Da Costa/Aan Jhr. Willem van Hogendorp

[ 316 ]

AAN JHR. WILLEM VAN HOGENDORP,
BY ZIJNE BEVORDERING TOT
DOCTOR IN DE RECHTEN.

Gewapend met een zwaard, uit Themis hand ontfangen,
om plicht, en recht, en eer manhaftig voor te staan,
streeft gy uw loopbaan in met toomeloos verlangen;
en 't eeuwig bloeiend loof der glorie lacht u aan!
Met eedler wapens, dan die moord- en plondertuigen,
wier glans de ziel behaagt, maar al te vaak verleidt,
zult ge Onrecht en Geweld den snooden kop doen buigen,
en smaken in hun val een hemelzaligheid!
O! dat de galm der Faam my steeds uw grootheid melde!
O! melde zy my steeds dat gy gelukkig zijt!
'k Zal juichen in het lot dat u mijn vriendschap spelde,
by al de wisseling van afstand en van tijd!
VAN HOGENDORP! Mijn hart werd aan het uw verbonden,
van dat uw hart het mijn, mijn hart het uw doorzag!
Wat blijve, wat verga, die band blijft ongeschonden,
die band beiden waard tot onzen jongsten dag!
Maar 't oord, waar ons die band het hoogste heil deed smaken,
moet thands vaarwel gezegd, en 't uur der scheiding kwam!
U vergt het Vaderland, om voor zijn heil te waken,
my roept dier vaadren bloed, waaruit ik d' oorsprong nam!
Maar één, één zelfde zucht blijft beider borst bezielen,
één zucht naar hooger doel, één zucht voor Schoon en Waar!
Geen scheiding, geen geval kan deze zucht vernielen!
Vaar wel, op 't pad der eer hervinden wy elkaêr!