſchokken kan doorſtaan? —— Zoude men deze, en andere ſoortgelijke, ondeugende bedoelingen, ons hebben kunnen toeſchrijven, indien onze waare denkwijze ware bekend geweest? —— Zoude men door den laster en logen, die zonder tegengif op ons is uitgeſtort, anders zo veel velds (?) hebben gewonnen, en zo veel kwaads verrigt? ——— zo veelen, anders braave Vaderlandsgezinde Mannen, van ons hebben kunnen verwijderen en afſcheuren, door hun voor ons Sijsthema eenen doodelijken ſchrik in te boezemen, en daar door de Volkspartij te verzwakken, die niets dan de deugd bemint; —— die het Vaderland, ten koste van goed en bloed, wil redden, en eene Vrijheid ſtichten, die op waare gronden is gevestigd, en een zegen zijn zal voor de tegenwoordige en volgende Geſlachten? ——— Zoude men anders zo veele twisten, zo veel ontevreedenheid, zo veele verwarringen in den kring der Burgeren hebben kunnen voordbrengen? —— Zoude men anders onder dezelven 'er zo veelen kunnen aantreffen, die, de Vrijheid begeerende, echter noch liever een Ariſtocratisch juk omhelzen, uit vreeze, dat wij eene geheele omkeering van alle orde op het oog hebben, en alle rechten en bezittingen aan eene dolle en willekeurige overheerſching zoeken ten prooi te geeven? —— Zouden 'er anders zo veelen gevonden worden, in wier hart eene belanglooze en gloeijende Vaderlandsliefde huisvest, die of moedeloos worden, of tot wanhopige daaden dreigen overteſlaan; daar zij tot heden geen verzekerden waarborg hebben, dat een groot aantal Mannen, die hen vertegenwoordigen, zodanige gevoelens onwrikbaar aankleven, zullen voorſtaan, en daar van nooit, om lief noch leed, terug komen, welke met hunne verlangens en neigingen overéen komen? —— Zouden 'er anders zo veelen gevonden worden, die het ſlagtoffer zijn van zo veele verkeerde inboezemingen, als de SNOODE ARISTOCRATIE, de VUIGE HEERSCHZUGT en het ZWART ZELFSBELANG bezigen, om hun hunne belange in een onwaar daglicht voor te dragen, en hen dus, ondanks zich zelven, aan hun dienstbaar te maken, en tot werktuigen te gebruiken, om hunne ſnoode en booze bedoelingen door te drijven? ——
 Zouden 'er dan geene allerdringendſte redenen zijn, om eene openlijke verklaaring te doen van onze politieke gevoelens over de gewigtigſte onderwerpen? ——— Ja, Medeburgers! wij vinden, dat wij onzen plicht zouden ſchenden, indien wij in deze omſtandigheden langer ſtil zweegen: ——— wij willen dus niet meer aarzelen —— neen BATAVEN! ziet hier onze gevoelens! ——— Wij leggen U hier onze meeningen open, als Mannen van eer: ——— Allen, die met ons zich in deze puncten veréenigen, zijn ons lief en aangenaam: —— het is alléén de kragt der overreeding, die hun met ons moet doen overéénſtemmen: —— wij verklaaren, wat 'er ook gebeure! dat wij aan deze onze gevoelens zullen vasthouden: —— wij geven onze goedkeuring aan geene Conſtitutie, dan waarin deze ſentimenten gevonden worden en vastſtaan: ——— wij verzoenen en veréénigen ons met al wie genegen is, doch niet anders dan op deze gronden. —— Ach! dat deze onze verklaaring de leus wierd van verééniging —— de band van Broederſchap, die allen, die de Vrijheid op prijs ſtellen, tot behoud des Vaderlands te zamen bondt, en met eensgezindheid deed zamenwerken!

WY VERKLAAREN dan:

 1. Dat wij voorſtaan eene onvervalschte Volksregeering bij vertegenwoordiging, zo dat de Regeeringsvorm even weinig voedſel geeft aan Regeeringloosheid aan de eene, en aan allerlei ſoort van Ariſtocratie en overheerſching, aan de andere zijde.
 2. Dat wij de gelijkheid in den Burgerſtaat voor den grondſlag en waarborg houden van des Volks Vrijheid: —— dat de wetten, het zij ze ſchermen, of ſtraffen, éénerlei zijn voor allen; en dat wij dus geen voorrecht toekennen aan den eenen Burger boven den anderen, het geen of uit geboorte, of uit bezitting, uit rang, of Geloofsbelijdenis, zoude ontleend worden; maar integendeel de eenige beweegreden van voorkeur, omtrend het waarnemen van eenige bediening, ſtellen in deugd en bekwaamheden.
