De Katholieke Illustratie/Jaargang 1/Nummer 5/De wereldtentoonstelling van Parijs
← De laatste dagen van Jerusalem | De wereldtentoonstelling van Parijs (1867) door onbekend auteur
De Katholieke Illustratie, jrg. 1, nr. 5 (1867), p. 35-38. |
De laatste oogenblikken van keizer Maximiliaan van Mexiko → |
Uitgegeven in 's-Hertogenbosch door Administratie van de Katholieke Illustratie (uitg. door Henri Bogaerts). |
DE WERELDTENTOONSTELLING TE PARIJS.
Vervolg.
Paviljoen van Suez. (Parijsche Tentoonstelling.)
Zonderling dat de keizerlijke Commissie een gebouw toegelaten heeft, waaraan slechts herinneringen kleven van den droevigsten aard, dat waarde had in een tijd, toen barbaarschheid en wilde zeden den schepter voerden, te meer daar de Commissie andere zaken geweigerd heeft als eene guillotine, waarmede vijf of zes menschen tegelijk konden ter dood gebragt worden.
Het denkbeeld van menschenvleesch te eten zal toch waarschijnlijk wel nimmer bij de beschaafde luî ingang vinden.
Terwijl wij zoo over Mexiko en beschaving redeneren, heeft in de rigting van het Paleis een volksoploop plaats; uit alle hoeken stroomen de menschen naar één punt, en ook de laan van Mexico, waarin wij ons bevinden, zendt zijne bezoekers er heen; wij volgen den stroom, die ons ter bestemder plaatse zal voeren, gaan door de laan van Australië, voorbij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en komen in Engeland in de nabijheid van de electrische bakens, door onze overzeesche buren daar opgerigt. Wat is nu de oorzaak van de geweldige opschudding, die ons tegen wil en dank over zee van het eene vastland naar het andere gevoerd heeft zonder dat wij water gezien hebben? Och, lezer, een van de duizenden voorvallen, die dagelijks op het veld van Mars in eene vergadering van twintig tot honderdduizend menschen plaats grijpen; eene kindermeid heeft het haar toevertrouwde wicht ergens nedergezet om te gemakkelijker hare nieuwsgierigheid te voldoen en heeft het uit het gezigt verloren; een wagen met vruchten is omvergerold; de zeer gevoelige voet eener dame is in aanraking gekomen met het wiel van een rolstoel of iets dergelijks. Ik herinner mij laatst van een voorval van dien aard gelezen te hebben, dat bijna het geheele Park in rep en roer bragt. Men weet dat onder de gekroonde hoofden, die een bezoek aan Parijs en de tentoonstelling gebragt hebben, ook de Turksche sultan behoort; de Parijzenaars, die reeds de Russische en Pruisische potentaten gezien hadden, waren niet weinig nieuwsgierig naar den Grooten Heer; alleen vreesden sommigen hunner dat deze wel eens kon doen wat hem de Koran vergunt, namelijk al het land in bezit nemen, dat hij met zijn geheiligden voet betrad, waardoor dus de Franschen echte Turken worden zouden. Zoodra nu was Abdul-Azir-Khan niet in Paris of het meerendeel der inwoners beijverde zich hem te zien; vernam men zijne nabijheid of hoorde men dat hij zich ergens begaf, waar men hem zou kunnen zien, dan wierp men weg wat men in de hand had en liep, dikwerf zonder gevolg, een uur door de straten. Zoo hoorde ook een vrouw, die in het Park der Tentoonstelling pruimen, perziken en andere vruchten verkocht, dat de Turk in aantogt was; de Groote Heer komt! de Groote Heer komt! klonk het uit een aantal monden, voornamelijk uit die der Parijsche jeugd. De vrouw verliet aanstonds haren wagen en liep naar de Grande Avenue, en de jongens, hunne list gelukt ziende, wierpen zich op de vruchten en verslonden er spoedig een goed deel van. Maar de vrouw ontdekte spoedig het bedrog, keerde weder en …. het overige kunt gij raden.
