De Génestet/Liedje in de maneschijn
← Drie paren en één | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Dat’s de kunst → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
LIEDJE IN DEN MANESCHIJN
Hoe ’t komt toch, dat zoo garen
De meisjes – vraagt ge mij –
In ’t lieve maantje staren
Met stille mijmerij?
De meisjes – vraagt ge mij –
In ’t lieve maantje staren
Met stille mijmerij?
Wel, hebt ge nooit vernomen
Van ’t mannetje in de Maan?
Zij zien het in heur droomen,
Zij lokken ’t met een traan.
Van ’t mannetje in de Maan?
Zij zien het in heur droomen,
Zij lokken ’t met een traan.
Schijnt later – als de morgen
Haar naast een wiegje wekt,
En de avond uit de zorgen
Haar in de veeren trekt –
Haar naast een wiegje wekt,
En de avond uit de zorgen
Haar in de veeren trekt –
Schijnt later van den hoogen
Het maantjen op de ruit –
Men kijkt met andere oogen:
Het mannetje is er uit!
Het maantjen op de ruit –
Men kijkt met andere oogen:
Het mannetje is er uit!
Zelfs ziet men menig spannetje
Zoo kwalijk samen gaan,
Dat vaak de vrouw het mannetje
Terugwenscht naar de maan!
Zoo kwalijk samen gaan,
Dat vaak de vrouw het mannetje
Terugwenscht naar de maan!