Bouwkundige Bijdragen/Deel 1/Over het toevoeren der dampkringslucht tot geheel afgesloten vertrekken

‘Over het toevoeren der dampkringslucht tot geheel afgesloten vertrekken, en over het aanwenden der ventilatie tegen koude en vochtigheid in gebouwen’ door T. Rudolph
Afkomstig uit de Bouwkundige Bijdragen, eerste deel (1843), p. 13-16. Publiek domein.
[ 13 ]
 

OVER HET TOEVOEREN DER DAMPKRINGSLUCHT TOT GEHEEL AFGESLOTEN VERTREKKEN, EN OVER HET AANWENDEN DER VENTILATIE TEGEN KOUDE EN VOCHTIGHEID IN GEBOUWEN.

(Uit de Wiener Bauzeitung, medegedeeld door T. Rudolph).

 
 

Hoe moeijelijk het is, al de vertrekken van een groot gebouw zoo in te rigten en te verdeelen, dat elk derzelve volkomen aan zijne bestemming beantwoordt, zal wel iedereen, welke met de uitvoering der gebouwen belast is, dikwijls ondervonden hebben. Niettegenstaande alle ervarenheid, welke men bezit en de moeite, welke men zich geeft, is het niet zelden onmogelijk sommige localiteiten de voor hare bestemming noodige inrigting te verschaffen, zonder andere belangrijke vertrekken te benadeelen of op te offeren. Zoo zijn in eene spijskamer (ter bewaring van levensmiddelen), eene lage temperatuur, en zoo mogelijk ook licht, hoofdbehoeften; hoe zullen wij haar die verschaffen, wanneer de doelmatigste verdeeling der overige vertrekken, het niet toelaat, eene andere plaats te vinden, dan die, waar het haar bestendig aan licht ontbreekt? — Bij het ontwerp van het Seitzerhof-gebouw kwam ik in deze moeijelijkheid; doch door de navolgende verordening, welke in het vervolg zeer doelmatig is bevonden, hebben wij deze zwarigheid trachten te overwinnen.
In de, de spijskamer omsluitende, dikste muren liet ik regthoekige, 12 dm. (0,316 Ned. el) lange en 6 dm (0,158 Ned. el) breede, pijpne uit- [ 14 ]sparen, welke even als schoorsteenpijpen tot boven het dak zijn opgetrokken en ook gelijk deze ter zijde geopend, om het invallen van den regen te verhinderen en de pijp droog te houden. Onmiddelijk onder de bedekking of het plafond der spijskamer is eene opening van ongeveer 6 dm. (0,158 Ned. el) vierkant aangebragt, welke met de luchtpijp in verbinding staat, zoodat de buitenlucht met die der spijskamer gemeenschap heeft. Door middel van eene even groote opening, even boven de vloer aangebragt, bestaat er circulatie tusschen de lucht der keuken en de spijskamer [1].
In de keuken heerscht gewoonlijk eene hoogere temperatuur, en is ten gevolge daarvan het evenwigt met de dampkringslucht verbroken, welke dit evenwigt zoekt te herstellen, en door alle openingen dringt, welke daartoe leiden. De aandrang der buitenlucht is zoo sterk, dat het verbindingskanaal tusschen de keuken en spijskamer onnoodig is, wanneer die vertrekken door eene deur onmiddelijke gemeenschap met elkander hebben.
Is de kelder van een gebouw droog en luchtig, dan kan men de pijp, door welke de buitenlucht tot de spijskamer gevoerd wordt, ook tot de kelder voortzetten. In het warme jaargetijde, wanneer de trekking der dampkringslucht niet toereikend is, om aan de bewaard wordende levensmiddelen de noodige koelte te verschaffen, wordt hierdoor een tweede luchtstroom aangebragt, welke in dat gebrek der dampkringslucht voorziet. Het is echter raadzaam, de pijp zoo in te rigten, dat men dezelve in den winter, wanneer de kelders gewoonlijk warm zijn, kan afsluiten.
Verkrijgt men door deze zoo goedkoope als gemakkelijk daar te stellen inrigting reeds het groote voordeel, de levensmiddelen, zelfs die, welke dikwijls zeer spoedig aan bederf onderhevig en alsdan der gezondheid nadeelig kunnen zijn, langen tijd onbedorven te bewaren, zoo levert deze inrigting nog in andere opzigten voordeelen op, welke derzelver daarstelling ten hoogste aanbevelen. De ondervinding, namelijk, heeft mij geleerd, dat, in keukens, welke met de spijskamer en door bovengenoemde inrigting met de dampkringslucht in verbinding staan, het vuur veel beter brandt en dat ook de rook veel sneller weggevoerd wordt. De oorzaak daarvan ligt in den aard der zaak en het zal overbodig zijn, zulks verder aan te toonen [2] [ 15 ]
In het bovenstaande heb ik aangegeven, op welke wijze men, zonder het minste nadeel voor de soliditeit van het gebouw, eene geregelde luchtzuivering, zelfs in afgesloten vertrekken, kan verkrijgen. Ik wil nog eenige woorden, over het aanwenden der lucht als werkzaam behoedmiddel tegen koude en vochtigheid, hier bijvoegen.
Het gebruik der dubbele vensterramen tegen koude is zeer algemeen; men brengt ze aan, zonder zich verder om de vraag te bekommeren, waarom dubbele ramen zulk een groot veschil in de temperatuur der kamer te weeg brengen.
De beantwoording dezer vraag is zeer gemakkelijk en toch zullen duizende menschen, welke de weldaden der dubbele vensters genieten, zulks aan dat eene raam meer niet toeschrijven; ook is het minder dat raam, dan wel de tusschen beide ingeslotene lucht, welke zulk eene groote besparing bij de verwarming der kamer aanbrengt [3].
Ook tot het weren der vochtigheid is eene ingeslotene luchtkolom een zeer voortreffelijk middel, vooral, waar bij ongunstige omstandigheden drooge vertrekken gevorderd worden.
Schrijver dezes heeft bij vele in kelders gebouwde Meissnersche stookplaatsen, zelfs in eene dergelijke, welke boven eenen ijskelder te staan kwam, door dit eenvoudig middel zijn doel bereikt. Hier liet hij, den raad zijns leermeesters, Professor Meissner, volgende, tusschen den jaren lang vochtigen hoofdmuur des kelders en de wanden der stookplaats eene tusschenruimte van 3 (0,079 Ned. el) tot 4 dm. (0,103 Ned. el), in welke eene luchtkolom besloten was. Het gevolg beantwoordde aan de verwachting, wijl de eenmaal drooggestookte binnenwanden, niets meer van den nadeeligen invloed der hoofdmuren te lijden hadden.
Tot heden is de lucht als keermiddel der vochtigheid zeer zelden gebruikt; en toch ware het wenschelijk en raadzaam, haar als zoodanig meer toe te passen [4]. Hoe vele gebouwen zien wij niet dagelijks, welke door onder of boven den grond aangebragte constructiën geheel doornat zijn, en welke derzelver vroegere beschadiging alleen daaraan te wijten hebben! Hoe gemakkelijk ware het daar niet geweest, door de toch zoo weinig kostbare aanbrenging van eenen twee[ 16 ]den slechts zwakken steenen muur, eenige duimen van den hoofdmuur verwijderd, en door eene doelmatige ventilatie dat kwaad, het kome van binnen of van buiten, te keer te gaan.
Ten slotte merk ik nog aan, dat de tusschen twee muren ingeslotene luchtruimte, met de dampkringslucht door eenige openingen in verbinding moet staan, waardoor deze zich steeds kan hernieuwen. Het is het geschiktste, deze openingen daar, waar de muren vrijstaan, aan het hoogste en laagste punt aan te brengen.

