In deze vergadering trad als spreker op, de heer f. w. braat jr. met het onderwerp „Fabrikatie van voorwerpen in zink, brons, en ijzer.
Tot voor ongeveer 60 jaar, was het in ons land een gulden tijd voor de loodgieters; geen materiaal voor metalen dakbedekking bestond, dan lood of koper, materialen, die den loodgieter in de gelegenheid stelden om flinke rekeningen te maken, te meer, daar het toen gebruikte lood, van hoog zilver gehalte, en dientengevolgde duur was.
Een rilling ging dan ook door de leden der loodgieters, toen het zink in ongeveer 1835 zijn intrede in ons land deed; eerst werd het harde weinig buigzame materiaal eenvoudig afgekeurd, het was zoo moeilijk te bewerken, de knechts scheurden zich het goed en vel zeer dikwijls aan de scherpe kanten. Langzamerhand bracht echter de concurrentie van zelf mede, dat men zich meer voor het eerst zoo sterk afgekeurde materiaal ging intrresseeren.
Veel fouten in de bewerking werden natuurlijk in het begin gemaakt, zoo spijkerde men alles uit angst voor wegwaaien goed vast, zoodat na eenigen tijd alles scheurde.
Terwijl het zink verbeterde ging het lood in kwaliteit achteruit, doordien niet meer het zuivere bloklood, doch veel afval van lood en ook oud lood werd omgesmolten tot nieuw; daar er dan vuil e.a. inkomt, en het niet voldoende wordt afgeroomd, wordt het lood hard en bros, en verteert spoedig. Den meesten waarborg levert nog het gestreken of gegoten lood, daar voor het gieten het lood zeer vloeibaar moet zijn, en er dus weinig bijmengselen in kunnen zijn. Uit een hierover met eenige leden gevoerde discussie bleek ten slotte: de eenige waarborg voor het verkrijgen van goed lood ligt in een chemisch onderzoek.
Voor zink, dat langzaam beter werd, door de verbeterde walsen en ertsen prefereerde spr. nog steeds het Silezische zink, hoewel ook het Belgische en Spaansche als ook het Duitsche zink soms van zeer goede kwaliteit is.
Men zorge echter steeds, dat het afkomstig zij van een solied vertrouwbaar fabrikant. Wat betreft het gebruik van lood of zink voor daken b. v. van torens, raadde spr. aan wanneer geen geld genoeg beschikbaar is voor 35 ponds lood, liever zwaar zink b.v. no. 18 of 20 te nemen.
Omzetten tot haken of klangen is dan bij zulk zwaar zink natuurlijk niet geraden, en zal het zink op zeer oordeelkundige wijze moeten worden toegepast.
De kleur van het zink, in het begin leelijk, wordt na een paar jaar aangenaam; op een vraag van den voorzitter, of deze leelijke kleur niet direct was weg te nemen, werd door spr. na eenige discussie met sommige leden opgenoemd z. g. n. plombagine, een soort verfstof, indertijd ingevoerd, doch waaromtrent alleen ongunstige resultaten bekend waren, verder selicaat dat langen tijd goed blijft, voorts beste verfstoffen, die goed worden gewreven, en vervolgens als damponeerwerk worden opgebracht, iets waarvan spr. zeer goede resultaten had gezien.
Ook voor imitatie brons is het zink zeer geschikt, de bronslaag wordt langs galvanischen weg uitgebracht, en de producten zijn soms zeer moeilijk van echt bronzen te onderscheiden.
Het ijzer is een mooi, doch zeer moeielijk te verwerken materiaal, de kunst om dat materiaal recht te doen wedervaren, zoo hoog gestegen in de middeleeuwen, raakte in verval tot voor ongeveer 30 jaren.
Sedert dien tijd, is een goede vooruitgang merkbaar, en ziet men meer en meer goede producten, zoo van aesthetische als van technische kunstwaarde.
Spr. toonde aan verscheidene voorwerpen, in de zaal geëxposeerd, deze beide eischen vereenigd en toonde de laatste bij verscheidene dezer werkstukken aan, door een beschrijving te geven op welke wijze b.v. uit één staaf ijzer, een roos, een kelk enz. door opstuiken, kloven, buigen en rekken, zoodat het geheel, als technisch kunstwerk, verre staat boven de bloemen enz. met losse geperste bladen enz.
Verscheidene teekeningen en fotographieën en werkstukken in de zaal aanwezig, dienden verder tot bespreking en gedachtenwisseling tusschen spr. en toehoorders.
Nadat de voorzitter den spreker had dankgezegd voor zijn voordracht, deelde hij mede, dat de interessante collectie teekeningen en werkstukken gedurende 2 dagen in het lokaal zouden blijven tentoongesteld voor de leden en het publiek.