De Hollandsche Revue/Jaargang 22/Nummer 11/Het Kubisme

‘Het Kubisme’ door een anonieme schrijver
Afkomstig uit De Hollandsche Revue, jaargang 22, nr. 11 (23 november 1917), p. 643-648. Publiek domein.
[ 643 ]

HET KUBISME.

Het Kubisme — de nieuwe richting in de schilderkunst — is op ’t oogenblik „the toppic of the day”.

Er wordt veel over geschreven en gewreven.

Maar er bestaat ook veel wanbegrip op dit terrein.

Wil men echter een juist inzicht in het streven en de opvattingen der kubisten krijgen, dan zal men ’t beste doen met te luisteren naar hetgeen een der hunnen over dit onderwerp te zeggen heeft.

En daarvan willen we hier ’t een en ander aanhalen uit een brochure, die de Leidsche schilder, Theo van Doesburg — zelf een kubist — er over geschreven heeft.[1]

Schilderen, zegt hij, is: gedreven door een innerlijke waarneming — (ontroering, gevoelen, gedachte), — de verhouding bepalen van kleuren en vormen onderling en van deze te zamen tot het vlak.

De oplossing van het vlak, — inklusief kleur en vorm — geschiedt dus noodwendig in overeenstemming met de ontroering. De innerlijke waarneming zet zich om in een uiterlijk waarneembaren vorm.

Hoe dieper de waarneming gaat, hoe meer de schilderij van het uiterlijk waarneembare — de aanleiding, zal verschillen.

Beeldend kunstenaar is slechts hij wiens ontroering een beeldenden vorm aanneemt, zooals musicus slechts hij is wiens ontroering een muzikalen vorm aanneemt: zooals dichter slechts hij is wiens ontroering zich in een lied omzet.

Droeg voorheen de ontroering vrucht in het afbeeldsel, in de moderne kunst moet de ontroering vrucht dragen in het middel; dat is in de schilderkunst: de verf.

Alles wat de schilderkunst te zeggen heeft, moet tot uiting komen in de konstruktieve spraak der schilderkundige middelen: de kompositie.

Wat is kompositie? In de schilderkunst beteekent het de Rangschikking en het samentreffen van vorm en kleurenkontrasten en overeenkomsten volgens het beeldend bewustzijn. Zooals voor een musicus de Stilte, voor den bouwmeester de Ruimte de eerste voorwaarden voor kompositie zijn, zoo is het passende beginsel voor den schilder: het Vlak. De bouwmeester breekt de ruimte door in steen gerealiseerde maatverhoudingen; de musicus breekt de stilte door klankverhoudingen; de schilder breekt het vlak door kleur- en vormverhoudingen.

De geschiedenis der schilderkunst levert ons het bewijs, dat de natuurlijke en praktische waarden in beeldende en esthetische waarden werden omgezet. Er zijn in de schilderkunst der traditie komposities, waarin figuren van menschen zijn aangebracht om een domineerende lijn of beweging te krijgen. In zekere komposities treffen wij vlakbreking aan door het een of andere objekt.

Wat voorheen instinktief was het toepassen van natuurlijke voor beeldende waarden: het uitdrukken van een lijn door een figuur, enz,. werd in de twintigste eeuw doelbewust.

De eerste die het begrip kompositie in de praktijk herstelde, was de Fransche schilder Henri Matisse. Hij maakte de natuur tot het beeldend-expressieve en moet als de eerste onder de expressionisten genoemd worden.

Met Henri Matisse ontstaat het zichbaar rythmische in de schilderkunst.

Henri Matisse beteekent voor de schilderkunst: het koncentreeren van alle beeldende elementen der traditie. Aan Paul Gauguin ontleende hij de nieuwe beschouwing en breking van het vlak, aan het luminisme dankte hij de kracht van het [ 644 ]kleurmiddel. Matisse bedient zich van de natuur, maar breekt met de natuur-illusie. De natuurobjekten hadden voor hem slechts waarde, voor zooverre zij het vallende, het liggende, het staande, het zwevende, het hangende, het horizontale of het vertikale uitdrukten.

Zuiver esthetisch gesproken, hebben de objekten als zoodanig nooit eenige waarde gehad in de schilderkunst. Voor Rembrandt hadden zij slechts waarde als vormen waarin het licht gestalte kreeg. Voor van Gogh hebben zij slechts waarde als symbolen van een of andere ontroering. Voor Matthijs Maris hebben zij slechts waarde als het akcent eener geestelijke sfeer.

