Visscherslied
1.
Wij zijn de jonge visschers
En al vrienden bij malkaar; (malkaar)
Wij minnen de plezieren,
En die zijn bij ons niet raar (niet raar)
Visscherslied Tervuren | |
Auteur | onbekend |
Genre(s) | Lied |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1897 |
Bron | Visscherslied |
Auteursrecht | Publiek domein |
Meer over Visscherslied Tervuren op Wikipedia |
Wij kunnen visschen!
Maar soms ook missen! (bis)
En wijlie kunnen smijten onze lijn,
De visch die kent ons fijn! (bis)
2.
Wij mogen niet vergeten
Hoe dat Pier gevaren is,
Toen hij heeft beet gekregen;
Maar de visch speelde niet mis.
Hij is gaan vliegen,
Ja, zonder liegen! (bis)
En Pier die was daarvan toch zoo bestaan,
Want 't was 'nen abberdaan! (bis)
3.
De kuiper Jan en Franske,
Waren ook in groot verschil,
Want Tone had vergeten
Zijnen grooten visschersbril.
Zij wilden visschen
Zonder te missen (bis)
En zijlie vischten toen met vermiljoen,
De Belge die gaf katoen (bis)
4.
Wij zijn serieuze mannen,
En wij kennen geenen zwans!
Als wij komen ten lande
Dan zijn wij allemaal Jans!
Wij zijn geen zwansers!
Serieuze mannen! (bis)
Dan moogen wijlie visschen overal,
En zoe geven feest en bal. (bis)
5.
Voorzitter Holderbeke
Dat is 'ne brave vent!
Met 't feest is het gebleken,
Dat hij goed de visschers kent.
Hij schonk ons wijn, die was zeer fijn!
Er werd geskonken, op hem gedronken!
Hem dank voor al zijne genegenheid,
Aan onze visscherssocieteit. (bis)
6.
Aan wie heeft men te danken
't Bestaan der maatschappij!
Aan Thomas, Nayer, Fransken,
Jef en Lammen ook daarbij!
Hen niet vergeten! Ons plicht gekweten!
Nog eens geschonken! Op hen gedronken!
Hoera! Vivat! Die mannen moog 'er wezen!
Hoera! Vivat! Ze moog 'er zijn! (bis)
7.
Des winters als het regent,
Dan zijn de paadjes diep;
Dan komt dat looze visschertje
Visschen al in het riet.
Met zijnen lapzak, met zijnen knapzak!
Met zijnen reisstok, met zijnen strijkstok!
Met zijne leere van diere don deere,
Met zijne leere laarsjes aan! (bis)