Zie, lezer, dergelijke voorvallen hebben het niet zeer benijdenswaardig gevolg dat gij geheel van uwe plaats gevoerd wordt, waar gij genot smaaktet en naar eene streek wordt gebragt, die op dien oogenblik weinig aantrekkelijks voor u heeft. Zoo zijn wij ook hier voor de bakens der Engelschen gekomen; wij zullen ze evenwel spoedig voorbijgaan, het lust mij thans niet over de electriciteit te spreken; zulks hoop ik later te doen, als wij weder eens eene phare ontmoeten. Liever gaan wij thans eens in het paleis om de wonderen in oogenschouw te nemen, die in de galerij der machinen ons aangeboden worden. Om in het paleis te komen moeten wij weder naar de Grande Avenue, en deze kunnen wij niet verlaten zonder aan onze linkerhand even het keizerlijk paviljoen bezien te hebben. Dit gebouw wordt door Napoleon en zijne gemalin Eugenie gebruikt, wanneer zij zich op de Tentoonstelling bevinden.
Chinese theeverkopers. (Parijsche Tentoonstelling.)
Waarvoor ?
Wel lezer, hoe onnadenkend! Als de keizer in het Paleis aankomt, is hij welligt vermoeid van den togt, die hij in een gemakkelijk hofrijtuig gemaakt heeft, of zijne kleederen zijn gederangeerd, ook moet hij een plaats hebben waar hij kan uitrusten en ademhalen na het einde van langdradige en vervelende plegtigheden, die onophoudelijk op de Tentoonstelling plaats hebben.
Het is een zonderling gebouw, dat Paviljoen; men zou het eerder een paleis van den Bey van Tunis dan van den Franschen Keizer achten. Het is zeer ligt en elegant gebouwd maar volstrekt zonder stijl; de Franschen willen dat het in den Algerijnschen stijl opgetrokken is; welligt zeggen zij dit, omdat het uit de handen is gekomen van den heer Lehman, een architekt die bekend is om zijne Algerijnsche en Moorsche voortbrengselen. Nu hebben de Franschen, zoo min als wij, Nederlanders, een eigen stijl, doch zij hadden ten minste hun keizer een Europeesch paleis moeten geven; om van den meer kerkelijken stijl, den Gothischen, niet te gewagen, hadden zij den Byzantijnschen, den Italiaanschen, of den Grieksch-ltaliaanschen kunnen kiezen. Het is omgeven van een galerij, die door eene ballustrade omringd wordt, en heeft aan leder der vier gevels een breeden stoep waarvoor een trap van 12 treden. Wat het grooten luister bijzet is het glaswerk, waardoor men in het paviljoen naar alle hoeken van het Park en het Paleis zien en het publiek, dat er geen toegang heeft, de rijke meubelen kan bewonderen. Een breed zeil, boven het terras gespannen, beschermt de bezoekers tegen den regen.
Op de ballustrade bevinden zich bij iederen trap twee beelden en langs de galerijen vier bloemvazen; daarenboven rusten op haar 16 bronzen kolommen, die benevens het zeil even zoo veel kolossale bronzen arenden dragen; op iedere twee kolommen staat de letter N; men ziet het, de Keizer heeft voor zijne onderdanen niet onder gedaan maar ook een naambordje voor zijn huis willen hebben.
Internationaal Koffijhuis. (Parijsche Tentoonstelling.)
Van binnen bestaat het paleis uit drie salons, waarvan de ornamentatie en het prachtig huisraad, alles het werk van de heeren gebroeders Duval, als wonderen van rijkdom en smaak mogen beschouwd worden.
De middelste Salon, tevens de grootste, is het bijzondere vertrek des keizers. De muren zijn bekleed met behangsels van Neuilly, vervaardigd naar speciale allegorische teekeningen. Het gewelf, dat zich onder den dom uitstrekt, is rijk beschilderd in den stijl Lodewijk XIV welke ook die is van de meubelen.
De beide andere cirkelvormige salons behooren der keizerin en den keizerlijken kroonprins. Het eerste, met Lyonsche zijden stoffen behangen, is bewerkt naar den stijl Lodewijk XVI; van het laatste zijn naar Algerijnschen stijl de wanden met onderscheidene stoffen bekleed en deze met passementwerk afgezet.
Thans verlaten wij het Park en begeven ons in het Paleis; naauwelijks zijn wij In de vestibule gekomen of wij ontmoeten de eerste galerij, van den centralen tuin af de zesde, waar wij allerlei machinen in oogenschouw zullen nemen. De machinegalerij, de Oostersche afdeeling en de gereserveerde tuin in het Park zijn de belangrijkste en schoonste punten der geheele Tentoonstelling; het is dus billijk dat wij die in al hare bijzonderheden gaan bezoeken.