[Afbeelding: Bart van der Leck. Storm. 1916. Kröller-Müller Museum.]
STORM (1915) B. v. d. Leck.

Van den modernen kunstenaar hebben de objekten slechts een beeldende waarde.

Wanneer een beeldend kuastenaar iets waarneemt dat hem ontroert, dan zal hij beeldend bewogen worden; zijn ontroering zal gestalte krijgen in een beeldenden vorm. Deze gestalte zal door middel eener kompositie zichtbaar worden, Hoe meer deze kompositie geassocieerd is met de waarneming, b.v. de natuur, — hoe geringer het werk zal zijn als beeldende kunst. Tot het organisme der beeldende kunst behooren niet: „boomen”, „huizen”, „menschen” of iets van dien aard, maar het organisme der beeldende kunst is samengesteld uit lijnen, ronde en vierkante vormen, vertikale en horizontale vlakken, kleuren van de intensiteit van wit tot de passiviteit van zwart, enz.

Het beeldend middel is onuitputtelijk.

De eerste die zich van dit middel bediende, was Henri Matisse. Zijn bedoeling was niet te imiteeren maar te konstrueeren. Vandaar dat zijn werken een beeldend aspekt, niet een natuurlijk aspekt vertoonen.

Toch komt Matisse niet tot het zuiver beeldende; zijn taal is nog niet de rein schilderkundige en het is eigenaardig, dat hij spottend spreekt over Dérain, Picasso, Braque en Le Fauconnier, die met het beeldend geschut kwamen aanrijden.

Dit beeldend geschut was het Kubisme.

Het Kubisme sloeg uit als een brand, op verschillende plaatsen tegelijkertijd. Het valt niet met volstrekte zekerheid te zeggen waar het eerst. De impressionistisch-naturalistische kunstuiting, — dat is de kunstuiting, die aan toon, lijn- en luchtperspektief en kleuren-realisme alles offerde, — zag zich plotseling, in het begin der twintigste eeuw (1907), van alle zijden omringd door het kubistisch geschut. Thans, na acht jaren reeds, ligt in Europa het kadaver der traditioneele kunst uiting tot voedsel der gieren.

Het bizondere kenmerk van de nieuwe beweging in de schilderkunst is, dat deze beweging, in tegenstelling met de beweging, die aan haar vooraf ging (1870), internationaal is. Te meenen, dat een kunstuiting, die hare kracht put uit Spanje, Italië, Frankrijk, Rusland, Duitschland, Hongarijë, Engeland en Holland maar een voorbijgaande voor[ 645 ]den-gek-houderij is, is even dwaas als te meenen dat de Europeesche oorlog op de internationale politiek zonder invloed zal zijn.

Wel worden door de Akademie de gebalsemde lijken der klassieke, romantische, realistische en impressionistische schilderscholen nog bewaard, doch de kunstuiting van nieuwere generaties heeft zich altijd buiten de koele grafgewelven bewogen. Dat was zoo immer.

Tegenover het kubisme, dat in zijn uitingen alle kenmerken heeft eener gezonde losbandigheid van den geest, — van geestelijke overmoed zouden wij kunnen spreken, — komt de decadent geworden uitingswijze ons voor als de bekentenis eener gebogen geesteshouding.

Wanneer tot de kubisten het verwijt gericht wordt, dat ze in hun uitingswijze te konstruktief, te intellektueel zijn, dan vergeet men dat de Renaissance eveneens een schat aan wetenschap bezat, die zij niet verborg, maar toonde.

DANSFIGUUR I EN II (1916). Theo van Doesburg.

Een neo-Renaissance was slechts mogelijk door de intellektueele tucht van den Vorm, op een oogenblik dat deze verloren ging in een ziekelijke gevoeligheid. De schilderkunst verslapte of ging over in een aan de litteratuur ontleend sentiment, dat tenslotte alle eigenschappen van het bederf ging vertoonen.

Het gehalte der kunstenaars moest gezuiverd worden. De impressionist, met zijn liefde voor al wat der klodder is, ontaardde innerlijk en uiterlijk tot schilderend horde-dier; behaard en vuil.

Na het offensief der kubisten, begon er een lach door dit harig wezen te spoken, want proletarisch in beginsel, begreep het niets van wat des geestes is.

