Camera Obscura/Oudervreugd

Studentenangst Oudervreugd door Nicolaas Beets

Gerrit Witse

Meisjeskwelling
Uit: Camera Obscura

Gerrit Witse; Oudervreugd

Met een geopende brief in de hand en een glans van genoegen op het gelaat, begroette de heer Witse zijn gade aan het ontbijt.

`Morgen komt onze kandidaat thuis,' zei de heer Witse.

`Onze wie?' vroeg mevrouw zijn echtgenote.

`Onze student,' antwoordde de heer Witse, `maar hij is nu kandidaat. Hij schrijft mij dat hij zijne examen gedaan heeft. Het zal wel goed geweest zijn; daar ben ik niet bang voor.'

`Wij beleven genoegen aan dat kind,' zei mevrouw Witse, water op de thee schenkende. `Is het niet buitengewoon gauw, dat hij examen gedaan heeft?'

`Zeker, liefste, zeer zeker. Hij is pas vijf jaren te Leiden, en je moet denken, hij heeft drie jaar gebruikt voor zijn eerste examen ...'

`Zijn pro-pae-deutisch, niet waar?' viel mevrouw Witse met deftigheid in, trots dat zij het moeielijke woord zo goed had leren uitspreken.

`Juist, mijn kind! Dat is een ding daar de meesten luchtig over heen lopen. Maar hij heeft er zij werk bijzonder van gemaakt. Hoor eens, hij kost ons daarginder een handvol geld, maar de medicijnen heb ik altijd horen zeggen, is een dure studie; en hij moet niets verzuimen.'

`Maar hoe lang zou hij er nu nog wezen moeten, nu hij kandidaat is?'

`Wel, ik weet het niet. Hij wilde er graag de chirurgie en de obstetrie bij leren, en dat zal nog wel wat tijd kosten. Maar wie weet waar hij dan ook geschikt voor is!'

`Zo, zou je dat denken?' vroeg mevrouw Witse, het mes, waar zij zich een boterham mee maakte, halfweg in het brood latende steken, en haar man strak aanziende.

`Alles is mogelijk, liefste!' antwoordde haar echtvriend, de brief nog eens inziende. En een blijde glimlach vertoonde zich op zijn wezenstrekken.

`Maar staan daar niet zekere jaren voor?' vroeg mevrouw weder, terwijl zij haar ogen zediglijk neersloeg, en met een bijzondere oplettendheid haar boterham in reepjes sneed.

`Wat meen je?' vroeg de heer Witse, die hetzelfde meende als zijn eegade.

`Wel!' antwoordde de goed vrouw, de punt van haar mes met grote nauwkeurigheid beschouwende, `om zo `t een of ander te worden.'

`Wat een of ander moedertje?' vroeg de echtgenoot lachende, en van verlangen brandende het grote woord, dat hij zelf niet uit dorst te spreken, van de lippen van zijn wederhelft te horen.

`Wel,' antwoordde mevrouw Witse; `hoe oud was de jonge hoe-hiet-ie-ook-weer zowat, toen hij professor wierd?'

`Tut, tut, tut!' antwoordde de heer Witse, terwijl zijn ogen van genoegen schitterden en zijn aangezicht zich zenuwachtig bewoog; `je moet zo hoog niet vliegen, moedertje. Als hij maar een knap dokter wordt, dat is heel wel.'

`Dat is ook zo,' hernam zijn vrouw, wie het speet dat zij zich zo onvoorzichtig had uitgelaten; `het hoeft ook niet; ik zal heel tevreden zijn als hij maar gelukkig is in de praktijk. Wij mogen ook niet alles vergen.'

`Wel neen,' zei de heer Witse.

`En daarenboven' - ging mevrouw voort - `wie weet of het goed voor hem zijn zou. Een professor moet immers zo allerverschrikkelijkst studeren?'

`Dat moet hij zeker, vrouwlief?' was het antwoord; `maar dat was voor onze Gerrit het minste.'

`Ja, dat wil ik ook wel geloven!' hernam de moeder van Gerrit; `maar toch, ik zei dat daar nu zo, maar ik kan je eerlijk zeggen dat ik er nooit over denk.'

`Je moet het nu weer zo helemaal niet weggooien!' antwoordde Gerrits vader.

`Neen!' zei Gerrits moeder; `dat nu juist niet.'

`Het is meer gebeurd,' zei Witse, zonder eigenlijk te weten wat dit beduidde.

`O, ja; waarom zou het ook niet plaats kunnen hebben?' zei mevrouw.

`Men kan zich niet meer appliceren dan Gerrit,' hernam Witse.

`En hij zou, geloof ik, wel veel gesciktheid hebben om te onderwijzen!' ging zij voort.

`Dat geloof ik ook; en ik denk ook wel dat ze zulke jongelui in `t oog houden,' voegde hij er bij.

`Het zou een groot geluk wezen!' merkte zij aan.

`Dat zou het zeker,' verklaarde hij; `maar je kunt er niet op aan. Verdiensten worden niet altijd erkend. Net als met die prijsvraag.'