Tent van den eersten Minister van den Bey van Tunis. (Parijsche Tentoonstelling.)
Beginnen wij met een algemeen overzigt der machine-galerij. Deze galerij, 1200 el lang bij eene breedte van 35 el, is, als de laatste zijnde, de grootste van allen; de 176 pijlers, die haar ondersteunen en elk ongeveer 12000 ponden wegen, zijn 26 el hoog. In het midden dier galerij is eene plate-forme van gegoten ijzer opgerigt, die even als de galerij eene lengte van 1200 el heeft en gedragen wordt door een zuilenrij, waarvan de uiteinden, met elkander in verbinding gebragt, den bezoeker op het plate-forme tot ballustrade dient; de zuilen zijn dun of dik; in het laatste geval moeten zij de boomen dragen, die de machinen in beweging brengen; deze inrigting, waardoor de bezoeker de werktuigen en hunne werkingen, daar zij bijna altijd in beweging zijn, tot in de kleinste bijzonderheden kan nagaan, kan niet anders dan der keizerlijke commissie tot lof strekken.
De galerij is verdeeld in 15 deelen, waarvan er 8 aan de Franschen zijn toegestaan, wier machinen gezamenlijk 350 paardenkracht vertegenwoordigen; de overige deelen zijn ingenomen door
België, | wiens machinen | 40 | paardenkracht hebben, |
de N. Duitschen Bond, | „„ | 35 | „„ |
de Z. Duitsche Staten, | „„ | 14 | „„ |
Oostenrijk, | „„ | 20 | „„ |
Zwitserland, | „„ | 17 | „„ |
Amerika, | „„ | 50 | „„ |
Engeland. | „„ | 100 | „„ |
Sommige machinen zijn niet in de galerij opgenomen maar in het Park of aan de Seine geplaatst; het zijn die, welke gevaar voor brand opleveren, onaangename reuk verspreiden of stof van zich afgeven zouden, al hetgeen een bezoek in de machinen-galerij minder aangenaam maken zou.
Bij eene wandeling door het rijk van ijzer en stoom vinden wij een aantal voorwerpen die ons minder bevallen, die wij meer en fraaijer gezien hebben; ja er zijn er die wij zouden willen verwijderen, daar zij om hunne nietigheid en gering nut geen plaats waardig schijnen in het Paleis der Tentoonstelling.
Dit is evenwel een gebrek dat iedere expositie, waar en wanneer ook gehouden, moet aankleven; men behoort ook niet aanstonds den blik te rigten op de voorwerpen, die even goed gemist konden worden, maar ze beschouwen als eene plaats innemende, die door hunne tegenwoordigheid bon gré mal gré vervuld is.
Wat den bezoeker in de galerij der machinen treft, is de uitgebreide verzameling van in beweging zijnde werktuigen, die de verschillende vormen des menschelijken arbeids, de zamenwerking van kracht en wetenschap, van stof en vernuft voorstellen en van het vermogen van den mensch, de breede vlugt zijner onderzoekingen en opvattingen, het vernuft van zijn geest, zijne vorderingen, zijne nasporingen, de uitgebreidheid en de resultaten van vereende magt, sociale kracht en het erfelijke zijne uitvindingen getuigen. Dat staat een ieder voor oogen, welke die enorme ijzermassa's, die raderen, die elkander aangrijpende tandwerken komt beschouwen, welke door een stoomketel worden in beweging gebragt, en waardoor de mensch, die niet in staat is het kleinste dier ijzeren of houten voorwerpen van zijne plaats te nemen, naar willekeur over honderd paardenkracht kan beschikken.
Russische stallen. (Parijsche Tentoonstelling.)
De beschaafde, wel onderwezene, goed opgevoede mensch aan wien niets wat menschelijk is, geheel vreemd is, die niet alleen datgene komt beschouwen, wat hem ten opzigte van zijn vak meer bijzonder belang inboezemt, maar ook wil onderzoeken welken vooruitgang de wetenschap, de kunst en de arbeid gemaakt hebben, welke vorderingen vervuld zijn, welke verwacht kunnen, welke gemaakt moeten worden, zal ras bespeuren dat in dit onmetelijke rijk van reusachtige en nederige voorwerpen zijne oordeelen dikwerf valsch, zijne besluiten vaak ongegrond zijn; hij zal zich verdwaald zien in dat labyrinth, waarin de catalogus zelfs hem niet tot draad van Ariadne zal kunnen dienen.