 3. Dat wij begeeren, dat het Volk eenen geregelden invloed hebben op zijn Beſtuur; zo dat het niet alleen zijne Vertegenwoordigers aanſtelt, en deze ſlechts voor een bepaalden tijd in functie blijven, maar ook ſtaan onder eene wel ingerichte verantwoordelijkheid: —— Wijders, dat ieder Burger het onſchendbaar recht hebbe, om individuëel petitien en klachten aan zijne Vertegenwoordigers te kunnen doen; zodanig zelfs, dat, indien het getal der klaagende Burgeren, over dezelfde zaak of Perſoon, een zeker vast en bepaald getal beloopt van ſtembevoegde Burgers, de Vertegenwoordigende Vergadering, indien zij zelve hier aan niet voldoet of kan voldoen, de Grondvergaderingen door de geheele Republiek zal moeten oproepen, en onverwijld de zaak tot haare kennis moeten brengen, om daar bij op ſtemming den Volkswil te verneemen; welke de Vertegenwoordigende Vergadering verplicht zal zijn na te komen, en door de overige aangeſtelde Bewinds-Collegien te doen nakomen.
 4. Dat, ingeval de Vertegenwoordigende Vergadering het Volk over zulk eene zaak of Perſoon, binnen zekeren te bepaalen tijd, niet oproept, als dan de Grondvergaderingen behooren gerechtigd te zijn, uit zich zelven hier toe bij een te komen, zonder deswegens eenige Publicatie van de Vertegenwoordigende Vergadering te behoeven.
 5. Dat 'er eene volkomen Een- en Ondeelbaarheid der Republiek behoore plaats te hebben in beſtaan en beſtuur, zo na binnen als na buiten, in het politieke en finantiëele, zodanig, dat 'er ſlechts EENE Vertegenwoordigende Vergadering beſtaat, en alle andere aangeſtelde Machten zijn louter Adminiſtratief; terwijl alle de geldmiddelen en opkomſten, uit alle de gedeelten der Republiek, geſtort moeten worden in ééne Nationale Kas, uit welke alle uitgaven, zo algemeene als Departementaale, moeten worden gemaakte; —— welke heffingen voor het jaarlijksch benodigde niet quota's gewijze moeten worden omgeſlagen, maar bij algemeene belastingen, gegrond op het relatief vermogen der Ingezetenen, zo wel voor ordinaire als extraordinaire behoeſten.
 6. Dat de Uitvoerende, en alle andere uitoeffeningen van Macht, onder behoorlijke verantwoordelijkheid gebragt en gehouden worden.
 7. Dat alle bezittingen en ſchulden der Gewesten, en zo mogelijk ook die der Steden, Dorpen en Plaatſen, moeten worden Nationaal verklaard.
 8. Dat de Een- en Ondeelbaarheid, zodanig als dezelve in het 5de Artikel is omſchreeven, wat het politieke betreft, terſtond bij het aanneemen van eene Conſtitutie moet worden ingevoerd; en wat het finantiëele aangaat, dat de Nationaal-verklaaring der bezittingen en ſchulden, in het vorig Articul gemeld, mede dadelijk moet plaats hebben, als ook alle Provinciale Kasſe vernietigd, en de oude belastingen door Nationale ontfangers ingevorderd, en in de Nationale Kas geſtort, zo lang het geheel financieel plan in werking zal zijn gebragt, terwijl intusſchen dat geen, het welk mogt te kort komen, bij algemeene heffingen zal moeten worden geheven.
 9. Dat het nieuw algemeen plan van Financie zo ſpoedig doenlijk, uiterlijk niet langer dan één Jaar na het aannemen der Conſtitutie, zal moeten beginnen te worden in werking gebragt, en binnen één Jaar daar na volkomen moet zijn ingevoerd; —— welk plan tot grondſlag moet hebben algemeene en geëvenredigde belastingen, zo als in Articul 5 gezegd is; waar mede alle oude middelen en belastingen moeten ophouden.
 Eindelijk VERKLAAREN WIJ, dat wij geen plan van Conſtitutie zullen helpen daarſtellen, decreteeren of aanneemen, waar in niet alle de bovenſtaande beginzels, tot EEN toe, gevonden worden.
 En hebben wij deze verklaaring onzer politieke gevoelens, als Mannen van eer, met onze naamtekeningen bekrachtigd.
 Actum in den HAAG, den 12den van DECEMBER 1797, en de volgende dagen.
 Simon Schermer, J. G. Welsman, J. P. Pesſers, H. L. van Altena, P. Toens, H. Quesnel, A. J. C. de Bere, L. C. Vonk, W. Libotté, S. J. van Langen, L. Nolst, L. Hogendijk, J. Nolet, P. M. Pertat, P. van Zonsbeek, H. H. de Lémon, Pieter Vreede, W. A. Ockerſe, J. B. Aufmorth, J. Jansſen, Abraham de Haan, Joh. P. Fokker, J. H. Nieuwenhuis, H. Rabinel, A. Voogd, Theod. van Leeuwen, J. Konijnenburg, Corn. van der Hoeven, O. G. Gorter, F. Rant, P. de Sonnaville, F. A. van Roſeveld Cateau, J. Nuhout van der Veen, H. Midderigh, M. H. Witbols, J. P. Goudsblom, Jurrian Ondorp, J. Kreilkamp, H. C. Bromet, J. Fronhoff, J. Blauw, Bs. Bosch, A. A. Bakker.