De nieuwe energie, die zich door het kubisme uitte, bracht eveneens een nieuw kunstenaarstype voort. Het Kubisme is der Gedachte: energisch, hoekig, sterk, zeker en bezit eigenschappen, die een kunstuiting hebben moet die een nieuw ras ontspringt.

Het Kubisme bracht het doel en de ware beteekenis der schilderkunst aan het licht; vandaar dat het’ t fundament is om de sterke, monumentale kunstuiting der toekomst te dragen.

Het Kubisme is de dood der klein-kunst, de herleving der Beeldende Kunst als de vruchtdragende en rijke uiting van het beeldend bewustzijn. Stelde Cézanne het nieuwe alfabet der schilderkunst samen, de kubist vormt dit tot de Beeldende Taal, die alleen gesproken wordt vàn geest tòt geest.

De kubist, — een benaming die feitelijk zonder zin is en bij wijze van bespotting aan den beeldende schilder is gegeven, — trekt den mathematischen van den natuurvorm af en houdt zoodoenden den zuiveren kunstvorm over. Deze kunstvorm is de innerlijke. De innerlijke vorm is de geestelijke. De geestelijke vorm is de beeldende waarde, die het objekt voor hem heeft, volkomen bewust, doch voor hem is het objekt het argument der Ruimte en daarom van een diepere, meer wijsgeerige beteekenis dan voor den impressionist. De kubist ontleent den abstrak[ 646 ]ten, psychischen vorm niet aan de eenzijdige aanschouwing van zijn model, maar verwekt dezen uit de som van het gansche voorwerp; uit zijn afmetingen, gewicht en inhoud. Hij neemt het in de handen, weegt het, meet het in al zijn dimensies en gaat er mede te werk als de anatoom met een lijk. Picasso b.v. opereert een objekt, totdat er niets meer van het natuurlijke voorwerp overblijft; alle eigenschappen van het voorwerp worden omgezet in esthetische waarden. Hij wil niet alleen het objekt beeldend zien maar het als zoodanig kennen en met zijn heele wezen ondergaan, want hij weet: dit voorwerp is de onmiddellijke openbaring van het Universum of wat hetzelfde beteekent, van God den Vader.

Uit elk voorwerp naar zijn aard haalt de beeldende kunstenaar den abstrakten schoonen vorm te voorschijn, en daar toch de Beeldende kunst de overzetting van ons zelven in vormen en kleuren bedoelt, is de z.g.n. kubistische werkwijze de eenig mogelijke om tot een zelfstandige schilderkunst te geraken.

DRIEHOEK-KOMPOSITIE (1915). (Motief stilleven.) Theo van Doesburg.

Door de toepassing van het kubistische middel haalt de kubist een zichtbare rythmiek uit de dingen te voorschijn zooals wij in een oude schilderij nimmer gekend hebben. De kubist toont ons niet de voorwerpen, maar hun eigenschappen; hij laat ons zien, hoe de objekten elkaar wederkeerig beïnvloeden, oversnijden, doordringen of geheel vernietigen. Deze strijd is hem lief, omdat deze strijd de onmiddellijke aanleiding is tot het kunstwerk, dat zich met gelijkenissen of symbolen der Ruimte in kleur en vorm bezig houdt.

Dit alles behoort op het gebied der Beeldende kunst thuis — dit: te zien hoe zich het horizontale verhoudt tot het vertikale, het ronde tot het hoekige, het zware tot het lichte, het snelle tot het langzame, het hangende tot het staande en zwevende; het geleidelijke tot het plotselinge, het doorelkâar tot het gescheidene; het gelijktijdige tot het opeenvolgende, en al deze universeele eigenschappen tot een rhythmisch, evenwichtig geheel te konstrueeren, waarin elk onderdeel medewerkt tot het uitdrukken der ontroerde, beeldende aanschouwing, is de werkzaamheid van den kubist.

Wanneer er ooit een mond het woord „beeldende” kunst uitsprak op het juiste oogenblik, dan kan dat slechts zijn in verband met het z.g.n. kubismus. [ 647 ]Door het Kubisme is de ware stof der schilderkunst aan het licht gekomen en het verhaal uit haar verdreven. Evenwicht en orde zijn de grondbeginselen voor de kubistische kompositie. Het rangschikken en verbinden der abstrakte vorm-indrukken eischt zijn meeste zorg; vandaar dat de kubist, waar het toch gaat om de wedergeboorte van den Vorm, de kleur min of meer achterstelt. Het palet der kubisten is uiterst sober en bestaat voornamelijk uit bruin, groen, zwart en wit. Deze kleuren dienen meer als akcent van vorm, in plaats als koloristiek. Niets mag den geestelijken indruk schaden. Alles wordt geofferd aan den esthetischen indruk in den zuiversten zin.

