West-Europese Unie
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
West-Europese Unie | |
Auteur | Ondertekende partijen |
Genre(s) | Verdrag |
Brontaal | Engels |
Datering | 1948 |
Bron | [1] |
Auteursrecht | Publiek domein |
Meer over West-Europese Unie op Wikipedia |
(Ook wel: WEU-verdrag genoemd, of West-Europese Unie.)
Artikel I
Overtuigd van de nauwe gemeenschap harer belangen en van de noodzakelijkheid zich aaneen te sluiten teneinde het economisch herstel van Europa te bevorderen, zullen de Hoge Verdragsluitende Partijen haar economische werkzaamheden op dusdanige wijze organiseren en coördineren, dat deze het grootst mogelijke resultaat zullen opleveren, door opheffing van tegenstellingen in haar economische politiek, door harmonisering van haar productie en door ontwikkeling van haar onderlinge handelsverkeer.
De samenwerking beoogd in het vorige lid, die met name zal worden verwezenlijkt door de Consultatieve Raad voorzien in artikel VII, zal er niet toe leiden, dat op het terrein van de werkzaamheid van andere economische organisaties, waarin de Hoge Verdragsluitende Partijen zijn of zullen zijn vertegenwoordigd, dubbel werk wordt verricht en de arbeid dezer organisaties wordt belemmerd, integendeel zal zij de werkzaamheid dezer organisaties ten goede komen.
Artikel II
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen gemeenschappelijk er naar streven, zowel langs de weg van rechtstreeks overleg als in de gespecialiseerde organisaties, de levensstandaard van haar volken te verhogen en op harmonische wijze de nationale werkzaamheden op sociaal terrein te ontwikkelen.
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen met elkander overleg plegen teneinde zo spoedig mogelijk de aanbevelingen toe te passen op sociaal gebied afkomstig van gespecialiseerde organisaties, met welke aanbevelingen zij in deze organisaties zich hebben verenigd en die van direct praktisch belang zijn.
Zij zullen er naar streven onderling zo spoedig mogelijk overeenkomsten te sluiten betreffende de sociale veiligheid.
Artikel III
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen gezamenlijk er naar streven om haar volken een beter begrip bij te brengen van de beginselen, die ten grondslag liggen aan haar gemeenschappelijke beschaving, en om culturele uitwisselingen te bevorderen, met name door middel van onderlinge overeenkomsten.
Artikel IV
Indien een der Hoge Verdragsluitende Partijen het voorwerp zou zijn van een gewapende aanval in Europa, zullen de andere Hoge Verdragsluitende Partijen, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 51 van het Handvest, aan de aldus aangevallen partij alle militaire en andere hulp en bijstand verlenen, welke in haar vermogen ligt.
Artikel V
Alle maatregelen genomen ter toepassing van het vorige artikel moeten terstond ter kennis worden gebracht van de Veiligheidsraad. Zij zullen worden opgeheven, zodra de Veiligheidsraad de nodige maatregelen zal hebben genomen om de internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen.
Dit Verdrag maakt geen inbreuk op de verplichtingen, welke voor de Hoge Verdragsluitende Partijen voortvloeien uit de bepalingen van het Handvest der Verenigde Naties. Het zal niet worden uitgelegd als in enig opzicht inbreuk makend op het recht en de plicht van de Veiligheidsraad om, overeenkomstig het Handvest, te allen tijde op te treden op de wijze, die hij nodig oordeelt, om de internationale vrede en veiligheid te handhaven of te herstellen.
Artikel VI
De Hoge Verdragsluitende Partijen verklaren, ieder voor zover haar betreft, dat geen der verbintenissen, op het ogenblik van kracht tussen haar en een der andere Hoge Verdragsluitende Partijen of met een derde Staat, in strijd is met de bepalingen van dit Verdrag. Zij zullen geen bondgenootschappen aangaan en aan geen coalitie deelnemen, gericht tegen enige andere Hoge Verdragsluitende Partij.
