Wetboek van Strafregt (1867)/Wet van den 29 Junij 1854 Staatsblad 103

< Wetboek van Strafregt (1867)/Wet van den 29 Junij 1854 Staatsblad 102 Wetboek van Strafregt (1867)/Wet van den 29 Junij 1854 Staatsblad 103 Wetboek van Strafregt (1867)/Wet van den 25 December 1860 Staatsblad 102 >


WET,


van den 29 Junij 1854,

HOUDENDE UITBREIDING VAN DE REGTSMAGT DER
KANTONREGTERS IN STRAFZAKEN.


uitgegeven den 12 augustus 1854.

Staatsbl. 103.


Artikel 1.Ter kennisneming der kantonregters worden in eersten aanleg gebragt en in zooverre aan de regtsmagt der arrondissements-regtbanken onttrokken:
a. de enkele diefstallen en de pogingen daartoe, opgenoemd in art. 18 der wet houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld;
b. de overtredingen der wet op de jagt en visscherij van den 6 Maart 1852 (Staatsblad no. 47);
c. de overtredingen strafbaar gesteld in art. 1 der wet van den 6 Maart 1818 (Staatsblad no. 12);
d. de overtredingen der verordeningen op den voet van art. 5 derzelfde wet vastgesteld.
2. Art. 88, 2e. lid van het Wetboek van Strafvordering is op de diefstallen, bedoeld in art. 1, lit. a dezer wet, niet toepasselijk.
3. Op het regtsgeding ter zake der misdrijven, in deze wet bedoeld, is de VII. titel van het Wetboek van Strafvordering toepasselijk.
Art. 253 no. 1 van dat wetboek wordt echter voor deze misdrijven in dien zin gewijzigd, dat de gedaagde zich bij de vervolging wegens diefstal niet door eenen gematigde kan doen vertegenwoordigen, maar in persoon moet verschijnen.
4. Het hooger beroep van de vonnissen der kantonregters, krachtens art. 1 dezer wet geslagen, wordt gebragt voor de arrondissements-regtbanken waaronder zij behooren.
5. De wet van 28 Junij 1851 (Staatsblad no. 68), is niet van toepassing bij veroordeeling tot gevangenisstraf ter zake der misdrijven, in deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt.
6. De misdrijven, door deze wet ter kennisneming der kantonregters gebragt, verliezen hun kenmerk van wanbedrijf niet.
Art. 233 van het Wetboek van Strafvordering geldt echter ook wanneer eene regtbank bevindt dat het feit een der misdrijven daarstelt, welke krachtens deze wet ter kennisneming der kantonregters staan.
7. Deze wet treedt in werking met den 1 September 1854.
Zij is van toepassing ook ten aanzien der misdrijven vóór haar in werking treden gepleegd.
De misdrijven in deze wet bedoeld, ter zake waarvan vóór den 1 September 1854 voor eene arrondissements-regtbank mogt zijn gedagvaard, worden aldaar, doch slechts in eersten aanleg, beregt.