[Alexander Archipenko. De dans. 1912]
DE DANS. Alexandre Archipenko.

Een zuiver esthetische indruk kon slechts verkregen worden door de verdwijning van de Natuur in de kunst. Wellicht bestond er voorheen geen ander oogmerk. Wellicht bedoelde Ingres hetzelfde, toen hij zei: dat men niet de kunst van teekenen verstaat, wanneer men niet in staat is den indruk van een man, die van een dak valt of over een hek springt, in vier lijnen weer te geven. Deze „indruk” betreft eveneens den abstrakten, niet naturalistischen. Zeker, Ingres zoowel als Rembrandt — twee polen — hebben het beeldende bedoeld, zonder het zich bewust te zijn. De schoolmeester die zegt: maar kijk die kleur eens tegenover die, of: kijk nu eens waar die lijn blijft enz., bedoelt, op kleiner schaal, wellicht hetzelfde als de kubist, doch de bewustwording en de wil moesten de schilderkunst onafhankelijk maken, dat beteekent: een bestaan verzekeren als zelfstandige uiting, die om haar wille bewonderd moet worden.

Door het Kubisme openbaarde zich wat eeuwen lang verborgen bleef en zich slechts schuchter kon handhaven onder den schijn van een natuurlijk of praktisch onderwerp. De middelen der schilderkunst: Ruimte, Vlak, Lijn en Kleur zijn eeuwen lang voor andere doeleinden misbruikt en onteerd. De moderne kunstenaar heeft ze in hun eer hersteld.

Het objekt dat, voor den impressionist al reeds een schilderachtige („toon”) waarde had, werd voor den kubist de zichtbare gelijkenis der Ruimte en als zoodanig de aanleiding tot het opsporen der Universeele Schoonheid; en daar de Schilderkunst het zichtbare getuigenis dezer schoonheid is, vindt het oog, dat naar deze schoonheid zoekt, slechts bevrediging in het zelftandig beeldende gewrocht.

De kubist geeft niet de ruimte prijs voor het vlak, doch heeft een andere voorstelling van haar dan de naturalist. Het vlak is voor hem het zinnebeeld der Ruimte, en elk ding in zijn waarnemingsveld gelegen, wordt van dit ruimtebegrip de voorstelling. Het is hem dus niet om de afbeelding van een deel der Ruimte te doen, zooals dat het geval was bij den schilder, die zich van lijn- en luchtperspektief bediende, maar om de uitdrukking van het begrip: Ruimte. Hiertoe bezigt hij mathematische vormen.

Dat wij zoo afkeerig zijn deze vormen, — zonder welke wij ons geen begrip van Bouwkunst kunnen vormen, zegt de heer Theo van Doesburg, — in de Schilderkunst te herkennen, komt wel voornamelijk omdat ons begrip van den vorm, in [ 648 ]betrekking tot de schilderkunst als beeldende kunst, in een stadium verkeert van Gothische verwildering. Het begrip Vorm in de Schilderkunst, is nog immer geassocieerd met de natuurvormen als b.v. naakte lichamen van menschen, dier- en plantvormen, enz. Daarin schuilt wellicht de fout, dat met betrekking tot het begrip Vorm, een invretende verwarring bestaat.

De Vormen in hun zuiversten staat zijn de mathematische. Deze spreken voor zich zelve, omdat zij een inhoud hebben. Die inhoud is de Ruimte, en omdat de Beeldende kunst onder elken vorm, in de eerste plaats met de Ruimte te maken heeft zijn de mathematische vormen de het meest voor de hand liggende.

Andere vormen zijn er niet. Noch de Grieksche Beeldhouwkunst, noch de Romaansche Bouwkunst, noch de Hindoesche Kunst kende inderdaad andere, en wanneer de kunstenaars deze vormen niet met hun geest bevruchtten en bezielden, dan komt dat wijl de menschheid voor de uitdrukking van het universum een natuurlijke voorstelling noodig had.

Door deze „voorstelling” nu is het begrip van den Vorm in Schilder- en Beeldhouwkunst ontaard en ten slotte gansch verwilderd.

