Hoofdstuk XIII De ode door Louis Couperus

Hoofdstuk XIV

Hoofdstuk XV

XIV

De volle akkoorden klaterden van de snaren en het was of de maneschijn de lichtende schaduw was van het stralend geluid.

Kallirhoë, naar Xenofon, zat te staren, te staren ... En zij zag hem plots, zich en zijne aandoening nauw meester meer, toch nog bedwingen een grooten snik van trots, die golfde onweêrhoudbaar op uit zijn boorst ... Stil zat hij daar, geheel bleek in de blanke nacht en roerloos, onverstelpt door te groote eere, gebogen het hoofd ...

Hij herademde: de zanger zong zijne stad, Korinthe, zong de Korinthische voorouderen, hunne wijsheid en uitvindingen en heroïsche deugden: zijne schitterende woorden, zijne beelden van schoonheid klonken kunstvol op van zijne lippen, op de maat der van zelve wellende melodie, terwijl vol akkoord na vol akkoord breed op golfde met telkens herhaalde golven van gegeleiding. De herinnering aan de Korinthische mythe - Sisyfos, sluw en kundig, aan Hermes gelijk; Medeia, die de Argonauten redde; Belleforon, die Pegasos, het ros met de zilveren vleugels, het bit dwong in den onwilligen mond - verbreedden den vlucht der Ode over het Heden heen van Xenofons hulde naar de onvergetelijke dingen van het eeuwige Verleden ... Maar het Heden zoû het Verleden worden: Xenofons zege zoû hem en Korinthe de onsterfelijkheid geven van nieuwen, jeugdigen roem ...


         O, koning der goden, Zeus!
         Gun, dat de Olighethide
            En zijn geslacht,
   Den levensbaan loopen met lichten tred,
   Als de overwinnaar liep den loopbaan,
            En leer hun altijd
         De maat, de heilige Maat,
   Tusschen de goudene gunsten van hun geluk!

De zangers stem verklonk, helder schallend in het helle licht van de huldenacht en de klaterende akkoorden volgden elkander aan het slot op of een handvol starren, zilver en stralend, neêr vielen uit de manelucht over Olympia. Allen rezen, de duizenden rezen, er steeg nu een éénstemmig, plechtig gejuig en allen, de hand geheven tot huldiging, zagen Pindaros, de trede afdalen van zijn dichtertroon en in zijn armen ontvangen en omhelzen den Olighethide, den overwinnaar, Xenofon van Korinthe ...