Wanneer hij, in deze of in eene andere galerij gekomen den blik laat weiden over de tentoongestelde voorwerpen en daarbij zich zelven afvraagt, waarin toch die ontzaggelijke vooruitgang bestaat, waarop onze tijd zoo trotsch is, dan moet hij zich een zeer ontmoedigend antwoord geven. Waarin toch is onze tijd den verledene vooruit? Plaats met uwe verbeelding eenige meubelen uit de 14e 15e en 16e eeuw, waarvan men in sommige musea nog eenige overblijfselen vindt, tusschen de schitterende voorwerpen der meubelengalerij; hang stukken uit de Italiaansche en Spaansche scholen der Renaissance in de galerij der schoone kunsten; breng tusschen de voorwerpen van gelijke soort de oude Brusselsche en Gentsche kanten, de fluweelen, zijden met goud en edelgesteenten bestikte en met hermelijn gevoerde mantels der ridders en edelvrouwen uit de zoo verachte middeleeuwen, de voortbrengselen der goudsmeedkunst en van het [ 38 ]porseleinschilderen van Benvenuto Cellini en andere snijders en graveerders van Frankrijk, Italië, Spanje en België uit de 16e eeuw en gij zult moeten toestemmen dat onze tijd, in plaats van de verloopene eeuwen vooruit te zijn, ze in vele opzigten verre ten achteren is. Bevalligheid, modesmaak, zuivere evenredigheden moge men in de voortbrengselen onzer dagen meer zien uitsteken, maar kunstwaarde en duurzaamheid? Is het met de kleuren onzer schilderstukken als met die der werken van vroegere eeuwen, waarvan de heerlijke glans en zuiverheid onze bewondering afdwingen? Zijn onze lakens, onze linnens even deugdzaam als die onzer vaderen? de huizen van vroegeren tijd hadden ja, dikke muren, lompe gevels, dikwerf wanstaltige deuren en vensters, maar zij waren in een stijl gebouwd, die zich zelfs in de kleinste bijzonderheden getrouw bleef; zij strekten tot verblijf aan een tal van opvolgende geslachten en hielden het vol tegen den tand des tijds met eene volharding, waarvan wij ons naauwelijks een denkbeeld kunnen vormen, terwijl de onzen, soms met smaak maar ook dikwerf volgens een stijl zijn opgetrokken, die niets te denken geeft, vaak weinig aantrekkelijks heeft, ja wel eens een mengsel van de verschillendste zonderlingheden aanbiedt. Waar is dan de vooruitgang? Zou hij welligt hierin bestaan, dat men ter vervaardiging van onderscheidene voorwerpen minder tijds behoeft? — Ongetwijfeld is het eene waarheid, die niet voor tegenspraak vatbaar is, dat onze voorouders, wat snelheid van uitvoering betreft, den slakkengang volgden en wij ons bijna als gevleugelde wezens voortbewegen; wèl beschouwd kan dit echter geen vooruitgang genoemd worden, omdat wat in een stoffelijk opzigt gewonnen, in een zedelijk verloren wordt.
Onze tijd werkt sneller, brengt dus meer voort, zegt de man van zijn tijd, en men kan hem niet tegenspreken. Maar de machinen, het stof, dat den arbeid van menschenhanden voor een groot gedeelte vervangt, hebben eene uitputting en eene armoede te weeg gebragt, die in den aanvang dezer eeuw onbekend waren; tegelijk hebben zij die gebrekkige verhouding tusschen meesters en arbeiders in het leven geroepen, welke zich in onze dagen op zoo droevige wijze b. v. in de arbeidersvereenigingen openbaart. Onze eeuw heeft veel gewonnen, maar ook zeer veel verloren. Te duidelijker springt het zedelijk en zelfs stoffelijk nadeel in het oog, als men zich in de gedachte verplaatst in fabrieken, waaruit de machinen gekomen zijn, die in de zesde galerij zijn tentoongesteld. Men is getroffen of voor het minst verbaasd, als men hier de vreemde en verschillende ijzeren monsters ziet, wier deelen elkander aangrijpen en voortstuwen; de regelmatige werkzaamheid der raderen, zuigers en slingers, den glans van het gepolijst ijzer en staal, de onophoudelijke bewegingen der tanden, die zich elkander sluiten, de lederen banden, die eindeloos om de raderen draaijen; als men de geluiden hoort, voortgebragt door levenlooze arbeiders, die alle vormen der menschelijke werkzaamheid voorstellen: dat ruisen en bruischen, dat snuiven en dreunen, dat ratelen en knetteren, dat gillen en krijschen, in een woord dat helsch concert, doortinteld in zijne partijen door den diepen, magtigen en breeden galm van het reusachtig orgel, dat het hosanna van den arbeid, de hymne der sociale almagt schijnt te zingen.