Het Kubisme eindelijk tracht met de rein-beeldende vormen die aanraking met het „goddelijke” te veroorzaken, welke voorheen werd teweeggebracht door de afbeelding van natuurlijke of geïdealiseerde lichamen van menschen, dieren en planten. De geheele schilder-kultuur heeft deze restauratie van den Vorm voorbereid en in de hand gewerkt. De kubist erkent de vormen en past ze toe.

De verschillende kunstuitingen: Kubisme, Futurisme, Expressionisme enz., zijn slechts verschillende vormen van één nieuw beeldend bewustzijn. Ze behooren alle als één geheel tot de Kunst van onzen tijd en hebben alle hun aandeel aan den stijl, die voor ons ligt en waarin wij onmerkbaar overgaan: den monumentaal-beeldenden stijl, die slechts hierin van den middeleeuwschen zal verschillen, dat het bewustzijn van het wezen van het Universum of God den Vader, een anderen vorm voortbrengt, — zoo men wil een „abstrakten” of „rein-geestelijken” – om de menschheid door schoonheid te ontroeren en te verbinden.

De moderne schilderij wordt ons in twee vormen aangeboden: in gebonden en ongebonden vorm. De gebonden vorm (Picasso) ontstaat uit redelijk-kompositorische overweging, de ongebonden vorm (Kandinsky) uit spontane impuls. De beide elementen zijn hoewel minder positief-geakcentueerd in de ontwikkelingsgeschiedenis der schilderkunst, in de traditie, voorhanden. Deze twee voorname uitgangsmanieren wijzen op twee stijlmogelijkheden : de mathematische en de vrije. Beide kunnen voor onzen tijd als nieuw beschouwd worden: hun essentieel beginsel is hetzelfde. Zoowel met betrekking tot den ongebonden lyrischen of vrijen stijl, als ten opzichte van den gebonden of mathematischen stijl, bestaat het gevaar der verwording. Met deze verwording wordt bedoeld in het eerste geval een overhellen naar de oogenblikkelijke ingeving, waaruit alle mogelijke misgewassen kunnen voorlkomen, dingen die door z.g.n. hoogere ingeving of langs „mediamieken” weg gemaakt, den schijn maar niet het wezen van kunstwerken hebben, en in het tweede geval het ziellooze, dekoratieve ornament.

Kandinsky die het evenwicht tusschen deze twee geestes-bewegingen in de schilderkunst in zijn „Komposition 6” vond, helt in zijn laatste minder abstrakt-romantische werken naar den gebonden (overwogen, gekonstrueerden) stijl over. Aan het einde van zijn werkje „Uber das Geistige in der Kunst”, zegt hij: „Zum Schlusz möchte ich bemerken, dasz meiner Ansicht nach, wir der Zeit der bewussten, vernüftigen Kompositionellen immer näher rücken, dasz der Maler bald stolz sein wird seine Werke konstructiv erklären zu können (im Gegensatz zu den reinen Impressionisten, die darauf stolz waren, dasz sie nichts erklären konnten), dasz wir schon jetz die Zeit des zweckmässigen Schaffens vor uns haben.....”

Met de kubisten begon dit bewust konstrueeren een vasten vorm aan te nemen. De esthetische uitbuiting van een gegeven leidde tot het besef, dat de ontroering op een geheel andere wijze en met geheel andere middelen, dan die welke de z.g. stemmingskunstenaars aanwendden, aanschouwelijk gemaakt kan worden. Door het immaterialiseeren van een materieel gegeven, ontstaat niet alleen uit den materieelen vorm een beeldende, maar wint de schilderkunst ook aan moreele kracht. Deze moreele kracht maakt de moderne kunst belangrijker dan de traditioneele schilderkunst. In deze werd de moreele kracht in de voorstelling gevonden. In de moderne kunst is de moreele kracht in den beeldende vorm vervat, omdat Idee en Vorm volledig één zijn. Nog een oorzaak waardoor deze moreele kracht in de schilderkunst, is het plaats maken van het Bizondere (nationale, naturalistische enz.) voor het Algemeene. De vernietiging der uiterlijke schoonheid maakte de direkte aanvoeling met de innerlijke of universeele schoonheid, thans aan de orde, mogelijk.

  1. „De nieuwe richting in de Schilderkunst”, door Theo van Doesburg; uitgave van den Technischen Boekhandel en drukkerij J. Waltman Jr. te Delft.