Architectura/Jaargang 5/Nummer 29/Het waterpoortje te Maastricht
‘Het waterpoortje te Maastricht’ door W. Sprenger |
Afkomstig uit Architectura, jrg. 5, nr. 29 (zaterdag 17 juli 1897), p. 136-137. Publiek domein. |
TE MAASTRICHT.
Het is nu ongeveer 7 jaar geleden, dat dit oude poortje onder de slagen van den moker gevallen is. Ik geloof wel, dat niemand toen ter tijde heeft kunnen denken, dat dit poortje zoo aan zijn einde zou komen.
[ 137 ]
Deze afbraak is dan ook in veler oogen ergerlijk geweest, niet zoozeer om de schoonheid van het bouwwerkje, maar zooals men in de geschiedboeken vermeld vindt „meer nog als laatste aandenken van de alleroudste brug over de maas in deze streek.”
Heden kan men alleen nog wijzen op de overblijfselen, der fundeering, maar men kan niet zeggen: maastricht bezit nog, behalve de vele andere oude gebouwen een nietig bouwerkje, niet schoon en streelend voor het oog, maar oud en beroemd; omreden dit poortje een gedeelte uitgemaakt heeft van de brug, toen tertijdc over de maas, en waaraan zoovele historische herinneringen verbonden zijn.
Want, zoo zegt de Heer de ras, in zijn: „Het voormalige Waterpoortje te maastricht,” de namen „Trectis, Trega, Trajectum ad mosam en Trajectum Superius, toch, waarmee wij onze stad door Latijnsche geschiedschrijvers vinden aangeduid, in verband met de Nederlandsche benamingen „Tricht en Maastricht” wijzen er met besliste duidelijkheid op, dat de stad gelegen was ter plaatse, waar zich het gewone overgangspunt (trajectum, trecht) over de maas bevond.
Het is daar ter plaatse dan ook gebleken en eveneens aan de overzijde der maas aan O. L. V. Kerk, juist tegenover genoemd poortje, dat bij de uitvoering van werken in de nabijheid van beide plaatsen, Romeinsche overblijfselen zijn gevonden, alsmede overblijfselen van den Romeinschen weg, geloopen hebbende van tongeren langs maastricht naar keulen en waarvan dit waterpoortje een gedeelte kunstwerk is geweest.
Wat den oorsprong dezer 1e Maasbrug betreft, door geschiedschrijvers wordt hij gesteld in de eerste eeuw onzer jaartelling.
Het poortje heeft eene breedte gehad van ± 5 meter en een hoogte eveneens van 5 meter tot onderkant boog. De rechtstanden links en rechts waren respectievelijk breed 0.75 M. en 1.25 M. Van uit deze punten heeft men muren volgens een kwart cirkel naar buiten met straal ± 1.70 M., aansluitende aan de bestaande wallen, waarvan de aanzet nog zichtbaar is. Ongeveer 1 M. boven den boog heeft men een voorsprong, rustende op kraagsteenen. Deze voorsprong eindigde op een hoogte van ± 8 M. in kanteelen, hoog 0.75 M., openingen 0.60 M., kanteelen 1.00 M. breed. De breedte van den boog ongeveer 1.75 M.
Het is gebouwd geweest uit ijzersteen, aan de voor- en achterzijde bestaande uit ruw behakte steenstukken van verschillende afmetingen en in lagen van verschillende hoogten, in mortel; de ruimte tusschen deze lagen met steenstukken opgevuld en dit met de voorste en achterste lagen door gieten tot een massa vereenigd.
Langzamerhand is men hier de afbraak van dit poortje beginnen te betreuren en heeft men doen blijken dat het volstrekt niet noodig geweest ware het geheel af te breken.
Er zijn dan ook vele stappen gedaan om dit bouwwerkje wederom te doen verrijzen.
En waarlijk, dit jaar is men gaan besluiten om een begin met den bouw te maken. Men is thans druk bezig het poortje op zijn oude fundamenten te metselen, van nog daar aanwezige steenen van de afbraak en van steenen, afkomstig van den gedeeltelijk afgebroken O.Z.O. wal, doch van dezelfde soort.
Het formeel staat reeds tusschen de rechtstanden en binnen een paar maanden zal de bouw wel in gereedheid zijn en dan is maastricht wederom in bezit van het oude ! ! waterpoortje.
We kunnen dan wederom op een monument van historische waarde wijzen, alhoewel het dan in geen geval die waarde meer heeft, en ook in geen geval meer die waarde zal krijgen, zooals ± 7 jaar herwaarts.
maastricht, 22 juni 1897. | w. sprenger. |