JEROEN BOSCH
De meester der helsche voorstellingen
Het bestuur van het Bisschoppelijk Museum te ’s-Hertogenbosch heeft een dezer dagen een wetenschappelijken avond georganiseerd, waar de onder-voorzitter van dat bestuur, Jhr. Dr. J. L. A. A. M. van Rijckevorsel, een lezing gehouden heeft over Jeroen Bosch, dit vooral met het oog op een belangrijke vraag, die gesteld is omtrent een paar schilderijen, die in het bezit van het Museum zijn.
Nadat de voorzitter, Mgr. Prof. Dr. Th. Goossens, de vergadering geopend had met een woord van welkom aan de aanwezigen, speciaal aan Jhr. Dr. A. van Rijckevorsel, gaf hij het woord aan den spreker.
Na eerst eenigermate Jeroen’s tijd te hebben belicht met zijn bijgeloof, helleangsten, geloofsbotsingen en politieken strijd, wees spreker er op, hoe uit dezen heksenketel de wondere gestalte van Jheronimus Bosch opduikt. Zijn leven is even rijk aan raadsels als zijn werk. Zijn geboortejaar is tot nu toe onbekend, men neemt aan 1450. Enkele malen wordt hij genoemd in de registers der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, waarin ook zijn dood is opgeteekend: 1516. Verscheidene werken w.o. zes voor de St. Jan zijn verdwenen, evenals die op het slot Prado. Moeilijk is een chronologie van zijn werken te geven, zij zijn nooit gedateerd. Zijn invloed is te constateeren op verschillende kunstenaars uit eigen land, zooals Herry met de Bles, Jan Mandijn, Peter Huys, Gilles Mostaert en later Pieter Breughel. Aan de hand van uitstekende lichtbeelden behandelde spreker o.a. het paneel „Het Uitsnijden van de Key”, in het Prado te Madrid. Het kan worden opgevat als het eerste werkelijke genre-schilderij in de Nederlanden. Bosch geldt dan ook als de eerste schilder der volkskunst. In dit genre zouden hem later een Pieter Aertsen en Breughel, een David Teniers o.a. en zelfs een Jan Steen volgen. Op dit werk staat als spreuk: „Meester snijt die keye ras, mijne name is Bibbert Das.” Merkwaardigerwijze schreef Jan Steen op zijn dergelijke voorstelling: „Altemael en wij te bey (bedoeld wordt hier de kwakzalver zelf en zijn vrouw) leutert die male key.” Het leuteren der kei beteekent: meer of minder zot zijn. Zoo moet men ook de spreuk bij Bosch opvatten. Na verschillende werken te hebben getoond, besprak Dr. van Rijckevorsel „Het Narrenschip”, dat zich in het Louvre bevindt. Dit moet wel samenhangen met „De Blauwe Schuyte”, welke medetrok in de ommegangen der Lieve Vrouwe Broederschap te ’s-Hertogenbosch. Den hooiwagen, ’t merkwaardige groote paneel in het Escoriaal, waarvan de spreuk ontleend is aan Jesaia: „Alle vleesch is als gras”, toonde spreker ons en hij verklaarde hoe de groote waarde ligt in de geweldige spanning der figuren onderling, en de merkwaardig evenwichtige compositie.
Al ziet Jeroen Bosch in zijn heiligen wel de zegenrijke overwinning over alle helsche bekoring, toch staat hij hier tegenover als iemand, die, wat de beslissing in dien strijd betreft, vol angstige voorgevoelens is. De kunstenaar ziet zelf vol spanning toe. Het meest en het liefst geeft Jeroen zijn H. Hieronymus, zooals op het paneel te Gent, temidden der duivelsche verlokkingen, in vollen strijd tusschen goed en kwaad. Er heerscht ’n deprimeerende stemming op die paneelen. Ook het Laatste Oordeel, te Berlijn, geeft meer de kwellende monsters dan de hemelsche verlossing te zien. Alleen de linkervleugel van den Tuin der Aardsche Lusten, Madrid, schenkt in het aardsch paradijs verademing en een rustpooze. Na nog verschillende merkwaardige werken te hebben getoond, o.a. de Aanbidding der Drie Koningen in het Prado, de Kruisdraging te Gent met de scherpe profiel- en monsterkoppen, wees de spreker nog op geestelijke overeenkomsten, zooals met Pisanello, Raphaël, St. Michael. Louvre, met de typische monsterfiguurtjes, maar vooral op de Bekoring van St. Antonius door Grünewald te Colmar, waaraan de geest van Bosch moeilijk geheel vreemd kan zijn.
Na den aanwezigen dank te hebben gebracht voor hun aandachtig gehoor besloot de spreker in zijn functie als onderdirecteur van het Bisschoppelijk Museum met een opwekking, dit zoo belangrijke museum door milde bijdragen te steunen.
|