Artikel VII
Teneinde onderling overleg te plegen omtrent alle vraagstukken, die het onderwerp van dit Verdrag uitmaken, zullen de Hoge Verdragsluitende Partijen een Consultatieve Raad instellen, die aldus zal worden georganiseerd dat hij zijn functies permanent kan uitoefenen. De Raad zal bijeenkomen telkenmale hij zulks nuttig zal achten.
Op verzoek van een harer zal de Consultatieve Raad onmiddellijk worden bijeengeroepen teneinde de Hoge Verdragsluitende Partijen in staat te stellen overleg te plegen omtrent elke toestand, die een bedreiging voor de vrede zou kunnen vormen, waar deze zich ook voordoet, omtrent de aan te nemen houding en de te nemen maatregelen in geval van hervatting van een aanvalspolitiek van Duitsland of omtrent elke toestand, die de economische stabiliteit in gevaar brengt.
Artikel VIII
Getrouw aan haar besluit om haar geschillen slechts langs vreedzame weg te beslechten, komen de Hoge Verdragsluitende Partijen overeen, onderling de volgende bepalingen toe te passen:
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen, zolang dit Verdrag van kracht is, alle geschillen beoogd in artikel 36, lid 2 van het Statuut van het Internationale Gerechtshof beslechten door deze voor het Hof te brengen, met alleen die reserves, welke ieder harer gemaakt mocht hebben bij de aanvaarding van de bepaling inzake de verplichte rechtspraak, en zulks slechts zolang die reserves zullen worden gehandhaafd.
De Hoge Verdragsluitende Partijen zullen bovendien alle andere geschillen van die voorzien in artikel 36, lid 2, van het Statuut van het Internationale Gerechtshof, aan een verzoeningsprocedure onderwerpen.
Indien het geldt gemengde geschillen, waarvan enige elementen aan verzoening en andere aan rechtspraak zouden zijn onderworpen, zal iedere Partij bij het geschil het recht hebben te eisen, dat de rechterlijke beslissing omtrent de rechtskwesties aan de verzoeningsprocedure zal voorafgaan.
De bovenstaande bepalingen maken geen inbreuk op de van toepassing zijnde bepalingen of overeenkomsten, die een andere wijze van vreedzame beslechting voorschrijven.
Artikel IX
De Hoge Verdragsluitende Partijen kunnen eenstemmig besluiten iedere andere Staat uit te nodigen tot dit Verdrag toe te treden op de voorwaarden, die tussen haar en de uitgenodigde Staat zullen worden overeengekomen.
Iedere aldus uitgenodigde Staat kan partij worden bij dit Verdrag door de nederlegging van een akte van toetreding bij de Belgische Regering.
Deze Regering zal de andere Hoge Verdragsluitende Partijen in kennis stellen van de nederlegging van iedere akte van toetreding.
Artikel X
Dit Verdrag zal bekrachtigd worden en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk worden nedergelegd bij de Belgische Regering.
Het Verdrag zal in werking treden op de datum van de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging en zal gedurende vijftig jaren van kracht blijven.
Bij het verstrijken van deze vijftig jaren zal iedere Hoge Verdragsluitende Partij het recht hebben aan het Verdrag, voorzover haar betreft, een einde te maken, op voorwaarde dat een daartoe strekkende verklaring een jaar tevoren ter kennis is gebracht van de Belgische Regering.
De Belgische Regering zal de Regeringen der andere Hoge Verdragsluitende Partijen kennisgeven van de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, alsmede van iedere opzeggingsverklaring.
Ten bewijze waarvan de hierboven aangegeven Gevolmachtigden dit Verdrag ondertekend en van hun zegel voorzien hebben.
Gedaan te Brussel, de 17e Maart 1948, in de Franse en in de Engelse taal, beide teksten authentiek zijnde, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Belgische Regering, en waarvan gewaarmerkte afschriften door deze Regering zullen worden overgemaakt aan ieder der overige ondertekenaars.