Da Costa/Willem Lodewijk van Nassau

WILLEM LODEWIJK VAN NASSAU.

O achtbaar Dillenburg! wat heeft uw schoot al strijders
gekweekt voor Neêrlands heil en Jesus heilbanier!
Gy zaagt daar ’t eerste licht, gezaligde Bevrijders,
Prins Willem! en, met hem, zijn broeders, vroom en fier!
En gy, gelijk een ster in donkre nacht verschenen,
Vorst Maurits! als voor ’t oog van ’t zinkend Nederland
uw Vader, en de hoop, voor altoos scheen verdwenen,
gy, van die hoop voor beide op nieuw het onderpand!
Ook hy, wien Johans zaad en Willems kweekling t’ zamen,
het Christen-Nederland als beider zoon vereert,
zoon, zulke vaders waard, en broeder, al die namen,
met wie verbroederd ook zijn roem den tijd braveert.
Graaf Willem Lodewijk had Dilles oevers mede
ten bakermat; zijn’ lof bevat dit ééne woord:
waar Maurits de eerste stond, daar was die held de tweede,
wien, was geen Maurits dáár, de hoogste plaats behoort!
Maar ook naast Maurits vaak was dees zijn halsvriend de eerste,
door zeden, zilverblank; in d’ ijver, trouw en sterk,
den ijver voor Gods huis, die vroeg zijn hart beheerschte;
in ’t vorstlijk voedsteren van Christus volk en kerk!
Gedenk den vroomen held, die heel zijn zielzucht prentte
o Neêrland! in de dienst, tot uw behoud verricht!
Gy, Friesland, ’t allereerst, met Groningen, met Drenthe,
zijn wakkre vaderzorg zoo duur, zoo teêr verplicht!
Gedenkt hem, Nassaus huis, gy, zijn doorluchte neven,
van ouds gedragen op der Christnen heilgebed!
Gy, uit zijn Frieschen stam op Neêrlands troon verheven,
o Koning, op wiens keus meer dan Europa let!
En gy, naast Vaders troon ons meer dan eens hergeven!
geroepen erfgenaam van ’t Nederlandsche rijk,
in wien we op ’t oorlogsveld een Maurits zien herleven!
gedenk aan Maurits en aan Willem Lodewijk.

      1835.