Volapükel Nedänik/Nummer 3/Voorwaarts! De handen aan den ploeg!

<Volapükel Nedänik


Het schijnt voor onze eeuw te zijn weggelegd, de zuilen van het gebouw der beschaving, waaraan bijna 6000 jaren is gearbeid, zoo niet te voltooien, dan toch tot ene hoogte te brengen, die onzen voorvaderen niet alleen ongeloofelijk zou toeschijnen, maar hen zelfs bij de grootschheid van dat gezicht zou doen sidderen en beven.

Is het immers niet in onze eeuw, dat men den spot dreigt te steken met het onmogelijke? Is het niet in onze eeuw, dat men er naar streeft de natuur haar krachten te ontnemen, deze aan zich te onderwerpen en voor zich dienstbaar te maken? Is het niet in onze eeuw, dat door het menschelijk vernuft de afstanden over de wereld zijn vernietigd, en alle volkeren en natiën, als in een chaos van menschendrommen, met elkander zijn vereenigd? Dat alles echter schijnt nog gering te zijn in de oogen van het thans levende geslacht, want bijna dagelijks openbaren zich telkens nieuwere, grootere en verhevener uitvndingen, ontdekkingen en wetenschappen.

Sedert acht jaren draagt de wereld eene uitvinding, eene schepping met zich om, zooals zij er zich nog geene had durven voorstellen. Geene uitvinding is het, die haar ontstaan heeft te danken aan een louter toeval, noch ontleend is aan vroegere scheppingen van dien aard. Neen, de wereldtaal of Volapük, waarvan hier sprake is, is geboren uit het brein, uit den genialen kop van Johann Martin Schleyer, den man, die met alle recht de taalreus of taalkoning onzer dagen mag genoemd worden.

Hij, de zoon eens hoofdonderwijzers, te Oberlanda[1], hij, als R. C. Priester werkzaam, te Litzelstetten en het eilandje Mainau, hij kweekt en voedt in zijne eenvoudige pastorie, op zijne reizen door Tirol en Italië, zijn als ingeboren idioom. Overal zoekt hij voedsel voor zijn geesteskind, professoren snelt hij vooruit in de wetenschap, hij maakt hen tot schaduwen en verrijkt daarbij zijnen geest met de kennis van 56 talen, alleen om eene wereldtaal, zijne Volapük, saâm te stellen. Begrijpt gij het, lezer, wat het zeggen wil, eene wereldtaal? 't Is een reuzenwerk, een reuzengewrocht, dat in onzen tijd, ofschoon men alles voor mogelijk houdt, nog door duizenden met een schouderophalen wordt beantwoord. En toch is zulk een reuzenwerk door den onuitputtelijken geest van J. M. Schleyer voortgebracht! Als een echte hortulanus heeft hij de schoonste kiemen uit zijn grootschen taaltuin bijeen verzameld en deze als de grondslag voor zijne taal aangelegd. Op dien grondslag van schoonheden heeft hij zijne wereldtaal opgebouwd, die zich in duidelijkheid en welluidendheid met alle bestaande talen kan meten, die alle levende en doode talen in degelijkheid overtreft. Die taal, die als volmaakt is te beschouwen, wanneer men haar vergelijkt bij de gebrekkigheid, waaraan de talen der volkeren mank gaan; die een nieuwe trap van beschaving mag genoemd worden, wijl zij door hare groote eenvoudigheid, ongekusteldheid, en daaruit voortspruitende gemakkelijkhed , ongekunsteldheid, en daaruit voorspruitende gemakkelijkheid van aanleering, door duizenden, ja, millioenen, die nooit in staat zijn geweest naast hunne moedertaal eene moderne taal aan te leeren, met vrucht kan worden bestudeerd. Die taal, waarvan schepper en schepping sedert acht jaren door de grootste en uitstekendste geleerden wordt bewonderd, die door geen 27 profesoren, welke de wetenschappelijke academie van Volapük vertegenwoordigen, kan worden verbeterd, maar die geheel aan de belangen van onzen tijd voldoet en eenmaal onmisbaar zal zijn voor elken handelsman en reiziger.

Ziedaar de wereldtaal, de schepping van J. M. Schleyer! En toch wordt deze nooit volprezene uitvinding, ofschoon door elken kenner verherlijkt, door tal van niet-kenners met verachting en spot aangezien. Lezer, ook gij wellicht steekt in uwe onkunde den draak met Schleyer's schepping, doch wanneer op dit oogenblik eens die caracaturen geheel nieuw werden ingevoerd, die wij den naam hebben gegeven van muzieknoten en waarin zulk een schoone wegwijzer wordt gevonden, om de heerlijkste afwisseling van tonen aan orgel of keel te ontlokken, zou de onkundige daarmede nog niet meer den draak steken dan met Volapük?

Neen, het eenige, waarom gij Volapük terzijde kunt stellen, is, dat zij nog niet algemeen wordt aangeleerd. Helaas! zij kan ook niet even als andere grootsche uitvindingen van onzen tijd door maatschappijen worden geëxploiteerd, neen, hare verspreiding is eene niet minder moeitevolle taak dan wel hare schepping.

Niet één volk, niet één natie, niet één werelddeel, maar een gansch menschdom moet immer met sympathie voor deze schepping bezield zijn voor en al eer de handelsman eenig nut van haar kan trekken. Wellicht schijnt menigeen zulks nog onmogelijker toe, dan wel de samenstelling der Volapük zelve. Echter zegt de uitvinder hiervan „wat denkbaar is, is mogelijk” en daarop steunende streeft hij steeds voort, om tot de verwezenlijking van zulk een resultaat te komen. Niet hij alleen, maar alle kenners van Volapük, op welk deel der aarde zij zich ook mogen bevinden, leggen voor datzelfde doel een onvermoeid streven aan den dag.