  1. Eene dergelijke, alleen in het principe verschillende inrigting, is door den heer K. A. Menzel in zijn geschrift onder den titel van: Invloed der woonhuizen op de gezondheid van derzelver bewoners, aanbevolen.
    Er bestaat een wezenlijk onderscheid tusschen de door den heer Menzel aangegevene en de door mij toegepaste inrigting, hetwelk hoofdzakelijk daarin gelegen is, dat bij eerstgenoemde de verlikale luchtpijp ter afleiding der bedorvene lucht wordt aangewend, terwijl bij de in het Seitzer-hofgebouw bestaande circulatie de gezonde dampkringslucht door dezelve wordt toegevoerd, en zulks, zoo als hier boven gezegd is, aan het doel volkomen beantwoordt.
    Volgens melding van den heer Menzel zal de bedorvene lucht in het te ventileren vertrek, haren weg door de luchtpijp nemen, welke hij nog ter bereiking daarvan in de nabijheid der schoorsteenpijp gebragt wil hebben. Op welke wijze de wijkende lucht zal vervangen worden, hierover spreekt Menzel niet, en door ondervinding de geringe werking dezer luchtpijpen kennende, wanneer zij niet in onmiddelijke verbinding (even als een hevel) met de buitenlucht staan, of dat men door eenen digtbijzijnden schoorsteen eene grootere luchttrekking verkrijgt, zoo meen ik mijne inrigting den voorrang te moeten geven, omdat door de nabijheid der spijskamer en keuken een toestroomen der uitwendige lucht in de eerste slechts doelmatig zijn kan.
  2. Beide even aangevoerde inrigtingen zijn in het Seitzer-hofgebouw daargesteld, en hebben derzelver praktische doelmatigheid in hoogen graad bevestigd; alleen heb ik nog ondervonden, dat in de eerste en tweede verdieping, waar het gewigtverschil der luchtkolommen nog zeer aanmerkelijk is, de monden der luchtpijpen in het voorste gedeelte van den schoorsteen grootendeels moesten gesloten worden, wijl de toevoer der buitenlucht te sterk en daardoor eene te spoedige vertering der brandstoffen veroorzaakt wordt. Om deze reden moeten alle luchtopeningen met ventilators of schuiven voorzien worden, welke men meerder of minder, naar gelang der behoefte, kan openen.
  3. In groote vertrekken vooral is de bezuiniging van brandstoffen, door dubbele ramen zeer aanmerkelijk. De in het Seitzer-hofgebouw bestaande groote glasgalerij moest in den eersten winter zonder dubbele ramen tot eenen zekeren graad verwarmd worden; hoewel de ramen digtgesloten waren, kon men dezelve slechts door eene groote hoeveelheid brandstoffen verkrijgen. In den volgenden winter echter kon men den benoodigden warmtegraad gemakkelijk en met veel minder onkosten bereiken.
  4. Reeds de ouden hebben deze eigenschap der lucht gekend en dezelve op vele gebouwen toegepast. Zoo zag ik, bij voorbeeld, in den omtrek der Villa van Adrianus niet ver van Tivoli een langwerpig gebouw, (volgens het oordeel der oudheidkenners) de kazerne der Keizerlijke lijfwacht, welke tegen eenen berg aangebouwd, eenen dubbelen muur bezit, tusschen welken over de geheele hoogte eene luchtkolom is ingesloten, welke waarschijnlijk geen ander doel kan hebben, dan de verbreiding der vochten naar binnen tegen te gaan.