Wet algemene bepalingen (1838)
Nederlandse Wet algemene bepalingen |
---|
Wet algemene bepalingen: [1838] | [1988] | [1992] | [2008] | [huidig] |
Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk
Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk | |
Auteur | Nederlandse staat |
Genre(s) | Nederlandse wetgeving |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 15 mei 1829 |
Bron | Nederlandse overheid |
Auteursrecht | Publiek domein |
Meer over Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk op Wikipedia |
Wij WILLEM, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen den genen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij hebben in overweging genomen, dat de algemeene bepalingen, vervat bij de wet van den 14den Juni 1822 (staatsblad n°. 10), niet bij uitsluiting toepasselijk zijn op het burgerlijk wetboek;
Dat daarenboven art. 1 over eene stoffe handelt, welke hare plaats zal behooren te vinden in eene afzonderlijke wet;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
Hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan te bepalen hetgeen volgt:
Artikel 1
Geene wet is verbindende, zoo lang zij niet behoorlijk is afgekondigd.
Artikel 2
De wetten zijn in het geheele Koningrijk verbindende, uit krachte van derzelver afkondiging door den Koning gedaan.
Zij werken terstond nadat derzelver afkondiging in alle deelen van het Koningrijk zal kunnen bekend zijn.
Wanneer bij de wet geen ander tijdstip is vastgesteld, wordt de afkondiging gerekend in het geheele Koningrijk, bekend te zijn op den 20sten dag na dien der dagteekening van het Staatsblad, in hetwelk de wet geplaatst is.
Artikel 3
Gewoonte geeft geen regt, dan alleen wanneer de wet daarop verwijst.
Artikel 4
De wet verbindt alleen voor het toekomende en heeft geene terugwerkende kracht.
Artikel 5
Eene wet kan alleen door eene latere wet, voor het geheel of gedeeltelijk, hare kracht verliezen.
Artikel 6
De wetten betreffende de regten, den staat en de bevoegheid der personen, verbinden de Nederlanders, ook wanneer zij zich buiten ’s lands bevinden.
Artikel 7
Ten opzigte van onroerende goederen, geldt de wet van het land of der plaats, alwaar die goederen gelegen zijn.
Artikel 8
De strafwetten en de verordeningen van policie, zijn verbindende voor allen die zich op het grondgebied van het Koningrijk bevinden.
Artikel 9
Het burgerlijk regt van het Koningrijk is hetzelfde voor vreemdelingen als voor de Nederlanders, zoo lange de wet niet bepaaldelijk het tegendeel vaststelt.
Artikel 10
De vorm van alle handelingen wordt beoordeeld naar de wetten van het land of de plaats alwaar die handelingen zijn verrigt.
Artikel 11
De regter moet volgens de wet regt spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordeelen.
Artikel 12
Geen regter mag bij wege van algemeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijne beslissing onderworpen zijn.
Artikel 13
De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van regtsweigering vervolgd worden.
Artikel 14
Door geene handelingen of overeenkomsten, kan aan de wetten die op de publieke orde of goede zeden betrekking hebben, hare kracht ontnomen worden.
Lasten en bevelen dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, kollegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Brussel, den 15den Mei, des jaars 1829, en van Onze regering het zestiende.
WILLEM.
Van wege den Koning,
J. G. DE MEY VAN STREEFKERK.
Uitgegeven den vijf en twintigsten Mei 1829.
De Secretaris van Staat,
J. G. DE MEY VAN STREEFKERK.