Zij zijn overtuigd van de degelijkheid der Volapük, en het is juist die overtuiging, welke hen met zulk een ijver bezielt. Veel, zeer veel hebben zij bij de verspreiding van Volapük in het oog gehouden, veel hebben zij aangewend, om hare kennis te bevorderen, doch juist het noodigste schijnt men uit het oog te hebben verloren of althans niet op te merken. Immers, al bazuint men over geheel de wereld de schoonheid en voortreffelijkheid der Volapük, al roept men van pool tot pool, dat het Latijn van den handelsman is geboren; ja, al zou men naar het aspunt der aarde snellen en daar een middel vinden, waarmede men haar met al hare bewoners in de toomelooze vaart naar vooruitgang kon dwingen, slechts een oogenblik stil te staan, om de schoone schepping der Volapük van meer nabij te bewonderen, het zou niets baten en de wereldtaal bleef onnut. Neen, voor de algemeene kennis van Volapük behoeven nog geen wonderen te geschieden; zonder dat zal zij toch haar doel wel bereiken. Een nieuw systeem van verspreiding behoeft slechts in werking te treden: Volapük moet aan den dienst des handels worden onderworpen. De handelsman immers let niet op schoonheid van taal, hijvraagt slechts wat hem nut en voordeel kan aanbrengen. En daarom: Voorwaarts! De hand aan den ploeg! den handelsman den weg gewezen, hoe en waar hij zich zal kunnen bedienen van Schleyer's wereldtaal: hem behoort Volapük! Zeker, hem behoort Volapük, die zich thans gedwongen gevoelt, naast zijne moedertaal nog twee of drie moderne talen te moeten aanleeren, en daardoor een schat van tijd en geld aan de studie dier talen moet ten offer brengen. Ook hem behoort Volapük, die zich tot nog toe, bij gemis aan genie, òf geld, òf tijd, niet in de gelegenheid zag gesteld eene moderne taal aan te leeren, en daardoor als geheel van het handelsleven moest verwijderd blivjen, ook hij moet zich door Volapük kunnen bevoordeelen. Nieuwe nooit gekende handelsterreinen en wegen van internationaal verkeer moeten door Volapük worden geopend.

Wellicht roept een of ander door wangunst gedreven handelsman bij het lezen dezer regelen uit, dat Volapük slechts een nieuw, maar niet minder hatelijk concurrentiemiddel is; doch wie geen concurrentie wil, hij vernietige de boeken der wetenschap, verbreke de middelen, die het handelsverkeer vergemakkelijken en bespoedigen, en trede terug tot een tijdperk der eeuwen, dat ondenkbaar en onbestaanbaar is voor onzen tijd. Neen, rusteloos, onverpoosd voort te gaan op den weg der beschaving is de loop der wereld, en een dwaas is hij, die zich inbeeldt, dat eene uitvinding moet gefnuikt worden, omdat zij een ander den weg wijst, wijl hij vergeet, dat ook die weg voor hem wordt gebaand.

Daarom ook voorwaarts gegaan en met alle kracht gearbeid aan de kennis en uitbreiding van de grootste uitvinding onzer eeuw, de Volapük. Daarom gebroken met die Jan Salieachtige loftuitingen, die tot niets anders leiden dan om een centrum veroordeeling over haar af te roepen; geborken met hen, die wel is waar beweren alles voor Volapük veil te hebben, doch in al hun streven het eigenbelang op den voorgrond stellen. Meer nog moet gebroken worden met die voorstellen van professoren, die beweren, dat Volapük niet logsich genoeg is, die haar trachten te verbeteren, doch juist haar verminken, die haar nog altijd meer trachten te klemmen in schroeven eener onverzettelijke duidelijkheid en daardoor de welluidendheid uit het oog verliezen, en, zoo men er gehoor aan gaf, Schleyer's schepping zouden misvormen tot een akelig, stooterig Indianen Patois!

Neen, weg met dat alles! De oordeelvellingen van uitstekende taalkenners, doch meer nog de ondervinding zelve hebben ons geleerd, dat het onvolmaakte van Volapük slechts gering is, en daarom geen verandering geduld, maar Schleyer's systeem, Schleyer's spraakkunst en woordenboek als een eeuwige wet voor de instandhouding van Volapük aangenomen en vastgesteld. Dat niemand meer de hand uitsteke naar de kroon van den edelen schepper der Volapük, teneinde deze zichzelf op het hoofd te drukken, want zoo hij alsdan het gelaat keert naar den speigel van waarheid, van plicht en recht, zoo zal hij de overtuiging opdoen, dat hem die kroon niet tot eere maar tot schande strekt, wijl zij alleen het hoofd van J. M. Schleyer kan sieren! Om Volapük te verspreiden behoeft men waarlijk geen congressen te vormen, behoeft men waarlijk niet te beraadslagen hoe het aan te leggen. Neen, Schleyer's wereldtaal is, zij bestaat, voor hare verspreiding is slechts noodig:

Voorwaarts! De hand aan den ploeg!

Slechts leeraars en beoefenaars, die het oog op den uitvinder houden gevestigd, zijn voor de verspreiding van Volapük noodzakelijk.


JEAN JACQUES DE CARLIER.


Noten (Wikisource)

  1. Spelfout: Oberlauda.