De Génestet/Deftigheid
← Vrijgevigheid | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Aan Ds. Humanus, Theol. Doct. → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
CV.
DEFTIGHEID.
Deze soort van deftigheid mist alle
waarheid en waardigheid.
S. S. V.
waarheid en waardigheid.
S. S. V.
Bastaard van den Ernst, die frazen'
Tot een schijn van reden plooit,
[ 364 ]Bastaard van den Ernst, die „frazen”
Tot een schijn van reden plooit,
En temet een schaar van dwazen
Heilig zand in de oogen strooit!
Die onzinnige vertoogen
Uitbrengt met een hoog gewicht,
Als gewerd ú, uit den hoogen,
(Ach!) een offiëel bericht!
Farizeesche, die uw naaktheid,
Die uw ijdel zielsbestaan
Hult in plooien vol gemaaktheid,
In den mantel van den Waan!
Gij, die nooit een hart bekoorde,
Brandend van wat heilig vuur;
Schrik van Waarheid en Natuur,
Die de Gratiën vermoordde!
Ja, die ter onzaalger uur
Om het heilge te verkonden,
Ons een toon hebt uitgevonden,
Die ’t gebed van vroom gemoed
In een lach verkeeren doet....
Hoor! wie u bewondren mogen –
God vergeef mij zoo ik me ooit
In uw plooien heb geplooid!
Ik veracht u als de Logen;
En ik zegende den dag,
Dat ik u, door schrik bevangen
Voor der Waarheid ronden lach,
Aan een Witte Das verhangen
Ergens plechtig bungeln zag!
Tot een schijn van reden plooit,
[ 364 ]Bastaard van den Ernst, die „frazen”
Tot een schijn van reden plooit,
En temet een schaar van dwazen
Heilig zand in de oogen strooit!
Die onzinnige vertoogen
Uitbrengt met een hoog gewicht,
Als gewerd ú, uit den hoogen,
(Ach!) een offiëel bericht!
Farizeesche, die uw naaktheid,
Die uw ijdel zielsbestaan
Hult in plooien vol gemaaktheid,
In den mantel van den Waan!
Gij, die nooit een hart bekoorde,
Brandend van wat heilig vuur;
Schrik van Waarheid en Natuur,
Die de Gratiën vermoordde!
Ja, die ter onzaalger uur
Om het heilge te verkonden,
Ons een toon hebt uitgevonden,
Die ’t gebed van vroom gemoed
In een lach verkeeren doet....
Hoor! wie u bewondren mogen –
God vergeef mij zoo ik me ooit
In uw plooien heb geplooid!
Ik veracht u als de Logen;
En ik zegende den dag,
Dat ik u, door schrik bevangen
Voor der Waarheid ronden lach,
Aan een Witte Das verhangen
Ergens plechtig bungeln zag!