Apocriefe boeken/Toevoegsels op Ester 1
Toevoegsels op Ester 1 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, p. 154. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 154.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
TOEVOEGSELS OP HET BOEK
1. Artaxerxes’ bloedbevel. | |||
DE brief nu luidde aldus: Artaxerxes, de groote koning, van Indië af tot | |||
aan het Moorenland toe, biedt den honderd zevenentwintig vorsten, benevens | |||
2 | den onderdanen, zijne groetenis aan. Hoewel ik een machtig koning | ||
ben en de grootste heer op aarde, heb ik mij echter wegens mijne | |||
macht niet willen verheffen, maar mij benaarstigd genadig en zacht- | |||
moedig te regeeren, en den lieven vrede, waarover iedereen zich ver- | |||
heugd, te behouden; opdat een ieder gerust leven en zijne hanteering | |||
3 | drijven mocht. Daarom hield ik met mijne vorsten raad, hoe dat ge- | ||
schieden kon. Toen toonde mij Haman, mijn verstandigste, liefste en | |||
getrouwste raadsmen, die na den koning de hoogste is, dat er een volk | |||
was, dat, in alle landen verstrooid, zonderlinge wetten houdt, tegen de | |||
instellingen van alle landen en lieden, en steeds de geboden der koningen | |||
4 | verachten, waardoor zij vrede en eenigheid in het rijk verhinderen. Toen | ||
wij nu vernamen, dat een éénig volk zich tegen de geheele wereld stelde | |||
en zijne eigen instellingen hield en onzen geboden ongehoorzaam was, | |||
waardoor zij groote schade deden, en vrede en eenigheid in ons rijk | |||
verstoorden, bevalen wij, dat degenen, welke Haman, de opperste vorst | |||
en de hoogste na den koning, onze tweede vader, zou aanwijzen, met | |||
vrouwen en kinderen door het zwaard hunner vijanden zonder eenige | |||
barmhartigheid omgebracht, en niemand verschoond zou worden; en | |||
wel op den veertienden dag van Adar, de twaalfde maan, in dit jaar; | |||
opdat zij, die van oudsher tot nu toe ongehoorzaam geweest zijn, op | |||
één dag zouden verslagen worden en er een bestendige vrede in ons | |||
rijk blijven mocht. |