Architectura/Jaargang 5/Nummer 19/Tentoonstelling van kunstnijverheid
‘Tentoonstelling van kunstnijverheid. In het gebouw der Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst geopend tot 17 Mei a.s.’ door L. |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 19 (zaterdag 8 mei 1897), p. 98-99. Publiek domein. |
[ 98 ]
TENTOONSTELLING VAN KUNSTNIJVERHEID. | in het gebouw der maatschappij tot bevordering der bouwkunst geopend tot 17 mei a.s. |
Het zou een onredelijke wensch zijn te verlangen dat deze tentoonstelling een geheel overzicht zou geven van de Kunstnijverheid in nederland, zelfs al beperkte men zijne eischen tot het allernieuwste en het allerbeste, omdat zulk eene tentoonstelling lange voorbereiding zou vergen en eene grootere ruimte dan de hier beschikbare noodig maken.
Waar we nu echter de grootste verantwoordelijkheid om de bescheidenheid der aanspraak zien vervallen, wil dit nog niet zeggen, dat de hier geplaatste inzendingen niet zouden mogen getoetst worden aan een redelijken middelmatigen standaard. We zullen trachten dit voor de verschillende groepen te verduidelijken.
1. De amersfoortsche tapijtfabriek zond een aantal tapijten naar ontwerpen van colenbrander. In eenige der kleinste stukken is het bereikbare gegeven – verhouding, [ 99 ]compositie, kleur en uitvoering – afzonderlijk en in elkanders verband beschouwd, kunnen onder elk opzicht onder de geslaagde werkstukken gerekend worden. De twee groote tapijten echter missen beide deze noodzakelijke qualiteiten – dat er is geene verhouding tusschen rand en middenstuk dan die door het toeval ontstond, de compositie is uiterst zwak, de lijn leelijk, terwijl elke kleur wel op zichzelf een zekere bekoring heeft doch ten eenenmale elk harmonisch verband met het geheel mist.
2. De firma recht en dijserinck zond eenige kronen, haarden en andere voorwerpen die wel een duidelijk beeld geven voor den stand dezer techniek op het oogenblik, doch om hierin een kijk te krijgen is het bezoek dezer tentoonstelling onnoodig daar de eerste de beste winkelkast dit nog beter kan doen. Kunstnijverheid is voor dit alles een te wijdsche titel.
Eenige voorbeelden van kunstsmeedwerk kunnen met wat goeden wil, om hunne technische uitvoering, een hongeren rang innemen, doch waar meestal de compositie zoo geheel onvoldoende is, en van doorgevoerde verhouding zelfs het spoor van gedachte daar ontbreekt, en de ontwerpen geenszins met de techniek in overeenstemming zijn gebracht – ontbreekt ook alle redelijke grond voor appreciatie. Dit smeedwerk blijft verre beneden de goede voorbeelden die wij in de laatste jaren gewoon zijn onder de oogen te krijgen. Hetzelfde kan gezegd worden van het stukje smeedwerk van den Heer van vuuren.
3. Schoorsteenmantels in marmer van g. e. j. cool zijn misschien kranig bewerkt, d.w.z. de werkman deed wat hij kon. Het is dus niet zijne schuld als men hem dwingt zijne kracht te verspillen aan het dorschen van stroo.
4. jozef merkelbach te utrecht, de bekende en bekwame ledersnijder, zond eenige goede werkstukken. Wederom blijkt hier de uitvoerende hand bekwamer en beter voor hare taak berekend dan het regelende composeerende hoofd. Van samenstelling, verhouding, onderling verband der deelen is weer weinig begrip te bespeuren en toch zijn dit dingen, die de hoofdzaak moesten uitmaken.
5. j. w. mijnlief, fayence voorwerpen en tegels. Bij deze inzending is een degelijk streven waar te nemen om origineele vormen te ontwerpen. De vorm der vazen is goed bestudeerd, evenzoo het ornament, waarmede ze beschilderd werden, het groote begrip ontbreekt echter. Wanneer namelijk de een of andere gedachtengang de groote verhoudingen en hoofdvorm eener vaas bepaald heeft, zijn die verhoudingen en deze primaire vorm de oorzakelijke gegevens, waaruit de onderdeelen der kleinere verhoudingen en vormen, benevens de versiering hun oorsprong nemen. Is dit niet het geval, dan zal zoo’n vaas steeds een twijfelachtig karakter dragen en nooit tot een harmonisch geheel kunnen groeien. Gewoonlijk ziet men in de praktijk dit gebrek vergoed door aangename kleur of detail-verzorging, waarmee dan ook meestal de groote massa gevangen wordt. Dat er echter van monumentaal werk geen sprake zijn kan, zal ieder begrijpen. We zouden kunnen vragen hoe eene firma die oogenschijnlijk zulke mooie vaasjes etaleert, zoo jammerlijk mislukt in de hier geëxposeerde tegel — boogvullingen voor een gebouw. — Dit wijst voldoende op het ontbreken van het begrip der hoofdzaak en een verloopen in kneuterige onderdeelen die steeds gebruikt worden om het groote gebrek te verbergen.
6. De firma wijdoogen zond eene collectie Engelsche bangsels, zeker om het overzicht der Nederlandsche Kunstnijverheid te vergemakkelijken. Wanneer we niet vreesden 1o al te zeer uit den thans heerschenden toon te vallen, die het goedvinden van al wat Engelsch is voorschrijft, en 2o niet overtuigd waren dat de behangsels der Engelschen de vaderlandsche industrueelen nog veel kunnen leeren, in dien ze zich tenminste bepalen bij het overnemen der goede principen, zou het zeker de moeite waard zijn de Engelsche import-artikelen aan een critisch fundamenteel onderzoek te onderwerpen.
Nog waren op deze tentoonstelling haarden van j. j. goetsch, tegels van gebr. ravestein en ontwerpen voor meubels van de bazel en lauweriks.