Algemeen Handelsblad/Jaargang 111/Nummer 36383/Avondblad/In memoriam J. R. Katz

‘In memoriam J. R. Katz. Herdenking in het Chemisch Weekblad’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, vrijdag 13 mei 1938, vijfde blad, p. 15. Publiek domein.
[ vijfde blad, 15 ]

IN MEMORIAM J. R. KATZ

Herdenking in het Chemisch Weekblad.

In het „Chemisch Weekblad” heeft ir. Jan Straub een artikel gewijd aan wijlen dr. J. R. Katz.
Ir. Straub releveert in het bijzonder den grooten ernst, waarmede dr. Katz zich rekenschap gaf van alles wat hij in het leven ontmoette. Daarnaast beschikte hij ook over den levendigen geest en tegelijk de onverzettelijkheid, om deze wijze van leven te blijven volhouden. Zoo is het te verstaan, dat hij lang studeerde, niet tevreden over het verworvene, en naast zijn chemie-studie ook nog een geheele medische studie voltooide en deze besloot met een langdurig verblijf bij den Zwitserschen psychiater Jung.

„Om beurten grepen hem fundamenteele vragen van den geest en van de materie aan, en kon hij als psychiater goed doen en ook als chemicus vruchtbaar zijn. Als veld van onderzoek koos hij ten slotte definitief de chemie en hervatte hij het werk over zetmeel, waarop hij vroeger door zijn studie van het oudbakken worden van brood gekomen was. Voor de psychologie bleef de belangstelling en het medeleven met hetgeen daarin door anderen bereikt werd, en de behoefte om zich daarover in intiemen kring uit te spreken. De enkele vrienden en leerlingen, die hij in Holland heeft gehad, bewaren aan zulke gesprekken een dankbare herinnering.

„Het werk over zetmeel leidde naar röntgenonderzoek, naar onderzoek van andere biologische structuren, naar cellulose, waarmede hij zich vele jaren in Duitschland occupeerde en in samenwerking met leidende Duitsche figuren, dit geheele gebied van onderzoek mee opbouwde.”
Dr. Straub brengt daarna de ontdekking in 1924 in herinnering van de kristallijne structuur van rubber.
„In 1928 kwam Katz naar Holland terug en kreeg de gelegenheid het röntgenografische werk te Amsterdam voort te zetten; hij heeft toen ook de gelatine in zijn onderzoekingen betrokken. In dien tijd publiceerde hij herhaaldelijk ook in het Recueil en vervulde hij in het vereenigingsleven een plaats als bestuurslid, later voorzitter, der sectie voor kolloidchemie. In die jaren valt een krachtige ontwikkeling der sectie, met als hoofdmomenten het cellulose-symposium, aan welks voorbereiding hij groot deel had en het rubber-symposium, onder een nieuw bestuur gehouden, maar waarvoor hij het initiatief nam en de noodige voorbesprekingen hield tijdens een korte onderbreking van het werk, waarvoor hij naar Amerika genoodigd was. Dien winter schreef hij ook hier in Holland op verzoek van Abderhalden zijn boek over de röntgenospectrographie der hoog-moleculaire stoffen, bedoeld als een mijlpaal in zijn wetenschappelijke productie, maar dat zijn slotwoord werd en een wegwijzer voor de jongeren. De laatste jaren in Amerika waren een strijd tegen ernstige ziekte, een pogen om niettemin wetenschappelijk werkzaam te blijven.”