Couperus/De ode/XIII

Hoofdstuk XII De ode door Louis Couperus

Hoofdstuk XIII

Hoofdstuk XIV

XIII


          Ik wil looven den stam
          Driewerf zegevierende
            Te Olympia ...
          Weelderig Korinthe
          Zal vieren mijn zang
          Xenofon, o edele Oligethide!
     Groote dingen zal ik herdenken u doen!

Een rilling ging den duizenden door ... Een rilling als van koorts joeg door Kallirhoë ... Een rilling zag zij sidderen over den sterken held, die daar, vlak bij, gezeten was, stil en vroom: Xenofon van Korinthe ...


                     Korinthiër!

zong de zanger den overwinnaar toe.


     Wel vaak brachten de Olympische dagen
           Festoen beurende Horen
           Der zege palmen
     Aan uwe edele deugden,
Die in de gewijde perken triumfeerden!
     Gij dus, o opperste god!
     Machtige Zeus van Olympia!
     Gun, dat ik Xenofon zing.
     Nu hij op de Olympische velden
        Overwinnaar bleef in den vijfkamp:
     Zege nimmer nog door sterfling behaald!
                 Twee malen reeds
     Bekranste de Isthmische kroon
           Zijn jeugdig hoofd
En te Nemea was zijne glorie nog niet overstraald!
Zijn vader, Thessalos, met de voeten rap,
Leeft in onsterfelijke herinnering voort
     Aan de Alfeïsche oeveren ...
     Zijn zoon, Xenofon, gij!
     Te Delphi
Zegevierde reeds in den Loopwedstrijd
En triumfeerde bij Pallas Athene's Feest
     Zeven malen, zéven malen!!
     Maar er zij maat in mijn zang,
     En alle Xenofons overwinningen
Wil ik niet melden om matig te zijn ...