Architectura/Jaargang 5/Nummer 27/Royal Institute of British Architects
‘„Royal Institute of British Architects”’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 27 (zaterdag 3 juli 1897), p. 127-128. Publiek domein. |
[ 127 ]
„ROYAL INSTITUTE OF BRITISH ARCHITECTS.” |
londen 29 juni 1897. |
In de plechtige vergadering op den laatsten maandag van juni werd dr. cuypers opgenomen onder de roemrijke internationale phalanx van mannen die zich ten opzichte der bouwkunst op verschillende wijze bizonder verdienstelijk hebben gemaakt en in de registers van het Engelsche instituut aangeteekend staan als „Royal gold medalists.”
maandag 28 juni was een aanzienlijke schaar verzameld in de groote zaal van ’t Instituut. Door de aanwezigheid van den Nederlandschen gezant, van alma tadema, vele anderen artisten en ook door vele dames in avondtoilet had deze samenkomst een plechtiger en tevens aantrekkelijker karakter.
Professor aitchisson, als president, gesierd met een gouden keten waaraan de gecharterde wapenpenning van ’t Instituut hangt, hield eene rede waarin allereerst over ’t belang der bouwkunst werd gesproken; daarna over de keuze van de gelauwerden van dit jaar, — het verband dat er sedert eeuwen bestaat tusschen Hollandsche kunst en hare beoefening in engeland zelve — zoo krachtig dat een Hollandsche kunstenaar in engeland niet als vreemdeling kan worden beschouwd.
De president van ’t Engelsche Instituut is een man die litterair en architectonisch de classieke opvoeding heeft genoten en wiens verdere fijne beschaving, de opvolgende indrukken, door groote reizen verkregen, steeds onder den indruk van de classieke analyse zijn gekomen. Rond hem waren vele van die blanke, frissche Engelsche typen gezeten, die ons ’t bewijs geven dat onze bouwkunst in groot Brittanje beoefend wordt door vele personen, die afgezien van hunne aangeboren begaafdheid als kunstenaar, reeds van nature behooren tot de lichamelijk gunstigst bedeelde elementen der natie.
Waar de voorzitter overtuigd was, dat het Instituut sedert
[ 128 ]lange jaren de werken van zijn „honorary corresponding member” kent, wenschte hij slechts enkele data van dr. cuypers’ loopbaan te herdenken, en dan te besluiten met een verwijzing naar de viering van diens 70sten verjaardag, een feit dat hem op nieuw als een krachtig bewijs voor diens verdiensten met veelzijdige beteekenis moest voorkomen, daar deze herinneringsdag zooveel en algemeene belangstelling had mogen verwerven. — Dus, in naam vau Hare Majesteit de Koningin van engeland, werd door hem de gouden medalje aan een blauwen band gehangen om den hals van onzen Nederlandschen bouwmeester.
Hierop nam dr. cuypers het woord om dank te zeggen voor de onderscheiding hem op voordracht zijner Engelsche collega’s te beurt gevallen. Bizonder wilde hij hun dankzeggen voor al die goede indrukken welke hij bij herhaalde bezoeken zoo van de oude Engelsche kunst als van de nieuwere — en van de vele juiste inzichten en groote eigenschappen — had gekregen en voor de toewijding waarmede ouderen en jongeren hem bij zijne studies waren te hulp gekomen. Deze gedachten werden nader uiteengezet en besloten met een heilwensch voor het Engelsch Instituut en de Vorstin die dezer dagen ’t geluk had van een jubileum te vieren, waarbij zij het middelpunt van de gelukwenschen der natie was geweest.
(De bibliotheek van a. et a. zal binnen weinige dagen, als steeds in het „Journal R.I.B.A,” het woordelijk verslag dezer vergadering bezitten.)