Mooigevederde vogels Vogelkiekjes (1910) door Jacob Daalder

Zeezwaluwen

Bij de Boschduiven
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys.
[ 59 ]

XVIII.


Zeezwaluwen.


Mooie, slanke vogels zijn de Sterns. Dat ze in de laatste jaren wreed vervolgd zijn, weet men; alle bladen hebben het luide verkondigd, dat de moord op zeezwaluwen, geheel ter wille van de mode, een gruwel is. En de minister is voor den aandrang bezweken en heeft ze onder bescherming gesteld van de Wet, die het vangen en vervoeren verbiedt van dieren, nuttig voor landbouw en houtteelt. 't Is wel gelukkig, want de gelederen waren reeds sterk gedund. Toch zijn er nog wel zooveel [ 60 ]gespaard gebleven, dat men binnen afzienbaren tijd weder dichtbevolkte broedkolonies in het land kan hebben. Dan zal 't er weer uitzien, als voor eenige jaren, toen men in den broedtijd de voeten nauwelijks vrij neer kon zetten, wilde men geen nesten vertrappen. Verbeelden wij ons even dien tijd terug!

Zie, daar zweven ze boven de slooten en het beekje van den polder, de mooie vischdiefjes (Sterna hirundo L.)! Van eene hoogte van een meter of 5 bespeuren ze met de scherpziende oogjes gedurig een vischje of een zoetwatergarnaal. Dan blijft zoo'n vogel plotseling „staan" in de lucht, onmiddellijk boven het beloerde hapje. De vleugels worden herhaaldelijk snel op en neer bewogen, wat „bidden" genoemd wordt. Plotseling worden de vleugels langs het lijf getrokken en de vogel plompt omlaag, om bijna zeker het begeerde te grijpen. Spoedig herrijst hij uit den vloed, schudt de waterdroppels van de veeren, en met forsche wiekslagen gaat hij weer verder op nieuwe schatten uit. Aardig wordt de overigens eenzame streek door deze vogels gedecoreerd en verlevendigd.

Diepgevorkt is de staart van het vischdiefje en grijsblauw zijn de mantelvederen, die rein passen bij het helderwit van de vederen der onderdeelen. Ook het zwarte kapje staat mooi daarbij. Wanneer we de broedkolonie bezoeken, zien we spoedig een gordijn van vogels naar alle zijden en ook boven ons, een halve kogel van Sterns!

Pas op, daar is een nest! Of een nest kunnen we het eigenlijk niet heeten. 't Weidegras is een weinig neergedrukt, en daarop liggen de drie elliptische eieren. Sommige vischdiefjes evenwel getroosten zich wat meer [ 61 ]moeite voor het legsel, en maken een met droog gras bekleed kuiltje in den bodem.

Zie, al weer een nest, nog een, vijf, tien, twintig, zooveel ge wilt. 't Is geen kunst, om zoo in enkele minuten eenige honderden eieren te zien. En dan valt de verscheidenheid in grondkleur en vlekken zeer op. Men ziet alle variaties tusschen blauwwit en koffiebruin en de vlekken zijn nu eens kleine, tamelijk regelmatige stippen, dan weer ruwaangebrachte plekken, als het ware. En dikwijls zijn de verschillen bij de eieren van hetzelfde legsel aanmerkelijk. 't Is wel een raadsel, hoe elke vogel zijn eigen nest terug kan vinden. Doch er is nog veel onbegrijpelijks in het vogelleven.

Lang heeft men gemeend, dat het Vischdiefje de eenige zeezwaluw met roode pootjes was, die bij ons broedde. Want de Noordsche of Zilvergrijze Zeezwaluw (Sterna macrura Naum.) werd tot 1898 door allen, inzonderheid door den bekenden vogelkundige mr. Herman Alberda, als zeldzaam voor ons land beschouwd.

In genoemd jaar evenwel werd door mr. R. baron Snouckaert van Schauburg en ondergeteekende geconstateerd, dat deze vogel een plaats kon krijgen op de naamlijst van Nederlandsche broedvogels. En spoedig daarna bleek het, dat ze bijna even veelvuldig voorkomt, als het Vischdiefje. Vermoedelijk is ze dan ook eerder aan de aandacht ontsnapt, daar ze in houding en vederkleed zeer veel op het Vischdiefje gelijkt. Alleen van nabij kan men zien, dat ze meer donkergrijs op de borst is, dat het zwart aan de snavelpunt ontbreekt, dat het rood van bek en pooten meer karmijnkleurig is, en dat ze smallere zwarte schachtzoomen aan de vleugelpennen [ 62 ]heeft. Gewoonlijk legt ze maar twee eieren. Hoor, retsch, retsch! Ja, dat is het nijdige geluid van de kwaadaardige Dwergzeezwaluw (Sterna minuta L.). Met moedige vliegrukken gaat ze verder, en wanneer men in de nabijheid van haar nestje komt, durft ze wel te laten voelen, hoe scherp haar oranje-gekleurd snaveltje is. Zoo weet ze zelfs schapen en koeien bij haar kroost vandaan te houden.

Deze kleinste der Sterns maakt steeds haar nest in het zand en van bekleeding is geen sprake. Ook op het hooge strand vindt men het dikwijls te midden der schelpen. De eieren, drie per legsel, zijn zoo groot als spreeuweneieren, maar ze zijn geelgroen met donkere vlekjes.

Er komen ook nog grootere zeezwaluwen bij ons voor, maar die willen we later eens bezien.

Voor heden eindigen we met den wensch, dat ieder wil meewerken, om de vogels, die onze met zout bezwangerde kusten zoo mooi maken, te sparen en te doen toenemen.

Dames, tooit u nimmer met de veeren en de kopjes van deze lieve vogels!