Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage/Jaargang 205/Nummer 89/Neêrlandsch West-Indië

‘Neêrlandsch West-Indië’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, zondag 14 en maandag 15 april 1872, bijvoegsel, [p. 1]. Publiek domein.
[ bijvoegsel, 1 ]

Neêrlandsch West-Indië.

Wij ontvingen berigten uit Paramaribo, loopende tot 20 Maart. Het volgende is daaraan ontleend.
— Op 20 Maart moest eene verkiezing plaats hebben van drie leden der Koloniale Staten voor de hh. mr. F. H. van Affelen van Oorde, E. F. M. Mollinger en J. C. Muller Az., die aan de beurt van aftreding zijn.
„De Gouverneur heeft geantwoord op het voorloopig verslag over de ontwerpverordening, betreffende de inning van de contributiën voor de schutterij en van aan het militair hospitaal verschuldigde verpleeggelden, en daarbij eene wijziging van redactie van art. 1 voorgesteld. Het eindverslag is daarop ook uitgebragt, zoodat deze verordening ter behandeling gereed is.
— De ontwerp-verordening op het regt van zegel is, na een tiental zittingen, met algemeene stemmen goedgekeurd, nadat belangrijke wijzigingen, zoowel tot meerdere verlichting van druk voor de ingezetenen als tot meerderen waarborg tegen verlies van inkomsten voor de koloniale kas, daarin waren gebragt.
— Te Paramaribo zijn 9 Chineezen uit Demerary aangekomen, wier werk-overeenkomsten aldaar afgeloopen waren, en die nu in Suriname kwamen werken op aanbeveling hunner landgenooten in laatstgenoemde kolonie, om het hoogere loon en om de lagere prijzen der levensbehoeften. Zij hebben reeds overeenkomsten als vrije arbeiders aangegaan.
— De West-Indiër van 10 Maart berigt, dat er Donderdag avond te voren in een der achtergebouwen van het Gouvernementshôtel, bewoond door den heer van Idsinga, zoon des Gouverneurs, eene poging tot brandstichting is gedaan, die, ware zij niet bij tijds ontdekt, van de ijsselijkste gevolgen voor de aanliggende gebouwen had kunnen zijn. — Omstreeks acht uur zag de daar dienstdoende schildwacht een persoon uit het bedoeld achtergebouw komen en zich ijlings verwijderen; tegelijker tijd zag hij de vlam in genoemde woning. Terstond aan de wacht kennis gegeven hebbende, bespeurde men, dat de vlam zich medegedeeld had aan een ledikant en aan eenige over een stoel hangende kleedingstukken. De vlam werd gebluscht, terwijl men van den geheimzinnigen persoon, dien men hier bepaaldelijk voor een moedwilligen brandstichter moet houden, sinds geen spoor meer ontdekte. (U. D.)