Algemeen Handelsblad/Jaargang 84/Nummer 26652/Avondblad/De oude bibliotheek te Alexandrië

‘De oude bibliotheek te Alexandrië’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Algemeen Handelsblad, dinsdag 27 juni 1911, tweede blad, p. 7. Publiek domein.
[ tweede blad, 7 ]

De oude bibliotheek te Alexandrië.

Het getuigenis van den Christen historieschrijver Ben Hebraeus omtrent het verbranden van de beroemde boekerij te Alexandrië door de Mohamedanen is sterk in twijfel getrokken. Ben Hebraeus deelt mede, dat toen Yahayâ, de Koptische geleerde, Umru ibn Al As, den Moslemitischen veroveraar van Egypte, vroeg, de bibliotheek opnieuw voor het publiek te openen, deze de zaak verwees naar Omar bu-Al-Hattab, den Halif, en dat de Halif last gaf de bibliotheek te verbranden. Wanneer, oordeelde hij, de boeken afweken van den Koran, had men aan den Koran genoeg, en wanneer zij hetzelfde inhielden waren zij overbodig.
Deze, aangevochten, lezing wordt thans bevestigd door een Joodsch geleerde Isya Joseph, die verwijst naar een geschrift van George Zaidan, redacteur van een krant te Kaïro, History of Mohammedan Civilization. Zaidan citeert twee autoriteiten die onafhankelijk van elkaar, hun lezing hebben gegeven. De eene is Abd Al-Latif van Bagdad, die Egypte bezocht in de laatste helft der zesde eeuw en stierf zeven jaren na de geboorte van Bar Hebraeus. Hij deelt mede, dat de bibliotheek van Alexandrië werd verbrand door Umru ibn Al As op last van den Omar. De tweede autoriteit is Jamâl ad Dîn van Aleppo, geboren in Opper-Egypte in het Moh. jaar 565 en gestorven in 646. In zijn „Woordenboek voor geleerden” verzekert hij dat de bibliotheek door Umru ibm Al As werd verbrand. In beide lezingen wordt het verhaal gedaan zooals Bar Hebraeus het navertelt: de bibliotheek werd verbrand in de verwarmingsplaats van het badhuis te Alexandrië.
De geschiedenis wordt nog waarschijnlijker wanneer men weet dat de vroegste Mohammedanen van dit verbranden van oude boekerijen een gewoonte gemaakt hebben. Arabische geschiedschrijvers verhalen overeenkomstige gebeurtenissen; bij een ervan is dezelfde Halif betrokken. Toen de Mohammedanen Perzië binnenrukten, vroeg hun generaal den Halif om instructiën, wat met de boekerijen der veroverde volken moest gebeuren, waarop de Halif antwoordde in gelijken geest als hierboven is aangeduid. Bovendien verzekeren de Arabische geschiedschrijvers, dat waar de volgelingen van Mohammed ook gingen, zij alle boeken die zij vonden verbrandden, van meening dat de Koran alles had doen vervallen wat was voorafgegaan. Ook verbrandden bekeerde volken niet zelden hunne boeken. Zoo leest men van het volk der Ephesen dat zij bij hunne bekeering tot het Christendom hunne boeken te zamen brachten en voor de oogen van alle mannen verbrandden.