Da Costa/Aan Dr. G.E.V. Schneevoogt

[ 488 ]

AAN DR. G. E. V. SCHNEEVOOGT,
MET EFN EXEMPLAAR MIJNER „POEZY” DES JAARS 1821
EN
MIJNER „VOORLEZINGEN OVER DE EVANGELIEN” VAN 1840


Herinn'ring aan een dag van noodstorm en verschrikking, —
gedachtnis aan d' ons hart dien dag geboren vrind, —
erkentnis voor elk woord, voor iedre hulpverkwikking,
gewisseld in ons leed, bewezen aan ons kind.

De dichtkunst van mijn jeugd, de zucht van vroeger dagen,
vervlogen, ja ! en toch, meer dan verwezenlijkt! —
Het woord van rijper dag, aan wie het me ooit moog vragen,
hoe, in den Christus, God my bleek en eeuwig blijkt.

Zielseedle ! Gy, wiens hart het mijne wil waardeeren !
is 't eigen licht uw deel ? die Christus, ook uw hoop?
Zoo ja, dat wy te zaam van Hem de wegen leeren,
volbrengend, in Zijn kracht en ' t hart by Hem, den loop.

Zoo neen! — Welaan den blik ten hemel opgeheven,
dan, in ons-zelv' gekeerd, en naar der Boeken Boek!
Ik gun u, door wat zee van zorg en werk omgeven,
geen rust, o Schneevoogt ! maar rustbarend onderzoek.

Febr. 1845