`Maar hij had toch het accessit, zei de moeder.

`Hij had de medaille moeten hebben,' zei de vader.

`De gekken krijgen de kaart,' zei de moeder, die op eenmaa alles aan het geluk begon toe te schrijven.

`Het zou goed klinken!' zei de vader; `professor Witse!'

`Och kom, Witse!' zei de moeder, wier beurt het nu weer was om nederig te zijn; `vlei er je toch niet mee!'

`Dat doe ik niet!' verzekerde haar echtvriend; `ik zeg maar dat het mooi klinken zou.'

Er volgde een stilte; mijnheer tuurde in `t Handelsblad en mevrouw zette een boordje van een kous op; maar hun beider gedachten waren bij het professoraat van Gerrit, waarvan zij, elk voor zichzelf, zich overtuigd hielden, indien maar in dit ondermaanse ware verdiensten op haar rechte prijs werden geschat.

Een geruime tijd bleef het gelukkige echtpaar in deze zoete overdenking verdiept. Daarop brak de heer Witse het stilzwijgen.

`We moesten toch iets ter ere van de kandidaat doen, dunkt me?' zeide hij.

`Dat heb ik ook al gedacht,' antwoordde zijn eemstemmige dierbare.

`Een dineetje zou wel aardig zijn.'

`Ja; wie al zo? de Vernooyen, dunkt je niet?'

`Best; ik zal ze zelf gaan vragen; en dan de Van Hoels vooral. Vrijdag is nogal een goede dag.'

`Maar we moeten volstrekt mevrouw Stork hebben.'

`Die kent Gerrit in het geheel niet,' merkte Witse aan.

`Goed!' antwoordde zijn gemalin. `Voor mijn rekening; zij zal hem wel bevallen; `t is een allerinteressantste vrouw. Weet je wel dat er bij Vernooy een nichtje gelogeerd is? Dat is ook een vreempje. Nu; hoe meer hoe liever. Maar dan dienen er nog een paar heren ook bij. De jonge Hateling?'

`Ik weet niet of Gerrit wel heel Hateling-achtig is,' merkte mijnheer Witse aan.

`Hé, waarom zou Gerrit niet Hateling-achtig zijn?' vroeg mevrouw; `'t is een heel aangenaam jongmens, en ik vind het zo'n knap uiterlijk; jongens, `t is zo'n knap uiterlijk. Je moet denken: Hateling-achtig? Van wie van onze jonge mensen houdt Gerrit nu eigenlijk? Sedert hij op de academie is, gaat hij met niemand van de Rotterdamse jongelui meer om.'

`Mij is `t wel,' zei de heer Witse. `En zouden we Wagestert ook niet vragen?'

`Wel zeker! Wagestert;' antwoordde zijn eegade: `dan zijn we sekuur dat het en vrolijk diner wezen zal.'

Het diner-project was gereed; en hoewel het ter ere van Gerrit van opgemaakt, was er echter bij de keuze der gasten weinig op zijn genoegen gelet. Tot verschoning zij gezegd, dat het oogmerk van dit ouderpaar veeleer was om met de knappe zoon te pronken, dan om de oppassende zoon een genoeglijke dag te bezorgen.

De heer Witse ging die dag reeds vroeg uit om verscheidene bezoeken af te leggen. Hij deed het met de brief van Gerrit in de zak, en gaf aan alle huizen, daar hij kwam, breed op van de ongehoorde kundigheden van zijn zoon Gerrit. Er zijn verscheidene wegen op een zoon of dochter ongelukkig te maken, en de heer Witse had sedert lang deze ingeslagen.

Om de waarheid te zeggen, het was `s mans zwakke zijde. De heer Witse was een zeer welgesteld man uit de deftige burgerstand en notaris van beroep. Hij had een heel goed en helder verstand en ook veel verworven kennis; maar zijn denkbeelden omtrent de meerderheid van een gestudeerd persoon waren alleroverdrevenst.

Men kon niet zeggen dat hij zijn zoon als kind bedorven of over het paard getild had, want hiertoe was hij te beredeneerd geweest; hij had de jonge Gerrit een zeer goede opvoeding gegeven en hem Wèl onder de duim gehouden; maar zoras hij als student was ingeschreven, had hij de onbepaaldste hoogachting voor hem opgevat, in welke hoogachting de moeder zeer genegen was te delen, daar de jongeling haar enige spruit was.

Haar kundige man, die algemeen op zijn helder hoofd geacht werd, geloofde niets te zijn in vergelijking met een zoon, die ja, zich altijd zeer op zijn studiën bevlijtigd had, maar toch wellicht nog in vele opzichten beneden hem stond, vooral in punten waar het op een klaar inzicht en juiste onderscheiding aankwam.

De beste zijde van `s mans overtuiging in dezen was, dat zij hem zeer liberaal denken deed over alles wat de studiën en bekwaamheden van Gerrit kon uitbreiden en in de hand werken; Gerrits bibliotheek was een van de beste die ooit een medisch student bezeten had, en dat hij, na zijn graad verworven te hebben, Berlijn en Parijs zien zou, leed geen twijfel.