Is men evenwel een weinig van die verbijstering bekomen en verplaatst men zich in den geest in de groote Engelsche fabrieken, waar mannen, vrouwen en kinderen, schier even gevoelloos als deze werktuigen, een ellendig leven voortslepen, waar van den vroegen morgen tot den laten avond, jaar in jaar uit alles wordt aangewend om hen nog meer produktief te maken, maar waar voor de veredeling van hun hart en geest, voor een hoogere ontwikkeling geen enkel oogenblik zorg wordt gedragen, dan rijst onwillekeurig de vraag in ons op : kan de stoffelijke vooruitgang, waarop onze eeuw teregt mag bogen, wel opwegen tegen het verlies aan zedeliike waarde dat wij daarbij te betreuren hebben?
Hernemen wij thans onze reis door de galerij der machinen.
Als wij haar links van de vestibule intreden, komen wij in Frankrijk en wel in klasse 54 en 56, die, gelijk wij vroeger zagen, tot de zesde groep behooren. Het eerst zien wij hier onderscheidene werktuigen om katoen, linnen of zijde te kammen, kaarden, spinnen, twijnen of te weven; houden wij ons hier eenigen tijd op, dan zien wij de ruwe katoen, vlas en hennipdraden of zijde de opvolgende bewerkingen ondergaan, die zij behoeven om tot de stoffen gebragt worden, waarvan kleermaker of naaister onze kleederen vervaardigt. Zeer opmerkelijk is het werktuig van Saintyves te Parijs om linnen te weven, het wordt door stoom maar kan ook met de hand gedreven worden; daarbij is het zeer eenvoudig, gemakkelijk te behandelen, goedkoop en behoeft zoo weinig plaats dat het in ieder huisgezin kan ingevoerd worden, wat nog al wat zeggen wil voor landlieden, die jaarlijks zóóveel vlas bouwen, als zij voor hun huisgezin behoeven en het zelf in zooverre bewerken, dat zij het slechts naar den wever behoeven te zenden om er dien de laatste hand aan te doen leggen.
Onze reis vervolgende komen wij aan de machinen ter vervaardiging van papieren, behangsels en drukwerken; op eene dier werktuigen is de electriciteit toegepast, door middel waarvan het den naauwkeurigsten afdruk geeft van gravuren niet alleen, maar er zelfs gelijktijdig door aanwending van ronde platen, van onderscheidene oppervlakten een zeker aantal voortbrengt die van verschillende grootte zijn, zoodat men met dezelfde machinen en van hetzelfde model eene reeks van zeer kleine tot tamelijke grootte gravuren kan verkrijgen. Verder zien wij daar typographische persen van de meest verschillende grootte en vormen, die van Marinoni werkt met verwonderlijke snelheid en is bestemd voor het drukken der groote dagbladen, wier aanzienlijke, soms fabelachtige oplagen in weinige uren moeten zijn afgedrukt. De kleine machine, die wij wat verder ontmoeten en welke onze belangstelling trekt, wordt gebruikt tot het stempelen van spoorwegkaartjes en verder tot het drukken en nummeren van visite- en andere kaartjes; te gelijk snijdt zij de bladen, waarop een aantal exemplaren tegelijk gedrukt wordt, tot kaarten van de begeerde grootte.
Nu volgt het materiëel der schei- en artsenijmengkunde en daarop de machine ten dienste der vervaardiging van chocolade; wij zien hier achtereenvolgens de werktuigen, die de cacao mengen, malen en fijn stampen, verder die de chocolade weeken en ze de verschillende vormen geven, ook kan men ze zien wegen en in papieren wikkelen.